Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
[verzoekster] , te [woonplaats] , verzoekster
het college van burgemeester en wethouders van Pijnacker-Nootdorp, verweerder(gemachtigde: mr. A. van Leeuwen).
[derde-partij 1] en [derde-partij 2]
Rechtbank Den Haag
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 26 juli 2021 uitspraak gedaan op een verzoek om een voorlopige voorziening in het kader van een bestuursrechtelijke procedure. Verzoekster had beroep ingesteld tegen een bestreden besluit van het college van burgemeester en wethouders van Pijnacker-Nootdorp, waarin onder andere een omgevingsvergunning was verleend voor het bouwen van een paardenstal. Verzoekster verzocht de voorzieningenrechter om een voorlopige voorziening, omdat zij meende dat er sprake was van een spoedeisend belang.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen. Hij oordeelde dat er geen spoedeisend belang aanwezig was. De voorzieningenrechter overwoog dat de paardenstal al geruime tijd in gebruik was en dat de gestelde overlast al langere tijd bestond. Er was geen acute noodsituatie die het treffen van een voorlopige voorziening rechtvaardigde. Bovendien was het niet aannemelijk dat de aanwezigheid van twee of drie paarden een zodanige overlast veroorzaakte dat het noodzakelijk was om de beslissing op het beroep in hoofdzaak niet af te wachten.
De uitspraak werd gedaan in aanwezigheid van de griffier en is openbaar uitgesproken. Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open. De voorzieningenrechter concludeerde dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling.