In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 10 augustus 2021 uitspraak gedaan in een asielprocedure waarbij eiseres, een Nigeriaanse vrouw, haar asielaanvraag had ingediend in Nederland. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid had de aanvraag niet in behandeling genomen, omdat Italië volgens de Dublinverordening verantwoordelijk was voor de behandeling van de aanvraag. Eiseres heeft hiertegen beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening. De voorzieningenrechter heeft de overdracht aan Italië geschorst totdat op het beroep was beslist.
Tijdens de zitting op 29 juli 2021 heeft de rechtbank de zaak verder behandeld. Eiseres heeft gesteld dat zij en haar dochter, die na de indiening van de asielaanvraag was geboren, in Italië niet adequaat opgevangen zouden worden. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat de staatssecretaris op basis van het interstatelijk vertrouwensbeginsel mocht aannemen dat Italië zijn internationale verplichtingen zou nakomen. Eiseres is er niet in geslaagd om aan te tonen dat er in haar geval een reëel risico op een schending van haar rechten zou zijn.
De rechtbank heeft ook overwogen dat de door eiseres overgelegde informatie over de opvang in Italië niet voldoende was om aan te nemen dat zij niet adequaat zou worden opgevangen. Bovendien heeft de rechtbank geoordeeld dat de omstandigheden van eiseres niet zodanig bijzonder waren dat de overdracht aan Italië onevenredige hardheid zou opleveren. De rechtbank heeft het beroep van eiseres ongegrond verklaard en geen proceskostenveroordeling opgelegd.