ECLI:NL:RBDHA:2021:8948

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
22 juni 2021
Publicatiedatum
17 augustus 2021
Zaaknummer
AWB - 20 _ 5425
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing visum kort verblijf op basis van onvoldoende onderbouwing familierechtelijke relatie en sociale- en economische binding

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 22 juni 2021 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser van Ghanese nationaliteit en de minister van Buitenlandse Zaken. De eiser had een aanvraag ingediend voor een visum voor kort verblijf met als doel familie- en vriendenbezoek, maar deze aanvraag werd afgewezen. De minister stelde dat de familierechtelijke relatie met de referente, die eiser als zijn moeder aanduidde, niet voldoende was onderbouwd. Eiser had een tardieve geboorteakte overgelegd, maar de minister hechtte hieraan niet dezelfde waarde als aan een tijdige geboorteregistratie. Eiser had in eerdere procedures al de kans gekregen om bewijsstukken te overleggen, maar had dit nagelaten. Daarnaast was er onvoldoende bewijs van sociale- en economische binding met Ghana, waardoor de minister twijfels had over de terugkeer van eiser na zijn verblijf in Nederland.

De rechtbank oordeelde dat de minister terecht de afwijzing had gehandhaafd. Eiser had niet aangetoond dat hij over voldoende middelen beschikte om in zijn levensonderhoud te voorzien tijdens zijn verblijf en de referente kon geen garantstelling bieden vanwege haar bijstandsuitkering. De rechtbank vond ook dat de reisbeperkingen in verband met Covid-19 terecht waren tegengeworpen, aangezien het doel van het bezoek niet als essentieel werd beschouwd. Eiser had geen zwaarwegende redenen aangevoerd die een uitzondering op de reisbeperkingen rechtvaardigden.

De rechtbank verklaarde het beroep van eiser ongegrond en oordeelde dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd gedaan door mr. Y. Moussaoui, in aanwezigheid van mr. E.H. Kalse-Spoon, gerechtsjurist. Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep open.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Amsterdam
Bestuursrecht
zaaknummer: AWB 20/5425
[V-Nummer]

uitspraak van de enkelvoudige kamer voor vreemdelingenzaken in de zaak tussen

[eiser] ,

geboren op [geboortedatum] 1990, van Ghanese nationaliteit, eiser
(gemachtigde mr. S.S. Jangali),
en

de minister van Buitenlandse Zaken, verweerder

(gemachtigde mr. S. Oba).

Procesverloop

Met het besluit van 29 januari 2020 (het primaire besluit) heeft de minister de aanvraag van eiser om een visum voor kort verblijf met als doel “familie- en vriendenbezoek” afgewezen. De minister heeft het daartegen ingestelde bezwaar met het besluit van 8 juni 2020 (het bestreden besluit) kennelijk ongegrond verklaard. Op 6 juli 2020 heeft de rechtbank het beroepschrift van eiser ontvangen.
Het onderzoek op de zitting heeft op 6 mei 2021 via een beeld (Skype) verbinding plaatsgevonden. Eiser is vertegenwoordigd door zijn gemachtigde. De minister is vertegenwoordigd door zijn gemachtigde. Ook nam deel [referente] , bijgestaan door J. Malik, tolk in de Engelse taal.

