ECLI:NL:RBDHA:2021:8895
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Asielaanvraag en interstatelijk vertrouwensbeginsel in het kader van Dublinverordening
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 10 augustus 2021 uitspraak gedaan in een asielprocedure waarbij de eiser, een Marokkaanse nationaliteit hebbende persoon, een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd had aangevraagd. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft deze aanvraag niet in behandeling genomen, omdat Frankrijk verantwoordelijk werd geacht voor de behandeling van de aanvraag op basis van de Dublinverordening. Eiser heeft hiertegen beroep ingesteld.
De rechtbank heeft de zaak zonder zitting behandeld op grond van artikel 8:57 van de Algemene wet bestuursrecht. Eiser stelde dat hij in Frankrijk geen zorgvuldige procedure had gehad en vreesde voor uitzetting naar Marokko, waar hij risico liep op schending van artikel 3 van het EVRM. De rechtbank heeft overwogen dat eiser procesbelang heeft, omdat hij contact heeft gehad met zijn gemachtigde, ondanks dat hij met onbekende bestemming was vertrokken.
De rechtbank heeft vastgesteld dat verweerder zich terecht op het interstatelijk vertrouwensbeginsel kan beroepen en dat Frankrijk zijn internationale verplichtingen nakomt. Eiser heeft niet aangetoond dat zijn asielaanvraag in Frankrijk niet zorgvuldig behandeld zal worden. De rechtbank concludeert dat het zorgvuldigheidsbeginsel niet is geschonden en dat de beslissing van de staatssecretaris om de aanvraag niet in behandeling te nemen, gemotiveerd is. Het beroep van eiser is ongegrond verklaard, en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.