ECLI:NL:RBDHA:2021:902

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
1 februari 2021
Publicatiedatum
9 februari 2021
Zaaknummer
NL21.919
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen voortduren van maatregel van bewaring in vreemdelingenzaak

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 1 februari 2021 uitspraak gedaan in een beroep tegen de voortduren van een maatregel van bewaring, opgelegd aan een eiser van Egyptische nationaliteit. De maatregel was opgelegd op 23 oktober 2020 op grond van artikel 59, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vreemdelingenwet 2000. Eiser heeft tegen het voortduren van deze maatregel beroep ingesteld en verzocht om schadevergoeding. De rechtbank heeft bepaald dat een onderzoek ter zitting achterwege blijft en heeft op 27 januari 2021 het onderzoek gesloten.

De rechtbank heeft in haar overwegingen vastgesteld dat de maatregel van bewaring eerder rechtmatig was bevonden, maar dat nu enkel de rechtmatigheid van de maatregel sinds het sluiten van het vorige onderzoek op 22 december 2020 ter beoordeling staat. Eiser heeft aangevoerd dat er geen zicht is op uitzetting, omdat er maanden zijn verstreken zonder reactie van de Egyptische autoriteiten op de aanvraag van een reisdocument. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat verweerder voldoende uitzettingshandelingen heeft verricht en dat er op dit moment geen sprake is van onvoldoende zicht op uitzetting binnen een redelijke termijn.

Uiteindelijk heeft de rechtbank het beroep ongegrond verklaard en het verzoek om schadevergoeding afgewezen. Tevens is er geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door mr. E.J. van Keken, rechter, in aanwezigheid van mr. S.L.L. van den Akker, griffier, en is uitgesproken in het openbaar. Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Haarlem
Bestuursrecht
zaaknummer: NL21.919

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser] , eiser

V-nummer: [#]
(gemachtigde: mr. R.J. Portegies),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder.

Procesverloop

Verweerder heeft op 23 oktober 2020 aan eiser de maatregel van bewaring op grond van artikel 59, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw) opgelegd. Deze maatregel duurt nog voort.
Eiser heeft tegen het voortduren van de maatregel van bewaring beroep ingesteld. Daarbij heeft hij verzocht om schadevergoeding.
Verweerder heeft een voortgangsrapportage overgelegd.
Eiser heeft hierop gereageerd.
De rechtbank heeft bepaald dat een onderzoek ter zitting achterwege blijft en heeft op 27 januari 2021 het onderzoek gesloten.

Overwegingen

1. Eiser stelt van Egyptische nationaliteit te zijn en te zijn geboren op [geboortedatum] .
2. Indien de rechtbank van oordeel is dat de toepassing of tenuitvoerlegging van de maatregel van bewaring in strijd is met de Vw dan wel bij afweging van alle daarbij betrokken belangen in redelijkheid niet gerechtvaardigd is, verklaart zij op grond van artikel 96, derde lid, van de Vw het beroep gegrond en beveelt zij de opheffing van de maatregel of een wijziging van de wijze van tenuitvoerlegging daarvan.
3. De rechtbank stelt voorop dat zij deze maatregel van bewaring al eerder heeft getoetst. Uit de uitspraak van 29 december 2020 [1] volgt dat de maatregel van bewaring tot het moment van het sluiten van het onderzoek dat aan die uitspraak ten grondslag ligt, rechtmatig was. Daarom staat nu, voor zover dat in beroep wordt aangevochten, alleen ter beoordeling of sinds het moment van het sluiten van dat onderzoek op 22 december 2020 de maatregel van bewaring rechtmatig is.
4. Eiser wijst er op dat de rechtbank de bewaring eerder rechtmatig heeft geacht omdat een reisdocument bij de Egyptische autoriteiten is aangevraagd, maar dat er maanden later nog geen reactie van de Egyptische autoriteiten is gekomen. Eiser stelt zich op het standpunt dat al vele malen is gepoogd om eiser uit te zetten en dat dit nog nooit is gelukt. Er is daarom geen zicht op uitzetting en de bewaring dient daarom te worden opgeheven.
4.1
Uit het voortgangsrapport van 20 januari 2021 blijkt dat verweerder op 28 oktober 2020 een Laissez-passer-aanvraag (LP-aanvraag) bij de Egyptische autoriteiten heeft ingediend, dat eiser op 19 november 2020 in persoon is gepresenteerd en dat verweerder meerdere malen schriftelijk heeft gerappelleerd bij de Egyptische autoriteiten naar de stand van zaken, laatstelijk op 6 januari 2021. Voorts heeft op 5 januari 2021 een vierde vertrekgesprek met eiser plaatsgevonden.
4.2
Naar het oordeel van de rechtbank volgt uit het voorgaande dat verweerder na de uitspraak van 29 december 2020 voldoende uitzettingshandelingen heeft verricht. Nu de Egyptische autoriteiten hebben aangegeven de LP-aanvraag van eiser in behandeling te nemen, is er op dit moment geen sprake van een situatie waarin er onvoldoende zicht op uitzetting binnen een redelijke termijn valt te voorzien. Verweerder mag de uitkomst van het LP-traject nog afwachten. De beroepsgrond slaagt niet.
5. Het beroep is ongegrond. Daarom wordt ook het verzoek om schadevergoeding afgewezen.
6. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep ongegrond;
- wijst het verzoek om schadevergoeding af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. E.J. van Keken, rechter, in aanwezigheid van mr. S.L.L. van den Akker, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.

Voetnoten

1.NL20.21527