ECLI:NL:RBDHA:2021:8943

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
11 augustus 2021
Publicatiedatum
17 augustus 2021
Zaaknummer
NL21.7069
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • B.F.Th. de Roos
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verantwoordelijkheid voor de behandeling van asielaanvraag onder de Dublinverordening

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 11 augustus 2021 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende de asielaanvraag van eiser, een Algerijnse nationaliteit bezittende persoon. Eiser had zijn asielaanvraag ingediend, maar de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder, heeft deze aanvraag niet in behandeling genomen. Dit gebeurde op basis van het besluit dat Spanje verantwoordelijk is voor de behandeling van de aanvraag, conform de Dublinverordening. Eiser heeft hiertegen beroep ingesteld, stellende dat Griekenland verantwoordelijk is omdat hij daar eerder een asielaanvraag had ingediend.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de verweerder het bestreden besluit heeft gebaseerd op de Eurodac-registratie van eiser, die aantoont dat hij op 23 oktober 2020 de buitengrens van de EU op illegale wijze heeft overschreden via Spanje. Eiser betwistte de juistheid van het besluit en voerde aan dat hij via andere lidstaten naar Spanje was gereisd en dat Nederland zelf de verantwoordelijkheid moest vaststellen. De rechtbank oordeelde dat de Eurodac-registratie als formeel bewijsmiddel kan dienen en dat het aan eiser was om bewijs te leveren dat een andere lidstaat verantwoordelijk was.

De rechtbank concludeerde dat eiser niet heeft aangetoond dat Spanje niet verantwoordelijk was voor zijn asielaanvraag, ondanks zijn beweringen over zijn reisroute. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en oordeelde dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gemaakt en kan worden aangevochten bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen een week na bekendmaking.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL21.7069

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam], eiser

V-nummer: [nummer]
(gemachtigde: mr. P.Th. van Alkemade),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder.

Procesverloop

Bij besluit van 6 mei 2021 (het bestreden besluit) heeft verweerder de asielaanvraag van eiser niet in behandeling genomen op de grond dat Spanje verantwoordelijk is voor de behandeling daarvan.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
De rechtbank doet op grond van artikel 8:57 van de Awb [1] uitspraak zonder zitting.

Overwegingen

1. Eiser stelt te zijn geboren op [datum] 1995 en de Algerijnse nationaliteit te bezitten.
2. Verweerder heeft het bestreden besluit gebaseerd op artikel 30, eerste lid, van de Vw. [2] Daarin is bepaald dat een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd niet in behandeling wordt genomen indien op grond van de Dublinverordening [3] is vastgesteld dat een andere lidstaat verantwoordelijk is voor de behandeling van de aanvraag. In dit geval heeft Nederland bij Spanje een verzoek om overname gedaan, omdat gebleken is dat eiser op 23 oktober 2020 de buitengrens van de lidstaten die gebonden zijn aan de Eurodacverordening [4] op illegale wijze heeft overschreden
via Spanje. Spanje heeft dit verzoek aanvaard op grond van artikel 13, eerste lid, van de Dublinverordening.
3. Eiser kan zich niet verenigen met het bestreden besluit. Eiser voert aan dat de
chain ruleniet van toepassing is en dat Griekenland verantwoordelijk is voor de behandeling van zijn asielaanvraag, omdat hij daar zijn eerste asielaanvraag heeft ingediend. Eiser is geregistreerd met een illegale inreis aan de buitengrenzen van Spanje en zou buiten het grondgebied van de lidstaten hebben verbleven voordat hij Spanje in is gereisd. Verweerder heeft deze aanname niet geconcretiseerd of nader onderbouwd. Eiser stelt het grondgebied van de Europese Unie niet te hebben verlaten, maar van Roemenië naar Spanje te zijn gereisd via Oostenrijk, Zwitserland, Duitsland, België en Frankrijk. Er is geen reden om aan te nemen dat deze route niet is gevolgd en eiser de buitengrenzen van de Europese Unie heeft verlaten. Nederland moet zelf vaststellen welk land verantwoordelijk is, ondanks dat Spanje de verantwoordelijkheid heeft bevestigd. Eiser stelt dat het bestreden besluit onjuist is, althans onvoldoende gemotiveerd.
De rechtbank oordeelt als volgt.
4. De rechtbank stelt vast dat in geschil is welk land verantwoordelijk is voor de inhoudelijke behandeling van de asielaanvraag van eiser.
5. Voor zover eiser stelt dat verweerder onvoldoende onderbouwd heeft waarom de illegale inreis wordt aangenomen, geldt dat artikel 22, tweede lid, van de Dublinverordening bepaalt dat voor het afhandelen van de procedure ter bepaling van de verantwoordelijke lidstaat bewijsmiddelen en indirecte bewijzen worden gebruikt. In artikel 22, derde lid, van de Dublinverordening is bepaald dat twee lijsten worden vastgesteld, waarin volgens de criteria in de punten a) en b) van dit lid de bewijsmiddelen en indirecte bewijzen worden vermeld. Uit lijst A van bijlage II bij de Uitvoeringsverordening [5] volgt dat een Eurodac-registratie als een formeel bewijsmiddel kan dienen voor de vaststelling van de verantwoordelijkheid van een lidstaat op basis van artikel 13, eerste lid, van de Dublinverordening. Artikel 22, derde lid, van de Dublinverordening bepaalt in dit verband ook dat een vreemdeling bewijs kan leveren van het tegendeel.
6. Uit Eurodac is gebleken dat eiser de buitengrens van de lidstaten die gebonden zijn aan de Eurodacverordening op 23 oktober 2020 op illegale wijze heeft overschreden via Spanje. Op basis van deze informatie mag verweerder ervan uitgaan dat Spanje verantwoordelijk is voor de behandeling van de asielaanvraag van eiser. Spanje heeft de verantwoordelijkheid middels het claimakkoord aanvaard. Het ligt dan op de weg van eiser om het bewijs te leveren dat de verantwoordelijkheid bij een andere lidstaat berust. Daarin is hij niet geslaagd. Met de enkele stelling dat eiser via andere lidstaten naar Spanje is gereisd heeft hij niet aannemelijk gemaakt dat Spanje, in weerwil van het door de Spaanse autoriteiten afgegeven claimakkoord, niet verantwoordelijk is voor zijn asielaanvraag.
7. Daargelaten de vraag of de autoriteiten van Spanje in het claimakkoord terecht refereren aan de
chain rule, ziet de rechtbank geen aanleiding voor het oordeel dat de autoriteiten van Griekenland verantwoordelijk zijn voor de asielaanvraag van eiser vanwege zijn eerdere asielaanvraag aldaar. Gelet op het voorgaande dient er immers van uit te worden gegaan dat eiser later het grondgebied van de lidstaten van de Europese Unie heeft verlaten en vervolgens via Spanje illegaal is ingereisd.
8. Het beroep is ongegrond.
9. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. B.F.Th. de Roos, rechter, in aanwezigheid van mr. J. de Winter, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op
www.rechtspraak.nl.
Deze uitspraak is bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking.

Voetnoten

1.Algemene wet bestuursrecht.
2.Vreemdelingenwet 2000.
3.Verordening (EU) 604/2013.
4.Verordening (EU) nr. 603/2013.
5.Verordening (EU) nr. 118/2014.