ECLI:NL:RBDHA:2021:8776

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
30 juli 2021
Publicatiedatum
10 augustus 2021
Zaaknummer
C/09/612726 / FA RK 21-3613
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beschikking inzake gezamenlijke toegang ouders en verdeling van zorg- en opvoedingstaken

In deze zaak hebben de man en de vrouw, die een affectieve relatie hebben gehad en samen drie minderjarige kinderen hebben, de rechtbank benaderd met een verzoek tot vaststelling van de hoofdverblijfplaats van de kinderen, de verdeling van zorg- en opvoedingstaken, en kinderalimentatie. De rechtbank heeft op 30 juli 2021 een beschikking gegeven naar aanleiding van een deelnameformulier dat op 31 mei 2021 was ingediend. Tijdens de zitting zijn de partijen, bijgestaan door hun advocaten, en een vertegenwoordiger van de Raad voor de Kinderbescherming verschenen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de ouders overeenstemming hebben bereikt over de hoofdverblijfplaats van de kinderen bij de vrouw en de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken. De man zal vanaf 1 augustus 2021 een kinderalimentatie van € 100 per kind per maand betalen, met een eerste indexering vanaf 1 januari 2022. De rechtbank heeft ook de verdeling van de inboedelgoederen vastgesteld, waarbij de vrouw het tweepersoonsbed, de droger en de bank krijgt, terwijl de man de kledingkast en de koelkast toegewezen krijgt. De rechtbank heeft de beschikking uitvoerbaar bij voorraad verklaard en het meer of anders verzochte afgewezen.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG
Enkelvoudige Kamer
Rekestnummer: FA RK 21-3613
Zaaknummer: C/09/612726
Datum beschikking: 30 juli 2021

Procedure gezamenlijke toegang ouders

Beschikking op het op 31 mei 2021 ingekomen deelnameformulier van:

[Y] ,

de man,
wonende te [woonplaats] ,
advocaat: mr. L.J.W. Govers te Zoetermeer.
en

[X] ,

de vrouw,
wonende te [woonplaats] ,
advocaat mr. J.B. Peters te Zoetermeer.

Procedure

De man en de vrouw hebben zich tot de rechtbank gewend door het indienen van een door hen beiden ingevuld en ondertekend deelnameformulier ‘pilot procedure gezamenlijke toegang ouders’, met bijlagen. Ter zake het verzoek met betrekking tot de verdeling van de eenvoudige gemeenschap(pen) hebben de man en de vrouw zich samen tot de rechter gewend in de zin van artikel 96 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv). De (kinder)rechter treedt voor de behandeling en beoordeling van dit verzoek op als kantonrechter. De man en de vrouw hebben ermee ingestemd dat de procedure wordt gevoerd volgens de ‘procesregels gezamenlijke toegang ouders’.
De rechtbank heeft kennisgenomen van:
- voornoemd deelnameformulier, met bijlagen;
- het F9-formulier van 7 juli 2021, met bijlage, van de zijde van de vrouw;
- het e-mailbericht van 14 juli 2021 van de zijde van de vrouw, mede namens de man.
De minderjarige [naam minderjarige] heeft telefonisch haar mening kenbaar gemaakt.
Op 9 juli 2021 is de zaak ter zitting van deze rechtbank behandeld. Hierbij zijn verschenen: de man, bijgestaan door zijn advocaat, de vrouw, bijgestaan door haar advocaat, alsmede mevrouw [naam medewerkster RvdK] namens de Raad voor de Kinderbescherming.
Na genoemde zitting hebben partijen getracht in onderling overleg tot overeenstemming te komen. Het overleg heeft geleid tot gedeeltelijke overeenstemming.
Op 15 juli 2021 is de behandeling van de zaak ter videozitting voortgezet. Hierbij zijn digitaal verschenen: de man, bijgestaan door zijn advocaat, alsmede de vrouw, bijgestaan door haar advocaat.

Feiten

- De man en de vrouw hebben een affectieve relatie met elkaar gehad. Zij hebben op 30 maart 2007 te [gemeente] , een samenlevingsovereenkomst gesloten.
- Zij zijn de ouders van de volgende nu nog minderjarige kinderen:
  • [naam minderjarige] , geboren op [geboortedatum 1] 2009 te [geboorteplaats] ,
  • [naam minderjarige 2] , geboren op [geboortedatum 2] te [geboorteplaats] ,
  • [naam minderjarige 3] , geboren op [geboortedatum 3] 2014 te [geboorteplaats] .
- De ouders oefenen het gezamenlijk gezag over de kinderen uit.
- De kinderen verblijven op dit moment bij de vrouw.

Verzoek

De ouders zijn het eens over de volgende onderwerpen en verzoeken het volgende:
- vaststelling van de hoofdverblijfplaats van de kinderen bij de vrouw;
- vaststelling van de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken over de kinderen, in die zin dat:
 de kinderen op reguliere basis bij de man verblijven van dinsdag uit school in de oneven weken tot de opvolgende maandag naar school;
 de regeling voor vakanties, feestdagen en overige bijzondere dagen, zoals ingediend door de vrouw, tussen partijen zal hebben te gelden, waarbij er tijdens vakanties wordt gewisseld op maandag om 09.00 uur;
- te bepalen dat de man ingaande 1 augustus 2021 aan de vrouw een kinderalimentatie ter hoogte van € 100,-- per kind per maand zal voldoen, voor het eerst te indexeren vanaf 1 januari 2022.
De man en de vrouw zijn het niet eens over de wijze van verdeling van de tussen hen bestaande eenvoudige gemeenschap.

Beoordeling

SamenleversDe man en de vrouw hebben besloten om uit elkaar te gaan. In het kader van deze procedure hebben zij verzocht om hun overeenstemming over de volgende onderwerpen vast te leggen en om de volgende geschilpunten aan de rechtbank voor te leggen.
Hoofdverblijfplaats kinderen
De ouders zijn het er over eens dat de kinderen de hoofdverblijfplaats hebben bij de vrouw. De rechtbank zal aldus beslissen.
Verdeling van de zorg- en opvoedingstaken
De ouders hebben overeenstemming bereikt over de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken.
De ouders zijn het er over eens dat de kinderen op reguliere basis bij de man verblijven van dinsdag uit school in de oneven weken tot de opvolgende maandag naar school. Ten overvloede hebben de ouders daarbij vermeld dat de kinderen in de even weken en dus ook de even weekenden bij de vrouw zijn.
Ten aanzien van de vakanties, feestdagen en bijzondere dagen zijn de ouders het erover eens dat de regeling, zoals ingediend door de vrouw, tussen partijen zal hebben te gelden, waarbij er tijdens vakanties wordt gewisseld op maandag om 09.00 uur. Volgens deze regeling zijn de kinderen bij de vrouw:
  • de voorjaarsvakantie in de even kalenderjaren;
  • de eerste week van de meivakantie in de even kalenderjaren;
  • de tweede week van de meivakantie in de oneven kalenderjaren;
  • de laatste 3 weken van de zomervakantie in de even kalenderjaren;
  • de eerste 3 weken van de zomervakantie in de oneven kalenderjaren;
  • de herfstvakantie in de oneven kalenderjaren;
  • op Moederdag;
  • de verjaardagen van de kinderen vieren ze bij de vrouw; vader mag de verjaardagen in zijn volgende weekend vieren;
  • overige feestdagen, zoals Pasen, Pinksteren en Koningsdag gaan volgens het omgangschema;
  • de kinderen zijn in de even kalenderweken en kalenderweekenden bij de vrouw;
  • verjaardagen van de vrouw vieren ze bij de vrouw;
  • verjaardagen van de man vieren ze in zijn weekend.
De rechtbank zal conform de overeenstemming beslissen, met dien verstande dat de rechtbank voor wat betreft de reguliere regeling in het dictum zal opnemen wanneer de kinderen bij de man verblijven en voor wat betreft de vakanties, feestdagen en bijzondere dagen wanneer de kinderen bij de vrouw verblijven, waarbij de rechtbank er van uitgaat dat de ouders hieruit kunnen afleiden wanneer de kinderen tijdens de vakanties, feestdagen en bijzondere dagen bij de man verblijven.
Kinderalimentatie
De ouders zijn het erover eens dat de man met ingang van 1 augustus 2021 aan de vrouw een kinderalimentatie ter hoogte van € 100,-- per kind per maand zal voldoen, voor het eerst te indexeren vanaf 1 januari 2022.
De alimentatie voornoemd is niet volledig gebaseerd op de draagkracht van de ouders, maar een middeling geweest van de uitkomsten van diverse alimentatieberekeningen. Wel is de alimentatie gebaseerd op de kosten van de kinderen anno 2021 ad € 481,-- per kind per maand.
De rechtbank zal conform de overeenstemming beslissen, met dien verstande dat de rechtbank achterwege zal laten dat de kinderalimentatie voor het eerst vanaf 1 januari 2022 geïndexeerd zal worden, nu dit reeds uit de wet volgt.
De ouders hebben in het kader van de kosten van de kinderen voorts nog de volgende afspraken gemaakt:
˗ de man zal het door hem ontvangen KGB aan de Belastingdienst terugbetalen en de beschikking waarbij dit KGB is toegekend laten intrekken, zodat de vrouw het KGB zelf kan aanvragen;
˗ het (volledige) kindgebonden budget en de (volledige) kinderbijslag vanaf 1 mei 2021 komen uitsluitend de vrouw toe voor de drie kinderen. Reeds uitgegeven kinderbijslag, conform het huishoudboekje, zal niet worden teruggevorderd.
Deze afspraak leent zich niet voor opname in het dictum. De rechtbank gaat er echter van uit dat de ouders deze afspraken zullen nakomen.
Verdeling van de eenvoudige gemeenschap
Juridisch kader
Partijen hebben op 30 maart 2007 met elkaar een samenlevingscontract gesloten. In deze overeenkomst is alleen een bepaling opgenomen over de kosten van de gemeenschappelijke huishouding en is niets opgenomen over aan wie de inboedel toebehoort.
Tussen samenwoners ontstaat niet van rechtswege een goederenrechtelijke gemeenschap. Dit betekent dat een goed eigendom wordt en blijft van degene die het heeft betaald of gefinancierd. Goederen die door partijen gezamenlijk zijn gekocht behoren aan hen beiden toe en vormen een eenvoudige gemeenschap als bedoeld in artikel 3:166 van het Burgerlijk Wetboek (BW). Als partijen gemeenschappelijk een schuld aangaan, zijn zij daarvoor in beginsel gemeenschappelijk draagplichtig.
Freo-schuld
De man en de vrouw zijn het er over eens dat de Freo-schuld door hen gezamenlijk is aangegaan en dat zij daarvoor dus in beginsel gemeenschappelijk draagplichtig zijn. Zij hebben afgesproken dat de man de Freo-schuld op zich zal nemen zonder regres op de vrouw.
De man heeft naar voren gebracht dat hij zich zal inspannen om deze schuld op zijn naam te laten zetten dan wel om deze schuld over te sluiten. De man heeft daarbij wel aangegeven dat hij daarvoor afhankelijk is van derden en dat hij daarom hiertoe niet verplicht kan worden.
De vrouw heeft naar voren gebracht dat het overnemen dan wel oversluiten van de Freo-schuld door de man onderdeel uitmaakt van een totaaldeal die met name ziet op de echtelijke woning en dat het onvoldoende is de man zijn best zal doen om de schuld over te nemen dan wel over te sluiten.
De rechtbank stelt voorop dat schulden niet voor verdeling in aanmerking komen omdat een schuld geen goed is zoals bedoeld in artikel 3:182 BW.
Feitelijk zijn de man en de vrouw overeengekomen dat – in afwijking van de wettelijke uitgangspunten – de man de Freo-schuld geheel als eigen schuld voor zijn rekening neemt zonder regres op de vrouw en dat de man zich zal inspannen om deze schuld op zijn naam te laten zetten dan wel om deze schuld over te sluiten. Nu de man hiervoor afhankelijk is van derden, kan de rechtbank de man geen verplichting opleggen, zoals de vrouw verzoekt. Op de man rust een inspanningsverplichting. De rechtbank gaat er vanuit dat de man alles in het werk zal stellen om de schuld op zijn naam te zetten dan wel over te sluiten. Partijen hebben afgesproken dat de vrouw binnen één jaar de echtelijke woning moet verlaten en dat zij op zoek moet naar nieuwe woonruimte. Haar kans op het vinden van nieuwe woonruimte wordt vergroot als de schuld niet meer op haar naam staat. De rechtbank merkt op het ook in het belang van de kinderen is dat de vrouw nieuwe woonruimte kan vinden. Daarom gaat de rechtbank ervan uit dat de man zich tot het uiterste zal inspannen en zal zorgen dat de schuld zo spoedig mogelijk niet meer op naam van de vrouw staat.
Inboedelgoederen
Zoals eerder overwogen, behoren goederen die door partijen gezamenlijk zijn gekocht aan hen gemeenschappelijk toe. Dit geldt ook voor de goederen die zij uit de Freo-schuld hebben gekocht. De inboedelgoederen die afzonderlijk door een van hen zijn gekocht of verkregen behoren niet tot de gemeenschappelijke inboedel.
Ten aanzien van de verdeling van de navolgende goederen, die tot de gemeenschap van inboedel behoren, zijn partijen niet tot overeenstemming gekomen:
het tweepersoonsbed met matras;
de kledingkast uit de ouderslaapkamer;
de droger;
de koelkast;
de bank.
De vrouw wil de hierboven genoemde inboedelgoederen hebben. Zij voert aan dat zij over een jaar opnieuw een huis moet inrichten en dat zij deze inboedelgoederen nodig heeft om een goede start te kunnen maken. De rest van de inboedel in de echtelijke woning gaat al naar de man, dus hij krijgt al voldoende volgens de vrouw.
De man heeft er geen bezwaar tegen dat het tweepersoonsbed met matras aan de vrouw wordt toebedeeld. De overige inboedelgoederen zijn gekocht uit de Freo-schuld die hij op zich zal nemen. Deze goederen moeten daarom volgens hem aan hem worden toebedeeld.
Nu de man en de vrouw geen overeenstemming hebben kunnen bereiken over de verdeling van genoemde inboedelgoederen, zal de rechtbank de verdeling van deze goederen vaststellen.
Uitgangspunt bij een eenvoudige gemeenschap is dat de aandelen van de deelgenoten gelijk zijn, tenzij uit hun rechtsverhouding anders voortvloeit (artikel 3:166 lid 2 BW). Verder kan uit de eisen van redelijkheid en billijkheid een andere verhouding van ieders aandeel voortvloeien. De rechtbank overweegt dat zij geen inzicht heeft gekregen in de verdeling van de overige inboedelgoederen. Ook is niet duidelijk geworden in hoeverre de betwiste inboedelgoederen deel uitmaken van de totaaldeal tussen de man en de vrouw. In dit licht. acht de rechtbank het redelijk om naast het tweepersoonsbed met matras tevens de droger en de bank aan de vrouw toe te delen. De rechtbank zal de koelkast en de kledingkast uit de ouderslaapkamer toedelen aan de man.
Niet tot de gemeenschap van inboedelgoederen behoren:
het kleed en de salontafels in de woonkamer, die de vrouw heeft aangeschaft;
de wasmachine, die de vrouw van haar ouders heeft gekregen.
Deze inboedelgoederen behoren aan de vrouw toe. Dit betekent dat deze inboedelgoederen geen onderdeel uitmaken van de verdeling.
Stoel [voornaam minderjarige]
De rechtbank zal de groene stoel van [voornaam minderjarige] buiten de verdeling laten. De man heeft aangegeven dat hij het er ten zeerste mee oneens is dat de vrouw deze stoel in de verdeling betrekt, omdat deze van [voornaam minderjarige] is. Tegelijkertijd heeft de man aangegeven dat hij er geen moeite mee heeft als de vrouw de stoel meeneemt. Ter zitting heeft de vrouw aangegeven dat zij wil dat de kamers van de kinderen in de echtelijke woning in takt blijven. De rechtbank gaat ervan uit dat de ouders bij hun beslissing over de stoel rekening houden met de wensen van [voornaam minderjarige] hieromtrent.
Het vorenstaande leidt er toe dat de rechtbank de verdeling als na te melden zal vaststellen.

Beslissing

De rechtbank:
*
bepaalt dat de minderjarigen:
  • [naam minderjarige] , geboren op [geboortedatum 1] 2009 te [geboorteplaats] ,
  • [naam minderjarige 2] , geboren op [geboortedatum 2] te [geboorteplaats] ,
  • [naam minderjarige 3] , geboren op [geboortedatum 3] 2014 te [geboorteplaats] ,
de hoofdverblijfplaats zullen hebben bij de vrouw;
*
bepaalt dat genoemde minderjarigen op reguliere basis bij de man zullen zijn:
- van dinsdag uit school in de oneven weken tot de opvolgende maandag naar school;
bepaalt dat genoemde minderjarigen gedurende de vakanties, feestdagen en bijzondere dagen bij de vrouw zullen zijn:
  • de voorjaarsvakantie in de even kalenderjaren;
  • de eerste week van de meivakantie in de even kalenderjaren;
  • de tweede week van de meivakantie in de oneven kalenderjaren;
  • de laatste 3 weken van de zomervakantie in de even kalenderjaren;
  • de eerste 3 weken van de zomervakantie in de oneven kalenderjaren;
  • de herfstvakantie in de oneven kalenderjaren;
  • op Moederdag;
  • de verjaardagen van de kinderen vieren ze bij de vrouw; de man mag de verjaardagen in zijn volgende weekend vieren;
  • overige feestdagen, zoals Pasen, Pinksteren en Koningsdag gaan volgens het omgangschema;
  • de kinderen zijn in de even kalenderweken en kalenderweekenden bij de vrouw;
  • verjaardagen van de vrouw vieren ze bij de vrouw;
  • verjaardagen van de man vieren ze in zijn weekend
waarbij tijdens vakanties wordt gewisseld op maandag om 09.00 uur.
*
bepaalt dat de man aan de vrouw met ingang van 1 augustus 2021 een kinderalimentatie ten behoeve van genoemde minderjarigen(bij co-ouderschap eventueel:
medeverzorgt en opvoedt) van € 100,-- per kind per maand zal betalen, telkens bij vooruitbetaling te voldoen;
*
stelt de verdeling van de inboedelgoederen die de man en de vrouw in gemeenschappelijke eigendom hebben als volgt vast:
1. aan de man worden toebedeeld:
1.1.
de kledingkast uit de ouderslaapkamer;
1.2.
de koelkast;
2. aan de vrouw worden toebedeeld:
2.1.
het tweepersoonsbed met matras;
2.2.
de droger;
2.3.
de bank;
*
verklaart de beschikking uitvoerbaar bij voorraad;
*
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mr. L. Koper, rechter, tevens kinderrechter, in samenwerking met P. Lahman als griffier, en uitgesproken ter openbare zitting van 30 juli 2021.