ECLI:NL:RBDHA:2021:8729

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
2 augustus 2021
Publicatiedatum
9 augustus 2021
Zaaknummer
AWB - 19 _ 7963
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering omgevingsvergunning voor bouwkundig splitsen van een woning in Den Haag

In deze zaak heeft eiseres, Premium Huis Lab B.V., op 25 maart 2019 een omgevingsvergunning aangevraagd voor het bouwkundig splitsen van een woning aan de [kade] [huisnummer] tot drie woningen. De aanvraag betreft de activiteit bouwen zoals bedoeld in de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo). Het college van burgemeester en wethouders van Den Haag heeft de aanvraag op 21 mei 2019 afgewezen, omdat eiseres niet aannemelijk heeft gemaakt dat het bouwplan voldoet aan de eisen van het Bouwbesluit 2012, met name de normen voor luchtverversing en energiezuinigheid. Eiseres heeft in bezwaar en beroep aangevoerd dat de termijn voor het indienen van aanvullende stukken onredelijk kort was en dat zij voldoende informatie had ingediend om aan de eisen te voldoen.

De rechtbank heeft geoordeeld dat eiseres voldoende gelegenheid heeft gekregen om de benodigde gegevens aan te leveren en dat de termijn die haar was geboden niet onredelijk kort was. De rechtbank heeft vastgesteld dat de detailtekening van de ventilatieroosters niet tijdig was ingediend en dat de berekening van de Rc-waarde voor de dakisolatie niet voldeed aan de vereisten. Eiseres heeft ter zitting erkend dat de in bezwaar ingebrachte berekening onjuist was. De rechtbank concludeert dat verweerder in redelijkheid de aanvraag heeft kunnen afwijzen, omdat niet aannemelijk was dat voldaan werd aan de eisen van het Bouwbesluit 2012. Het beroep van eiseres is ongegrond verklaard.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 19/7963
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 2 augustus 2021 in de zaak tussen
Premium Huis Lab B.V., te Den Haag, eiseres
(gemachtigde: mr. G.G. Kranendonk),
en
het college van burgemeester en wethouders van Den Haag, verweerder
(gemachtigde: mr. S.J.C. Hocks).
Procesverloop
Bij besluit van 21 mei 2019 (het primaire besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiseres om een omgevingsvergunning afgewezen.
Bij besluit van 11 november 2019 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingediend.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Bij brief van 22 februari 2021 heeft de rechtbank nadere vragen aan eiseres gesteld.
Bij brief van 22 maart 2021 heeft eiseres een reactie ingebracht.
Bij brief van 2 juni 2021 heeft verweerder een reactie ingebracht.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 28 juni 2021. Namens eiseres is verschenen [A] , bijgestaan door haar gemachtigde en vergezeld van D. van Dusseldorp, architect. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde, vergezeld van T. Dimitrov, bouwfysicus.
Overwegingen
1. De rechtbank gaat bij de beoordeling uit van de volgende feiten en omstandigheden.
2. Eiseres heeft op 25 maart 2019 een omgevingsvergunning aangevraagd voor het bouwkundig splitsen van de woning aan de [kade] [huisnummer] tot drie woningen. De aanvraag heeft betrekking op de activiteit bouwen als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, aanhef en onder a, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo). Bij het primaire besluit heeft verweerder de aanvraag van eiseres afgewezen, omdat zij niet aannemelijk heeft gemaakt dat het bouwplan voldoet aan de eisen van het Bouwbesluit 2012. Volgens verweerder is niet aannemelijk dat het bouwplan voldoet aan de normen van afdeling 3.6 (luchtverversing) en afdeling 5.1 (energiezuinigheid) van het Bouwbesluit 2012.
3. Bij het bestreden besluit heeft verweerder het primaire besluit gehandhaafd. Verweerder heeft zich hierbij gebaseerd op het advies van de Adviescommissie bezwaarschriften (de Commissie) van 12 november 2019.
4. Eiseres stelt in beroep allereerst dat zij zowel in de primaire fase als in bezwaar een onredelijk korte termijn kreeg voor het indienen van de door verweerder gevraagde stukken. Eiseres kreeg in de primaire fase zes dagen de tijd, waarvan vier werkdagen, om de benodigde stukken aan te leveren. Gelet op de technische gegevens die moesten worden aangevuld en het feit dat eiseres hiervoor afhankelijk was van haar toenmalige architect, was deze termijn volgens eiseres onredelijk kort. Na de hoorzitting in bezwaar op 22 oktober 2019 heeft eiseres drie dagen de tijd gekregen om alsnog de benodigde stukken in te dienen. Ter zitting heeft eiseres zich op het standpunt gesteld dat ook deze termijn onredelijk kort was.
5. Eiseres is het verder niet eens met het bestreden besluit. Eiseres heeft in beroep informatie over de dakisolatie en de ventilatie ingediend. Op basis van deze stukken is het volgens eiseres voldoende aannemelijk dat is voldaan aan de eisen voor luchtverversing en energiezuinigheid van het Bouwbesluit 2012. Eiseres heeft verder aangevoerd dat het bouwplan bij de aanvraag geen 100% zekerheid hoeft te verschaffen ten aanzien van de conformiteit met het Bouwbesluit 2012. Eiseres verwijst in dit verband naar de omgevingsvergunning voor de woning aan de Archimedesstraat 105 te Den Haag. In dat geval werd een vergunning verleend onder de voorwaarde dat er nog aanvullende stukken voor wat betreft de energiezuinigheid werden aangeleverd.

