Uitspraak
Rechtbank den haag
[.]”,
[Gedaagde],
1.Procedure
2.Geschil
3.Beoordeling
€ 872,00 aan salaris advocaat.
Rechtbank Den Haag
In deze zaak heeft de kantonrechter te Leiden op 21 juli 2021 uitspraak gedaan in een verzetprocedure. De eiser, vertegenwoordigd door mr. R. Moszkowicz, had verzet aangetekend tegen een eerder vonnis van de kantonrechter in Leiden, dat op 15 juli 2020 was gewezen. De eiser vorderde de vernietiging van dit vonnis en verzocht om niet-ontvankelijk verklaring van de gedaagde partij, een besloten vennootschap, vertegenwoordigd door mr. Y.A. Rampersad. De gedaagde stelde echter dat de eiser niet-ontvankelijk was in zijn verzet, omdat het eerdere vonnis op tegenspraak was gewezen en de eiser aanwezig was tijdens de mondelinge behandeling. De kantonrechter oordeelde dat de eiser niet-ontvankelijk moest worden verklaard in zijn verzet, omdat hij niet bij verstek was veroordeeld. De rechter benadrukte dat de eiser in het geding was verschenen en verweer had gevoerd, waardoor er geen sprake was van verstek. De kantonrechter wees ook de verzoeken van de gedaagde om vergoeding van proceskosten af, maar veroordeelde de eiser wel in de kosten van de verzetprocedure, begroot op € 872,00. De uitspraak werd gedaan door kantonrechter mr. G.M.A. Zaltbommel-Uittenbogaard en vond plaats tijdens een openbare zitting.