Overwegingen

Eiser heeft om vrijstelling van het griffierecht verzocht. Hij heeft zijn verzoek onderbouwd met een verklaring over zijn inkomen en vermogen. Eiser heeft verklaard dat hij geen vermogen heeft en dat hij in Ghana een inkomen van 160 – 200 euro heeft. De rechtbank is van oordeel dat het beroep op betalingsonmacht moet worden gehonoreerd, zodat eiser vrijgesteld is van de verplichting tot het betalen van griffierecht. De griffier moet het al betaalde griffierecht terugstorten.
Eiser heeft een visum voor kort verblijf bij [referente] aangevraagd. Eiser stelt dat referente zijn moeder is.
3.1.
De minister heeft de aanvraag afgewezen [1] , - samengevat - omdat eiser de familierechtelijke relatie met referente niet met objectieve bewijsstukken aannemelijk heeft gemaakt. Ter onderbouwing van de gestelde familierelatie heeft eiser een tardieve geboorteakte overgelegd, afgegeven op 1 december 2015 (datum registratie 12 maart 2015). De minister hecht aan een tardieve geboorteakte niet dezelfde waarde als aan een geboorteakte van een tijdige geboorteregistratie. In Ghana is het namelijk voor personen mogelijk om zich meerdere keren, onder dezelfde dan wel verschillende identiteiten, te laten registreren zonder dat dit is te controleren. In voorgaande procedures is eiser meerdere malen in de gelegenheid gesteld om het originele certificaat van de West African Examination Counsel (WAEC) over te leggen, maar hij heeft dit nagelaten. Daardoor heeft geen verificatieonderzoek van zijn identiteit kunnen plaatsvinden. Dit maakt dat het doel van het voorgenomen verblijf niet is aangetoond.
3.2.
Daarnaast is niet gebleken van sociale- en economische binding met het land van herkomst, waardoor tijdige terugkeer niet redelijkerwijs gewaarborgd is. Eiser is alleenstaand en heeft geen kinderen. Dat hij een vriendin heeft, is met het overleggen van een foto onvoldoende aangetoond. Veel van zijn directe familieleden wonen in Nederland of Engeland. Eiser heeft verklaard dat hij werkzaam is als lasser. Ter onderbouwing daarvan heeft eiser een aantal foto’s overgelegd waarop te zien is dat hij zijn werkzaamheden uitvoert. Volgens de minister blijkt uit de foto’s niet of en in hoeverre eiser nu daadwerkelijk werkzaam is en een structureel en substantieel inkomen genereert.
3.3.
Eiser heeft verder niet aannemelijk gemaakt dat hij zelf voldoende geld heeft om in de kosten van zijn levensonderhoud tijdens het verblijf te voorzien en of hij in staat is om de heen- en terugreis te betalen. Referente heeft een uitkering op basis van de Participatiewet en beschikt derhalve niet over zelfstandig verworven middelen van bestaan om zich garant te kunnen stellen voor eiser.
3.4.
Ten slotte heeft de minister in het bestreden besluit aan eiser ook tegengeworpen dat hij een gevaar voor de volksgezondheid is. Ter voorkoming van verdere uitbreiding van de wereldwijde coronapandemie heeft de Nederlandse overheid besloten om voor burgers van buiten de Europese Unie de grenzen te sluiten vanaf 19 maart 2020. Personen die niet onder een uitzonderingspositie vallen, komen Nederland niet binnen. Het doel van het voorgenomen bezoek van eiser, te weten familiebezoek, wordt in beginsel aangemerkt als niet-essentieel bezoek. De gestelde maatregelen zijn genomen ter bescherming van de volksgezondheid en zijn in ieder geval verlengd tot 15 juni 2020.
4. Eiser heeft in beroep het bestreden besluit gemotiveerd betwist.
Reisbeperkingen in verband met Covid-19.
5.1.
Eiser heeft geen gronden aangevoerd tegen de reisbeperkingen in verband met de coronapandemie. Op de zitting heeft eiser betoogd dat hij valt onder de uitzonderingscategorieën van de reisbeperkingen, omdat hij zijn familie al zeven jaar niet heeft gezien en zijn moeder oud en ziek is. Hierdoor heeft hij een zwaarwegende reden om zijn familie te bezoeken.
5.2.
De rechtbank is van oordeel dat een dergelijke familiebezoek van twee weken niet valt onder de zwaarwegende redenen om een uitzondering te maken op de reisbeperkingen. Dat eiser zijn familie al lang niet heeft gezien en dat zijn moeder oud is, maakt niet dat sprake is van zwaarwegende redenen. Ziekte zou een zwaarwegende reden kunnen zijn, als iemand bijvoorbeeld op sterven ligt. Dit is niet gesteld noch gebleken. Uit de aanvraag blijken ook geen aanwijzingen die wijzen op zwaarwegende redenen. Ook heeft eiser in bezwaar niet aangevoerd dat hij onder een van de categorieën van de uitzondering op de reisbeperkingen valt. De minister hoefde daarom hiernaar geen nader onderzoek te doen. De minister heeft daarom terecht de reisbeperking tegengeworpen.
Onderbouwing van de familierechtelijke relatie
4.
6.1.
Eiser voert aan dat hij de familierechtelijke relatie heeft aangetoond met een originele, gelegaliseerde geboorteakte. Omdat er geen indicaties zijn om te twijfelen dat eiser de zoon is van referente, is het volgens eiser aan de minister om eventueel een DNA-onderzoek te starten. Het is niet redelijk om te verwachten dat eiser het initiatief neemt voor dit kostbare onderzoek (930 euro).
6.2.
