Overwegingen
1. Eiser stelt te zijn geboren op [geboortedatum] en de Guinese nationaliteit te bezitten.
2. Op 16 januari 2017 heeft eiser zijn eerste asielaanvraag in Nederland ingediend. Bij besluit van 23 maart 2017 heeft verweerder de aanvraag niet in behandeling genomen op de grond dat Italië verantwoordelijk is voor de behandeling daarvan. Bij uitspraak van 14 april 2020heeft deze rechtbank, zittingsplaats Rotterdam, het daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Bij uitspraak van 22 juni 2017heeft de Afdeling het hoger beroep kennelijk ongegrond verklaard. Daarmee staat het besluit van 23 maart 2017 in rechte vast.
3. Op 3 maart 2019 heeft eiser een tweede asielaanvraag ingediend. Deze aanvraag is inhoudelijk behandeld. Eiser heeft daaraan het volgende ten grondslag gelegd. Eiser maakte deel uit van een groep die in 2007 is betaald door een oppositiepartij om te demonstreren tegen de regering. Tijdens de demonstratie heeft een lid van eisers groep een steen gegooid naar een politieagent, die als gevolg daarvan is overleden. Eiser is gevlucht naar zijn tante in Siguiri, bij wie hij tot 2011 heeft verbleven. Toen eiser erachter kwam dat de politie wist waar hij verbleef en op zoek naar hem was vanwege het overlijden van de politieagent, is hij gevlucht. Daarnaast vreest eiser voor de familieleden van de overleden politieagent, omdat zij wraak willen nemen op eiser.
4. Verweerder heeft bij het bestreden besluit de aanvraag van eiser afgewezen als ongegrond op grond van artikel 31, eerste lid, van de Vw.Verweerder acht de gestelde nationaliteit en herkomst geloofwaardig. De gestelde identiteit acht verweerder niet geloofwaardig, omdat eiser in Italië en Duitsland met verschillende namen en geboortedata geregistreerd staat en tijdens de gehoren wisselende verklaringen heeft afgelegd over zijn geboorteplaats. Verweerder heeft verder niet geloofwaardig geacht dat eiser wordt gezocht door de autoriteiten van Guinee omdat zij hem schuldig achten aan de dood van de politieagent. Ook heeft verweerder niet geloofwaardig geacht dat eiser gezocht wordt door familieleden van de overleden politieagent. Verweerder heeft daartoe overwogen dat de verklaringen van eiser hierover gebaseerd zijn op veronderstellingen en wisselend en vaag zijn.
5. Op wat eiser daartegen aanvoert, wordt hierna ingegaan.
De rechtbank oordeelt als volgt.
6. Verweerder heeft zich niet ten onrechte op het standpunt gesteld dat eiser de door hem gestelde identiteit niet aannemelijk heeft gemaakt. Daartoe is het volgende van belang.
7. Verweerder is, gelet op het interstatelijk vertrouwensbeginsel, in beginsel terecht ervan uitgegaan dat de registratie van namen en geboortedata in Italië en Duitsland zorgvuldig heeft plaatsgevonden. Het is aan eiser om aannemelijk te maken dat de registraties in Italië en Duitsland onjuist zijn. Daarin is eiser niet geslaagd. De enkele stelling dat in Nederland ook wel eens fouten worden gemaakt bij de registraties van vreemdelingen, is daartoe onvoldoende. Verweerder heeft daarom niet, zoals eiser heeft betoogd, hoeven controleren of er tijdens de procedures in Italië en Duitsland correcties zijn gemaakt ten aanzien van de identiteit van eiser.
8. Verweerder heeft verder terecht tegengeworpen dat eiser wisselend heeft verklaard over zijn geboorteplaats. Zo heeft eiser bij het indienen van zowel zijn eerste als zijn tweede asielaanvraag verklaard te zijn geboren in Conakry. In het aanmeldgehoor heeft echter verklaard te zijn geboren in Kissidougou en te zijn verhuisd naar Conakry toen hij zeven jaar oud was.Verweerder heeft er terecht op gewezen dat deze verklaring niet is gecorrigeerd bij de correcties en aanvullingen op het rapport van het aanmeldgehoor en dat eiser ook geen verklaring heeft gegeven voor deze wisselende verklaringen.
