ECLI:NL:RBDHA:2021:8858

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
21 juli 2021
Publicatiedatum
13 augustus 2021
Zaaknummer
9282684 \ CV EXPL 21-1880
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Verzet
Rechters
  • G.M.A. Zaltbommel-Uittenbogaard
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzet tegen vonnis van de kantonrechter in civiele procedure

In deze zaak heeft de kantonrechter te Leiden op 21 juli 2021 uitspraak gedaan in een verzetprocedure. De eiser, vertegenwoordigd door mr. R. Moszkowicz, had verzet aangetekend tegen een eerder vonnis van de kantonrechter in Leiden, dat op 15 juli 2020 was gewezen. De eiser vorderde de vernietiging van dit vonnis en verzocht om niet-ontvankelijk verklaring van de gedaagde partij, een besloten vennootschap, vertegenwoordigd door mr. Y.A. Rampersad. De gedaagde stelde echter dat de eiser niet-ontvankelijk was in zijn verzet, omdat het eerdere vonnis op tegenspraak was gewezen en de eiser aanwezig was tijdens de mondelinge behandeling. De kantonrechter oordeelde dat de eiser niet-ontvankelijk moest worden verklaard in zijn verzet, omdat hij niet bij verstek was veroordeeld. De rechter benadrukte dat de eiser in het geding was verschenen en verweer had gevoerd, waardoor er geen sprake was van verstek. De kantonrechter wees ook de verzoeken van de gedaagde om vergoeding van proceskosten af, maar veroordeelde de eiser wel in de kosten van de verzetprocedure, begroot op € 872,00. De uitspraak werd gedaan door kantonrechter mr. G.M.A. Zaltbommel-Uittenbogaard en vond plaats tijdens een openbare zitting.

Uitspraak

Rechtbank den haag

Zittingsplaats Leiden
MvD
Rolnr.: 9282684 \ CV EXPL 21-1880
Datum: 21 juli 2021
Vonnis van de kantonrechter in de zaak van:
[Eiser], zaak gedaan hebbende onder de naam “
[.]”,
wonende te [plaats] ,
eisende partij,
gemachtigde: mr. R Moszkowicz,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[Gedaagde],
gevestigd te [plaats] ,
gedaagde partij,
gemachtigde: mr. Y.A. Rampersad.
Partijen worden hierna aangeduid als “ [Eiser] ” en “ [Gedaagde] ”.

1.Procedure

1.1.
De kantonrechter heeft kennis genomen van de volgende stukken:
- de verzetdagvaarding d.d. 27 mei 2021;
- een brief van 24 juni 2021 van [Gedaagde] ;
- een brief van 24 juni 2021 van [Eiser] .

2.Geschil

2.1.
[Eiser] vordert, voor zoveel mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, het vonnis van de Kantonrechter te Leiden van 15 juli 2020, bij verstek gewezen onder rolnummer 8010316/CV EXPL19-3918, tussen partijen gewezen te vernietigen, en de vorderingen van geopposeerde alsnog niet-ontvankelijk te verklaren, althans deze af te wijzen, als ongegrond en/of onbewezen en geopposeerde te veroordelen in de proceskosten van zowel de verstekprocedure, alsmede van deze verzet procedure, een salaris voor de jurist – gevolmachtigde van [Eiser] daaronder begrepen.
2.2.
[Gedaagde] voert aan dat [Eiser] door de rechtbank bij voormeld vonnis op tegenspraak is veroordeeld, zodat verzet niet mogelijk is. [Eiser] is verschenen in de procedure en heeft verweer gevoerd, aldus [Gedaagde] . Volgens [Gedaagde] is het vonnis in kracht van gewijsde gegaan, zodat tegen het vonnis geen rechtsmiddel meer openstaat. [Gedaagde] verzoekt de kantonrechter om [Eiser] te veroordelen tot vergoeding van de volledige daadwerkelijke gemaakte proceskosten zijdens [Gedaagde] , nu [Eiser] misbruik van procesrecht maakt door volstrekt onnodig een verzetdagvaarding uit te brengen.

3.Beoordeling

3.1.
Ingevolge artikel 143 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (hierna: Rv) kan de gedaagde die bij verstek is veroordeeld, daartegen verzet doen. De kantonrechter is van oordeel dat het vonnis waartegen verzet is gedaan geen vonnis is waarbij [Eiser] bij verstek is veroordeeld. [Gedaagde] heeft [Eiser] bij dagvaarding van 27 augustus 2019 gedagvaard bij de kantonrechter. [Eiser] is op de mondelinge behandeling van 2 december 2019 verschenen. De kantonrechter heeft op 15 januari 2020 een eindvonnis gewezen.
3.2.
[Eiser] stelt dat hij geen verweer heeft gevoerd, zulks zou volgen uit het vonnis, waarin onder andere is opgenomen ‘ [Eiser] heeft geen verweer gevoerd (…)’. Verstek wordt echter verleend indien gedaagde niet in het geding verschijnt. [Eiser] was op de mondelinge behandeling aanwezig en heeft verweer gevoerd. Dat hij geen verweer heeft gevoerd tegen een specifiek onderdeel van de vorderingen, doet hier niets aan af. [Eiser] is aldus in het geding verschenen. De rechter heeft dan ook geen verstek verleend en had ook geen verstek hoeven te verlenen op grond van artikel 139 Rv. Uit het vonnis blijkt dat dit op tegenspraak is gewezen. De conclusie is daarom dat [Eiser] niet-ontvankelijk moet worden verklaard in het verzet.
3.3.
Voor een vergoeding van de werkelijke proceskosten ziet de kantonrechter geen aanleiding. In beginsel heeft een ieder recht op toegang tot de rechter. Bij het aannemen van misbruik van procesrecht past terughoudendheid.
3.4.
[Eiser] zal als de in het ongelijk gestelde partij in de kosten van het verzet worden veroordeeld. De kosten worden aan de zijde van [Gedaagde] begroot op 1 punt ad
€ 872,00 aan salaris advocaat.
Beslissing
De kantonrechter:
- verklaart [Eiser] niet-ontvankelijk in zijn verzet;
- veroordeelt Brickman in de kosten van de verzetprocedure, aan de zijde van [Gedaagde] begroot op € 872,00.
Dit vonnis is gewezen door kantonrechter mr. G.M.A. Zaltbommel-Uittenbogaard en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 21 juli 2021.