Uitspraak
Rechtbank den haag
[eiser],
1.Procedure
2.Feiten
3.Vordering en verweer
4.Beoordeling
Ik heb gesproken met de klagers. Mij viel vooral op dat iedereen aangaf angst te hebben om te vertellen, daarmee bedoel ik angst voor represailles. [medewerker 1 van eiser] :
Sinds [gedaagde] daar is komen wonen is de sfeer in het complex veranderd. Men voelt zich geïntimideerd door het gedrag van [gedaagde] . Ze zijn bang) en in de getuigenverklaring van [buurvrouw 3] (
Hij mocht niet meer met zijn hond in de gang zitten. Andere mensen hadden daar last van en klaagden daarover bij mij. Ik heb ze verwezen naar [eiser] . De hond lag ook in de gang van de berging. De mensen durven daar niet in. Ze gaan dan klagen. (…) De hond ligt nog steeds in de gang van de berging en in de hal. Daarover klagen de buren ook nog steeds bij mij en dan verwijs ik ze naar [eiser] .) Maar niet alleen de getuigenverklaringen van de woonconsulenten ondersteunen de klachten van de omwonenden, ook de e-mail van de wijkagent [plaats] van 23 mei 2019 (zie onder 2.10) en de getuigenverklaring van [beheerder 1] (zie onder 2.20) bieden naar het oordeel van de kantonrechter ondersteuning aan de wijze waarop [gedaagde] met omwonenden omgaat en het intimiderende karakter dat zij hiervan ervaren. Anders dan [gedaagde] meent kunnen de meldingen en brieven zoals weergegeven onder de feiten (2.6, 2.7, 2.8, 2.12, 2.13 en 2.15) wel degelijk als concrete meldingen van overlast en aanschrijvingen om overlast te staken worden opgevat, en had dit ook duidelijk moeten en kunnen zijn voor [gedaagde] . Of [gedaagde] [buurvrouw 3] wel of niet heeft bedreigd of geduwd laat de kantonrechter in het midden, omdat voldoende uit de overige verklaringen blijkt dat het niet alleen [buurvrouw 3] is die overlast ervaart van [gedaagde] . Uit de getuigenverklaringen van [medewerker 1 van eiser] en [buurvrouw 3] blijkt ook dat [gedaagde] na de brieven van [eiser] en na de dagvaarding kennelijk niet in staat is gebleken zijn hond niet meer in de gemeenschappelijke ruimten te laten verblijven. [gedaagde] heeft zich bovendien niet als goed huurder gedragen door het slot van de afgesloten toegang van de deur naar het complex [[...] 8] te forceren en zich daar nog niet zo lang geleden ’s avonds of ’s nachts voor de deur van een bewoonster te begeven (zie de getuigenverklaring van [beheerder 1] ). Al met al heeft [gedaagde] de aard, omvang en duur van de door omwonenden ervaren overlast onvoldoende bestreden en is sprake van een tekortkoming in de nakoming van de huurovereenkomst die aan [eiser] in beginsel de bevoegdheid geeft de huurovereenkomst te ontbinden. Daarbij merkt de kantonrechter op dat het enkele feit dat [gedaagde] thans geen overlast veroorzaakt, niet maakt dat de tekortkoming niet heeft plaatsgevonden.