6.De rechtbank komt tot de volgende beoordeling.

6.1.
Verweerder heeft zich op het standpunt gesteld dat eiseres geen belanghebbende is, omdat niet eiseres, maar [A] ( [A] ) de omgevingsvergunning heeft aangevraagd en bezwaar heeft gemaakt tegen het primaire besluit. Eiseres heeft daar tegen ingebracht dat [A] in haar hoedanigheid van bestuurder van eiseres de aanvraag heeft ingediend.
6.2.
De rechtbank overweegt dat verweerder in het verweerschrift heeft vermeld dat hij in de primaire fase van deze procedure e-mailberichten heeft verstuurd naar het e-mailadres van eiseres. Dat verweerder e-mailberichten heeft verzonden naar het adres van eiseres onderschrijft het betoog van eiseres dat [A] de aanvraag namens eiseres heeft ingediend. Daar komt bij dat in het advies van de Commissie van 12 november 2019 is vermeld dat het bezwaarschrift is ingediend door [A] namens eiseres. De rechtbank houdt het er daarom voor dat de aanvraag en het bezwaar door [A] namens eiseres zijn ingediend. De rechtbank merkt eiseres daarom aan als belanghebbende; haar beroep is ontvankelijk.
6.3.
Eiseres heeft betoogd dat zij door verweerder op 8 mei 2019 in de gelegenheid is gesteld de aanvraag uiterlijk op 16 mei 2019 aan te vullen met de benodigde gegevens. Verweerder heeft in beroep een e-mailbericht van 7 april 2019 ingebracht, waaruit volgens hem blijkt dat eiseres reeds met deze e-mail was verzocht de benodigde gegevens uiterlijk op 16 mei 2019 in te brengen. Eiseres stelt deze e-mail niet te hebben ontvangen.
6.4.
De rechtbank stelt voorop dat in deze procedure het bestreden besluit centraal staat. De vraag die dus moet worden beantwoord is of verweerder ten tijde van het besluit op bezwaar voldoende gelegenheid heeft geboden aan eiseres om de benodigde gegevens aan te leveren. Naar het oordeel van de rechtbank is dat het geval. Ter toelichting dient het volgende.
6.5.
Niet in geschil is dat op 25 oktober 2019 niet de vereiste detailtekening van de ventilatieroosters was overgelegd. Doordat deze detailtekening ontbreekt, zo heeft verweerder ter zitting onweersproken toegelicht, is niet duidelijk hoe het ventilatierooster in de constructie wordt aangebracht. Daarmee ontbreekt informatie ten aanzien van de luchttoevoer en of het ventilatierooster naar behoren kan functioneren. Van de zijde van eiseres is dit op de zitting beaamd. Op 25 oktober 2019 was er dus onvoldoende door eiseres naar verweerder gestuurd ten aanzien van de luchtverversing.
6.6.
Op de zitting is helder geworden dat de vereiste detailtekening wel op 7 november 2019 naar verweerder is verzonden, maar dat deze niet bij de beoordeling in bezwaar is betrokken. Eiseres heeft betoogd dat verweerder dit wel had moeten doen en dat de termijn die verweerder eiseres heeft gegund om nadere stukken in te leveren onredelijk kort was. De rechtbank volgt eiseres hierin niet. Eiseres kreeg op de hoorzitting in bezwaar van 22 oktober 2019 tot en met 25 oktober 2019 de tijd om nadere stukken in te dienen. Eiseres heeft toen niet te kennen gegeven dat deze termijn te kort was en heeft niet om uitstel verzocht. Van eiseres mocht dit wel worden verwacht. Daarbij neemt de rechtbank in aanmerking dat al in het advies van het team Bouwfysica van 16 oktober 2019 was vermeld dat een detailtekening van de ventilatieroosters benodigd was. Eiseres was dus al eerder dan 22 oktober 2019 ervan op de hoogte dat zij deze detailtekening nog moest overleggen. Gelet op deze omstandigheden is de rechtbank van oordeel dat de termijn die eiseres is geboden om aanvullende stukken in te dienen niet onredelijk kort was. De detailtekening is daarmee buiten de termijn ingediend en verweerder heeft deze tekening niet bij zijn beoordeling hoeven betrekken.
6.7.
Ten aanzien van de energiezuinigheid geldt het volgende. Op grond van artikel 5.3, derde lid, van het Bouwbesluit 2012, zoals deze bepaling luidde ten tijde van de aanvraag, in samenhang gelezen met tabel 5.1, geldt voor horizontale of schuine scheidingsconstructies een minimale warmteweerstand van 6,0 m2K/W (de Rc-waarde).
