Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 19 januari 2021 in de zaak tussen
[eiser 1] en [eiser 2] , eisers
de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder
Procesverloop
Overwegingen
Conclusie
Rechtbank Den Haag
Op 19 januari 2021 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in de zaak tussen eisers, [eiser 1] en [eiser 2], en de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. De eisers hebben een aanvraag ingediend voor een machtiging voorlopig verblijf (mvv) om als familieleden bij hun moeder in Nederland te verblijven. De aanvraag werd afgewezen op basis van artikel 8 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM), omdat er volgens de Staatssecretaris geen sprake was van samenleven in gezinsverband. De eisers, die in Suriname wonen, stelden dat zij onder het jongvolwassenenbeleid vallen, maar de rechtbank oordeelde dat er geen meer dan gebruikelijke afhankelijkheidsrelatie bestond tussen hen en hun moeder, die sinds 4 augustus 2017 in Nederland verblijft.
De rechtbank overwoog dat de eisers niet in gezinsverband samenleven met hun moeder, aangezien zij in Suriname zijn gebleven terwijl hun moeder in Nederland woont. De rechtbank concludeerde dat de eisers niet voldeden aan de voorwaarden voor het jongvolwassenenbeleid, omdat er geen sprake was van een gezinsband die onder artikel 8 van het EVRM valt. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en oordeelde dat het bestreden besluit van de Staatssecretaris niet onrechtmatig was. De eisers werden vrijgesteld van het betalen van griffierecht vanwege betalingsonmacht.
De uitspraak werd gedaan door mr. M. Eversteijn, in aanwezigheid van griffier mr. E. de Jong, en is openbaar gemaakt op rechtspraak.nl. Tegen deze uitspraak kan binnen vier weken hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.