De rechtbank overweegt dat in een procedure in 2017 [2] is vast komen te staan dat het overleggen van een tardieve geboorteakte niet voldoende is om de familierechtelijke relatie tussen hem en referente te onderbouwen. De minister heeft in die procedure geprobeerd nader onderzoek te doen. Daarvoor had de minister nadere stukken nodig. Eiser heeft echter geen stukken overgelegd, zoals een origineel WAEC-certificaat. Eiser heeft niet onderbouwd dat dat niet verkregen kan worden of dat hij een poging heeft gedaan om het op te vragen. Daarnaast is het overleggen van een WAEC-certificaat niet de enige manier. Omdat het om een aanvraagsituatie gaat, is het aan eiser om de familierechtelijke relatie te onderbouwen. In het geval eiser een beroep doet op bewijsnood, is het aan hem om dat te onderbouwen. Alleen in geval van bewijsnood is het aan de minister om DNA-onderzoek aan te bieden. De grond slaagt dan ook niet.
Sociale- en economische binding met het land van herkomst
7.1.
EDDe rechtbank is van oordeel dat eiser de sociale binding met Ghana in het geheel niet heeft onderbouwd. Het overleggen van een foto van een vrouw is volstrekt onvoldoende om een duurzame relatie te onderbouwen. Eiser heeft niet weersproken dat veel van zijn familie in Nederland en Engeland woont. Daardoor is de sociale binding met die landen groter dan zijn binding met Ghana.
7.2.
Over de economische binding heeft eiser aangevoerd dat hij werkt als zelfstandige in een land waar vooral met contant geld wordt betaald. De gemachtigde van de minister heeft op de zitting voorbeelden gegeven hoe desondanks de economische binding aangetoond kan worden, bijvoorbeeld door het overleggen van inkoop- of verkoopfacturen, bewijzen van kasstortingen bij een bank, contracten, verklaringen, inschrijving bij de lokale kamer van koophandel of het adres van het bedrijf en eventuele belastingaanslagen. Eiser heeft dit nagelaten. Eisers stelling dat dit pas in het bestreden besluit is tegengeworpen is niet juist. In het aanvraagformulier staat hoe je de economische binding moet onderbouwen. In het primaire besluit heeft de minister tegengeworpen dat eisers financiële middelen ontoereikend zijn en dat het voornemen om Nederland te verlaten voor het verstrijken van het visum niet kon worden vastgesteld. De minister heeft in het bestreden besluit nader geconcretiseerd dat eiser in het land van herkomst geen regelmatig en substantieel inkomen heeft.
7.3.
De minister heeft dan ook op goede gronden vestigingsgevaar tegengeworpen.
Garantstelling
5.
8.1.
Eiser voert aan dat de minister niet is ingegaan op de garantstelling die hij heeft aangeboden. Hij heeft aangeboden dat zijn broer garant kan staan. Ook heeft hij aangeboden om aan te tonen dat hij over voldoende middelen beschikt voor de duur van zijn verblijf van veertien dagen.
8.2.
De minister heeft in het bestreden besluit in algemene bewoordingen weergegeven dat eiser niet voldoende geld heeft om in de kosten van zijn levensonderhoud tijdens het verblijf te voorzien. De referente beschikt niet over zelfstandig verworven middelen van bestaan, omdat zij een bijstandsuitkering ontvangt. Zij kan daarom niet garant staan. De minister heeft verder overwogen dat de broer van eiser in Engeland niet garant kan staan, omdat alleen in Nederland woonachtige personen zich garant kunnen stellen in een visumprocedure. Naar het oordeel van de rechtbank is de minister dan ook voldoende ingegaan op de aangeboden garantstelling. De grond slaagt niet.
Waarborgen
9. Eiser heeft verder aangevoerd dat het bestreden besluit onvoldoende is gemotiveerd omdat de minister niet in is gegaan op zijn aanbod om waarborgen te verstrekken ter nadere zekerheid van zijn tijdige terugkeer. De gemachtigde van de minister heeft op zitting erkend dat geen standpunt is ingenomen over de aangeboden waarborgen. De rechtbank is van oordeel dat dit een motiveringsgebrek oplevert.
De rechtbank ziet aanleiding dit gebrek te passeren met toepassing van artikel 6:22 van de Algemene wet bestuursrecht. Eiser is namelijk niet in zijn belangen geschaad nu in het bestreden besluit terecht de in 5.2. genoemde categoriale afwijzingsgrond is tegengeworpen.
Schending hoorplicht
10. Eisers betoog dat de minister de hoorplicht heeft geschonden slaagt evenmin. Gelet op het primaire besluit en de in bezwaar ingebrachte stukken heeft de minister zich terecht op het standpunt gesteld dat het bezwaar niet zou kunnen leiden tot een andersluidend besluit en dat er dus sprake was van een kennelijk ongegrond bezwaar.
Conclusie
11. Het beroep is ongegrond. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. Y. Moussaoui, rechter, in aanwezigheid van mr. E.H. Kalse-Spoon, gerechtsjurist. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op
de gerechtsjurist
rechter
(griffier op de zitting) is niet aanwezig om te ondertekenen
Afschrift verzonden aan partijen op:
Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep open.

Voetnoten

1.Op grond van artikel 32, eerste lid, van de Verordening (EG) nr. 810/2009 van het Europees Parlement. en de Raad van 13 juli 2009 tot vaststelling van een gemeenschappelijke visumcode (Visumcode).
2.Uitspraak van 26 juli 2017 in AWB 16/29952.