6.8.
Verweerder heeft zich op het standpunt gesteld dat uit de ingediende stukken onvoldoende blijkt dat de dakisolatie voldoet aan de vereiste Rc-waarde. Verweerder heeft er in dat verband op gewezen dat het houtpercentage van het dak, waarvan wordt uitgegaan in de berekening van de Rc-waarde door eiseres, te laag is; dit valt – aldus verweerder – op te maken uit de hoeveelheid en dikte van de balken in het dak. Aangezien het houtpercentage hoger is, valt de Rc-waarde lager uit. Verder moet volgens verweerder rekening worden gehouden met het dakafschot. De dikte van het dak neemt vanwege het afschot af; dit is voor de isolatie een relevant gegeven dat moet worden betrokken bij de berekening van de Rc-waarde.
6.9.
Van de zijde van eiseres is ter zitting erkend dat de in bezwaar ingebrachte berekening van de Rc-waarde onjuist is. Eiseres heeft naar voren gebracht dat met de op 7 november 2019 ingebrachte berekening wordt uitgegaan van een schuin dak waarbij zowel afschot als het houtpercentage geen rol meer spelen.
6.10.
Ten aanzien van deze op 7 november 2019 ingediende berekening overweegt de rechtbank allereerst dat deze na de door verweerder gegeven termijn (die liep tot en met 25 oktober 2019) is ingediend. Verweerder heeft deze berekening, zoals ook volgt uit wat hiervoor al is overwogen, dus niet bij zijn beoordeling hoeven betrekken. Daar komt bij dat de berekening niet overeenkomt met hetgeen is aangevraagd. In de stukken die eiseres in het kader van haar aanvraag op 25 oktober 2019 heeft ingediend, is geïndiceerd dat er sprake is van afschotisolatie (“10 mm per m1”). Verweerder heeft zich daarmee op basis van het bouwplan en de binnen de termijn ingediende stukken naar het oordeel van de rechtbank in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat niet aannemelijk was dat aan de eisen van het Bouwbesluit 2012 voor wat betreft de energiezuinigheid wordt voldaan. Voor zover eiseres ter zitting heeft gesteld dat de dakisolatie met de voor de dakopbouw verleende omgevingsvergunning reeds is goedgekeurd door verweerder, leidt dit niet tot een ander oordeel. Verweerder heeft de aanvraag waar het in deze procedure om gaat terecht beoordeeld zoals deze is ingediend.
6.11.
Eiseres heeft ter zitting nog betoogd dat zij slechts aannemelijk hoeft te maken dat het bouwplan voor wat betreft de constructieve veiligheid aan het Bouwbesluit 2012 voldoet en dat de benodigde stukken vóór aanvang van de bouwwerkzaamheden ingebracht hadden kunnen worden. Eiseres betoogt dus – kort gezegd – dat verweerder te hoge eisen stelt aan het bouwplan en dat verweerder de vergunning op basis van wat is overgelegd moest verlenen.
6.12.
De rechtbank overweegt dat artikel 2.10, eerste lid, onder a, van de Wabo inderdaad niet met zich meebrengt dat verweerder met zekerheid moet vaststellen dat het bouwplan aan het Bouwbesluit 2012 voldoet. Dat neemt echter niet weg dat verweerder zich in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat met de aanvraag niet aannemelijk is geworden dat is voldaan aan de eisen van het Bouwbesluit 2012. Zoals volgt uit wat hiervoor is overwogen, blijkt uit wat eiseres binnen de gestelde termijnen heeft ingediend onvoldoende dat is voldaan aan de voorschriften inzake ventilatie en energiezuinigheid. Het bouwplan van eiseres kan met andere woorden de aannemelijkheidstoets niet doorstaan. Het feit dat voor het bouwplan van de woning aan de Archimedesstraat ten aanzien van de energiezuinigheid een voorschrift aan de omgevingsvergunning is verbonden, maakt dit niet anders.
7.Het voorgaande leidt tot de conclusie dat verweerder de aanvraag van eiseres in redelijkheid heeft kunnen afwijzen.

8.Het beroep is ongegrond.

9.Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S. Pereth, rechter, in aanwezigheid van mr. J.P.G. van Egeraat, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 2 augustus 2021.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening.