ECLI:NL:RBDHA:2021:8731

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
26 juli 2021
Publicatiedatum
9 augustus 2021
Zaaknummer
AWB - 21 _ 4177
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek voorlopige voorziening in bestuursrechtelijke zaak betreffende omgevingsvergunning en handhaving

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 26 juli 2021 uitspraak gedaan op een verzoek om een voorlopige voorziening in het kader van een bestuursrechtelijke procedure. Verzoekster had beroep ingesteld tegen een bestreden besluit van het college van burgemeester en wethouders van Pijnacker-Nootdorp, waarin onder andere een omgevingsvergunning was verleend voor het bouwen van een paardenstal. Verzoekster verzocht de voorzieningenrechter om een voorlopige voorziening, omdat zij meende dat er sprake was van een spoedeisend belang.

De voorzieningenrechter heeft het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen. Hij oordeelde dat er geen spoedeisend belang aanwezig was. De voorzieningenrechter overwoog dat de paardenstal al geruime tijd in gebruik was en dat de gestelde overlast al langere tijd bestond. Er was geen acute noodsituatie die het treffen van een voorlopige voorziening rechtvaardigde. Bovendien was het niet aannemelijk dat de aanwezigheid van twee of drie paarden een zodanige overlast veroorzaakte dat het noodzakelijk was om de beslissing op het beroep in hoofdzaak niet af te wachten.

De uitspraak werd gedaan in aanwezigheid van de griffier en is openbaar uitgesproken. Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open. De voorzieningenrechter concludeerde dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 21/4177
proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de voorzieningenrechter van 26 juli 2021 op het verzoek om voorlopige voorziening in de zaak tussen

[verzoekster] , te [woonplaats] , verzoekster

(gemachtigde: mr. F.Y. Gans),
en

het college van burgemeester en wethouders van Pijnacker-Nootdorp, verweerder(gemachtigde: mr. A. van Leeuwen).

Als derde-partij hebben aan het geding deelgenomen:
[derde-partij 1] en [derde-partij 2]
(gemachtigde: mr. J. Geelhoed).

Procesverloop

In het besluit van 13 oktober 2020 (primair besluit I) heeft verweerder het verzoek om handhaving van verzoekster ingewilligd.
In het besluit van 22 oktober 2020 (primair besluit II) heeft verweerder aan de derde-partij een last onder dwangsom opgelegd, met een begunstigingstermijn van zes maanden.
In het besluit van 23 november 2020 (primair besluit III) heeft verweerder een omgevingsvergunning aan de derde-partij (hierna: vergunninghouders) verleend ter legalisering van het bouwen van een paardenstal en het handelen in strijd met regels van ruimtelijke ordening.
In het besluit van 15 april 2021 (bestreden besluit) heeft verweerder de bezwaren tegen primair besluit I ongegrond verklaard. Verweerder heeft de bezwaren tegen primair besluit II gegrond verklaard, primair besluit II herroepen en gewijzigd in die zin dat de last voor het verwijderen van het toegangshek komt te vervallen en dat de last ten aanzien van de paarden is gewijzigd in die zin dat het gebruik van de stal uitsluitend is toegestaan voor het hobbymatig stallen van twee paarden. Verweerder heeft de begunstigingstermijn verlengd tot zes weken na verzending van het bestreden besluit. Verweerder heeft het bezwaar van vergunninghouders tegen primair besluit III gegrond verklaard en afgezien van het heffen van leges.
Verzoekster heeft beroep ingesteld tegen het bestreden besluit. Zij heeft de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek op 26 juli 2021 op zitting behandeld. Verzoekster is verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde. Verweerder is niet verschenen. [derde-partij 2] is verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde.
Na afloop van de zitting heeft de voorzieningenrechter onmiddellijk uitspraak gedaan.

Beslissing

De voorzieningenrechter wijst het verzoek om een voorlopige voorziening af.

Overwegingen

1. De voorzieningenrechter geeft hiervoor de volgende motivering.
2. Voor het treffen van een voorlopige voorziening is slechts plaats indien twijfel bestaat aan de rechtmatigheid van het bestreden besluit en een zwaarwegend spoedeisend belang maakt dat het voor verzoekster onevenredig bezwaarlijk zou zijn de beslissing op het beroep in hoofdzaak te moeten afwachten. Gelet hierop dient de voorzieningenrechter derhalve eerst de vraag te beantwoorden of er in het onderhavige geval sprake is van een spoedeisend belang dat vereist dat een voorlopige voorziening wordt getroffen. Indien immers een spoedeisend belang ontbreekt, komt een verzoek om een voorlopige voorziening niet voor inwilliging in aanmerking.
3. In wat door verzoekster is aangevoerd, acht de voorzieningenrechter geen spoedeisend belang aanwezig. Het is de voorzieningenrechter niet gebleken dat sprake is van een acute noodsituatie die op dit moment het treffen van een voorlopige voorziening kan rechtvaardigen. Daarbij neemt de voorzieningenrechter in aanmerking dat de paardenstal er al enige jaren staat en in gebruik is. Ook de gestelde overlast doet zich kennelijk al geruime tijd voor. Niet gebleken is dat hierin een relevante wijziging is opgetreden. Nu het gaat om slechts twee of drie paarden is bovendien niet aannemelijk dat deze een dermate ernstige overlast veroorzaken dat de beroepsprocedure niet kan worden afgewacht. Dit betekent dat een spoedeisend belang tot het treffen van een voorlopige voorziening ontbreekt.
4. Nu er geen sprake is van onverwijlde spoed die, gelet op de betrokken belangen, het treffen van een voorlopige voorziening vereist, dient het verzoek om een voorlopige voorziening te worden afgewezen.
5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Deze uitspraak is gedaan door mr. D.A.J. Overdijk, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. J.P.G. van Egeraat, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 26 juli 2021.
griffier
voorzieningenrechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.