Gezocht worden door de autoriteiten
9. Verweerder heeft niet ten onrechte ongeloofwaardig bevonden dat eiser wordt
gezocht door de Guinese autoriteiten omdat zij hem schuldig achten aan de dood van de politieagent. Daarbij heeft verweerder niet ten onrechte tegengeworpen dat eiser niet preciezer heeft kunnen verklaren over wanneer de demonstratie heeft plaatsgevonden dan hij heeft gedaan. Hoewel eiser 11 jaar oud was ten tijde van de demonstratie, heeft verweerder de verklaring dat de demonstratie in het droge seizoen heeft plaatsgevonden onvoldoende precies kunnen achten gelet op de zeer grote impact die de demonstratie op het leven van eiser heeft gehad. Dat eiser in zijn zienswijze heeft verklaard dat hij zijn tante heeft gecontacteerd en dat zij heeft gezegd dat de demonstratie in februari heeft plaatsgevonden, heeft verweerder ook onvoldoende kunnen achten. Verweerder heeft immers een verklaring van eiser zelf mogen verlangen. Daarnaast heeft verweerder niet ten onrechte tegengeworpen dat eiser de naam van de oppositiegroep die hem heeft betaald om te demonstreren niet weet. De stelling dat eiser destijds niet politiek bewust was, leidt niet tot een ander oordeel. In het bestreden besluit heeft verweerder daarover terecht overwogen dat van eiser mag worden verwacht dat hij dergelijke elementaire gegevens kan verstrekken. Verder heeft verweerder terecht tegengeworpen dat eiser wisselend heeft verklaard over zijn verblijfplaats na de demonstratie. Tijdens het aanmeldgehoor heeft eiser verklaard dat hij in 2010 uit Conakry is vertrokken, terwijl hij tijdens het nader gehoor heeft verklaard dat hij na het incident in 2007 is vertrokken.Eiser heeft in de correcties en aanvullingen op het rapport van het aanmeldgehoor zijn verklaring over het vertrek in 2010 gecorrigeerd naar 2007. Uit paragraaf 3.2.1.1 van Werkinstructie 2014/10 volgt dat het mogelijk is om in de correcties en aanvullingen terug te komen op eerder afgelegde verklaringen, mits er afdoende wordt verklaard waarom het rapport van gehoor niet klopt. Eiser heeft een dergelijke afdoende verklaring niet gegeven. Verweerder heeft eiser daarom terecht niet gevolgd in deze correctie. Tot slot heeft verweerder niet ten onrechte tegengeworpen dat eiser vage verklaringen heeft afgelegd over de wijze waarop hij geïdentificeerd en getraceerd zou zijn door de autoriteiten, nu de verklaringen van eiser hierover zijn gebaseerd op informatie van derden en zijn eigen veronderstellingen. Ook heeft verweerder in dit kader kunnen betrekken dat eiser nog jaren in Guinee heeft kunnen verblijven zonder problemen te ondervinden met de autoriteiten of anderen.
10. Het bestreden besluit is echter ondeugdelijk gemotiveerd ten aanzien van de door eiser na het aanmeldgehoor overgelegde kopie van een oproep van de
Gendarmerie Nationale. Verweerder heeft in het bestreden besluit ten onrechte dit document zonder inhoudelijke beoordeling terzijde geschoven door slechts te constateren dat het document een kopie betreft dat niet op echtheid kan worden onderzocht zodat daarmee de door eiser gestelde problemen niet aannemelijk kunnen worden gemaakt. Verweerder heeft ter zitting alsnog gemotiveerd gereageerd op het document, door zich op het standpunt te stellen dat uit de oproep niet blijkt dat eiser wordt gezocht in verband met de demonstratie en dat de oproep dateert van vijf jaar na de demonstratie. De rechtbank volgt dat standpunt. Eiser heeft ook ter zitting niet kunnen uitleggen hoe de oproeping en de demonstratie met elkaar in verband te brengen zijn. Verweerder heeft zich hiermee alsnog voldoende gemotiveerd op het standpunt gesteld dat de overgelegde oproep het relaas van eiser niet onderbouwt. De rechtbank ziet daarom aanleiding om dit gebrek met toepassing van artikel 6:22 van de Awbte passeren. Niet is gebleken dat eiser hierdoor is benadeeld.
Problemen met familieleden
11. Nu verweerder niet ten onrechte ongeloofwaardig heeft bevonden dat eiser gezocht wordt door de Guinese autoriteiten in verband met de dood van de politieagent, heeft verweerder ook niet ten onrechte ongeloofwaardig bevonden dat eiser gezocht wordt door familieleden van de overleden politieagent. Ook heeft verweerder niet ten onrechte tegengeworpen dat eiser louter vage en niet-controleerbare verklaringen heeft afgelegd over de wijze waarop deze familieleden op het spoor van eiser konden komen.
12. Het beroep is ongegrond.
13. Omdat eiser terecht heeft gesteld dat sprake is van een motiveringsgebrek (zie hiervoor onder rechtsoverweging 10), ziet de rechtbank aanleiding tot veroordeling van verweerder in de door eiser gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1.068 (1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting met een waarde per punt van € 534 en een wegingsfactor 1).