ECLI:NL:RBDHA:2021:8941

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
11 augustus 2021
Publicatiedatum
17 augustus 2021
Zaaknummer
AWB 20/3512
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • B.F.Th de Roos
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering vrijstelling leges bij verlengingsaanvraag verblijfsvergunning op humanitaire gronden

In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Den Haag, hebben eisers, twee staatloze personen, beroep ingesteld tegen een besluit van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. Dit besluit, genomen op 1 april 2020, wees het bezwaar van eisers tegen de weigering om vrijstelling van de legesverplichting voor hun verlengingsaanvraag van de verblijfsvergunning ongegrond. Eisers, die een bijstandsuitkering ontvangen en een gezin vormen met vijf minderjarige kinderen, stelden dat zij vanwege betalingsonmacht vrijgesteld moesten worden van de leges. Ze hadden eerder een aanvraag ingediend voor de verlenging van hun verblijfsvergunning, maar de staatssecretaris had hen niet tijdig vrijstelling van de leges verleend, ondanks dat zij de leges al hadden betaald.

De rechtbank heeft overwogen dat de staatssecretaris voldoende gemotiveerd heeft aangegeven waarom eisers niet voor vrijstelling van de leges in aanmerking komen. De rechtbank verwees naar artikel 3.34 van het Voorschrift Vreemdelingen 2000, waarin is bepaald dat voor een verlengingsaanvraag op humanitaire gronden een legesbedrag van € 326 verschuldigd is. De rechtbank oordeelde dat de door eisers aangevoerde omstandigheden niet zo bijzonder of knellend zijn dat de legesheffing onevenredig zou zijn in verhouding tot de doelen die met de legesheffing gediend worden. Het beroep op een eerdere uitspraak van de voorzieningenrechter werd verworpen, omdat de omstandigheden in die zaak niet vergelijkbaar waren.

Uiteindelijk verklaarde de rechtbank het beroep ongegrond en gaf aan dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd gedaan door mr. B.F.Th de Roos, in aanwezigheid van griffier mr. S.D.C.J. Verheezen, op 11 augustus 2021. Tegen deze uitspraak kan binnen vier weken hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
Zaaknummer: AWB 20/3512
v-nummers: [Nummer 1] , [Nummer 2]

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[Naam 1] , eiser,

[Naam 2], eiseres,
tezamen: eisers
(gemachtigde: mr. D.P.J. Cain)
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: R. van der Heijden)

Procesverloop

Bij besluit van 1 april 2020 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eisers
tegen de weigering om eisers vrij te stellen van de legesverplichting voor de
verlengingsaanvraag regulier voor bepaalde tijd onder de beperking ‘humanitair tijdelijk’,
ongegrond verklaard.
Eisers hebben tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Met toestemming van partijen doet de rechtbank op grond van artikel 8:57, eerste lid, van de Awb [1] uitspraak zonder zitting.

Overwegingen

1. Eisers, geboren op respectievelijk [Geb. datum 1] 1985 en [Geb. datum 2] 1987, zijn staatloos. Op 20 november 2019 hebben zij een aanvraag ingediend om verlenging van de geldigheidsduur van de verblijfsvergunning regulier bepaalde tijd.
2. Op 23 januari 2020 hebben eisers verzocht om vrijstelling van de leges. Eisers hebben de leges desondanks betaald. Bij afzonderlijke besluiten van 12 februari 2020 heeft verweerder de aanvragen om verlenging van de geldigheidsduur van de verblijfsvergunning ingewilligd. Eisers hebben hiertegen bezwaar gemaakt, omdat verweerder niet tijdig heeft beslist op het verzoek tot vrijstelling van de leges. Bij het bestreden besluit heeft verweerder overwogen dat eisers niet voor vrijstelling van de leges in aanmerking komen en het bezwaar ongegrond verklaard.
3. Eisers hebben in beroep aangevoerd dat er sprake is van betalingsonmacht en dat zij daarom moeten worden vrijgesteld van de verplichting tot het betalen van de leges. Zij ontvangen alleen een bijstandsuitkering en vormen een gezin met vijf minderjarige kinderen. Daarnaast zullen zij elk jaar de leges moeten betalen nu de geldigheidsduur van de verblijfsvergunning slechts één jaar is. Ter onderbouwing van hun standpunt verwijzen eisers naar een uitspraak van de voorzieningenrechter van deze rechtbank, zittingsplaats Groningen, van 22 juli 2015. [2]
De rechtbank oordeelt als volgt.
4. Verweerder heeft zich voldoende gemotiveerd op het standpunt gesteld dat eisers niet voor vrijstelling van leges in aanmerking komen. Terecht heeft verweerder gewezen op artikel 3.34 van het Voorschrift Vreemdelingen 2000. In de tarieftabel, rij q, in dit artikel is bepaald dat de vreemdeling die een verlengingsaanvraag indient voor een verblijfsvergunning ‘tijdelijke humanitaire gronden’ een bedrag van € 326 is verschuldigd.
Voor de verlengingsaanvraag van eisers is in deze regeling geen vrijstellingsmogelijkheid van de wettelijke legesverplichting opgenomen. De door eisers aangevoerde feiten en omstandigheden zijn niet zo bijzonder of knellend dat de gevolgen van de legesheffing onevenredig zijn in verhouding tot de met de legesheffing te dienen doelen. Het achterwege laten van matiging of vrijstelling van legesbetaling levert dan ook geen schending op van artikel 3:4, tweede lid, van de Awb. Het beroep op de uitspraak van de voorzieningenrechter slaagt niet, reeds omdat in die zaak sprake was van een aanvraag om verlenging van een verblijfsvergunning ‘niet tijdelijk humanitaire gronden’.
5. Het beroep is ongegrond.
6. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. B.F.Th de Roos, rechter, in aanwezigheid van mr. S.D.C.J. Verheezen, griffier, op 11 augustus 2021 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op
www.rechtspraak.nl
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen vier weken na de dag van bekendmaking hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Voetnoten

1.Algemene wet bestuursrecht.