ECLI:NL:RBDHA:2021:9131

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
13 augustus 2021
Publicatiedatum
19 augustus 2021
Zaaknummer
NL21.9224
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Asielaanvraag buiten behandeling gesteld wegens niet melden bij autoriteiten

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 13 augustus 2021 uitspraak gedaan in een asielprocedure. Eiser, wiens nationaliteit onbekend is, had een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel, maar deze werd door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid buiten behandeling gesteld. Dit gebeurde op basis van artikel 30c, eerste lid, aanhef en onder c, van de Vreemdelingenwet 2000, omdat eiser zonder toestemming met onbekende bestemming was vertrokken en niet had gemeld waar hij zich bevond. Eiser stelde dat hij zich niet had gemeld bij het Centraal Orgaan opvang asielzoekers (COa) uit vrees voor besmetting met het coronavirus en dat hij nog steeds belang had bij de beoordeling van zijn asielaanvraag, aangezien hij een vaste woon- en verblijfplaats had bij zijn vriendin in Nederland.

De rechtbank heeft het beroep van eiser op 3 augustus 2021 behandeld. Eiser was vertegenwoordigd door zijn gemachtigde, mr. A. Hadfy-Kovacs, terwijl de staatssecretaris werd vertegenwoordigd door mr. J.A. Tegenbosch. De rechtbank oordeelde dat eiser procesbelang had, ondanks zijn vertrek met onbekende bestemming. De rechtbank benadrukte dat eiser de mogelijkheid had om contact op te nemen met de autoriteiten, maar dit had nagelaten. De rechtbank concludeerde dat de staatssecretaris de asielaanvraag terecht buiten behandeling had gesteld en dat het terugkeerbesluit en het inreisverbod voor twee jaar rechtmatig waren. Het beroep werd ongegrond verklaard en er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd.

De uitspraak is openbaar gemaakt en er is een rechtsmiddel tegen deze uitspraak mogelijk binnen één week na bekendmaking.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL21.9224

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam], eiser

V-nummer: [nummer]
(gemachtigde: mr. J.A. Tegenbosch),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. A. Hadfy-Kovacs).

ProcesverloopBij besluit van 7 juni 2021 (het bestreden besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiser tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd in de algemene procedure buiten behandeling gesteld.

Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
De rechtbank heeft het beroep op 3 augustus 2021 op zitting behandeld. Eiser heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. Eiser stelt te zijn geboren op [datum] 1987. Zijn nationaliteit is onbekend.
2. In het bestreden besluit heeft verweerder de asielaanvraag van eiser buiten behandeling gesteld op grond van artikel 30c, eerste lid, aanhef en onder c, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw) omdat eiser zonder toestemming met onbekende bestemming is vertrokken en niet heeft laten weten waar hij is. Verweerder heeft bij het bestreden besluit ook aan eiser een terugkeerbesluit met een onmiddellijke vertrektermijn en een inreisverbod voor de duur van twee jaren uitgevaardigd.
3. Eiser kan zich niet verenigen met het bestreden besluit en stelt dat verweerder de aanvraag ten onrechte buiten behandeling heeft gesteld. Hij heeft zich niet meer gemeld bij het Centraal Orgaan opvang asielzoekers (COa), omdat hij vreesde besmet te zijn met het coronavirus. Eiser heeft nog belang bij de beoordeling van zijn asielaanvraag. Hij heeft een vaste woon- en verblijfplaats bij zijn vriendin in [plaatsnaam], al staat hij niet ingeschreven bij de gemeentelijke basisadministratie voor persoonsgegevens. Zijn vriendin onderhoudt hem, dus eiser heeft ook voldoende middelen van bestaan. Ten onrechte is een vertrektermijn onthouden en is een inreisverbod uitgevaardigd. Eiser heeft een privé- en familieleven met een Nederlandse vrouw dat hij moet onderhouden.
De rechtbank oordeelt als volgt.
4. De rechtbank ziet zich allereerst voor de vraag gesteld of eiser procesbelang heeft bij het beroep.
5. Verweerder heeft in het voornemen vastgesteld dat eiser op 2 april 2021 met onbekende bestemming is vertrokken. Verweerder heeft daarbij vermeld dat eiser tot en met 4 juni 2021 de gelegenheid heeft gehad om contact op te nemen met de bevoegde autoriteiten. De gemachtigde van eiser heeft op 4 juni 2021 in de zienswijze meegedeeld dat hij nog contact heeft met eiser en dat eiser zich diezelfde dag zou melden. Eiser is echter niet verschenen. Eiser voert nu aan dat hij zich niet lekker voelde en besloot in quarantaine te gaan.
6. Uit vaste rechtspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, bijvoorbeeld de uitspraak van 22 februari 2019 (ECLI:NL:RVS:2019:579), volgt dat procesbelang in beginsel ontbreekt wanneer een vreemdeling met onbekende bestemming is vertrokken zonder aan verweerder te laten weten waar hij verblijft. Dit is slechts anders als een vreemdeling laat weten dat hij contact met zijn gemachtigde onderhoudt en dus nog prijs stelt op het verzoek. Nu de gemachtigde van eiser recentelijk contact stelt te hebben gehad met eiser, ziet de rechtbank geen aanleiding om het beroep niet-ontvankelijk te verklaren wegens het ontbreken van procesbelang. De beroepsgronden zullen daarom inhoudelijk worden beoordeeld.
7. Verweerder heeft eiser de gelegenheid gegeven om tot en met 4 juni 2021 contact op te nemen met het COa. Er zijn meerdere manieren waarop eiser dit had kunnen doen, anders dan zich fysiek melden. Eiser had ook een brief kunnen sturen of telefonisch contact kunnen opnemen. In de gevallen waarin een vreemdeling, zoals eiser stelt, wel degelijk belang heeft bij de behandeling van de asielaanvraag, mag van hem worden verwacht dat hij zich tijdig meldt indien verweerder daar om heeft verzocht. Dat eiser dit heeft nagelaten, komt dan ook voor zijn rekening en risico. Verweerder heeft de asielaanvraag van eiser terecht buiten behandeling gesteld.
8. Dit brengt met zich dat op grond van artikel 62, tweede lid, aanhef en onder a, van de Vw terecht een terugkeerbesluit met onmiddellijke vertrektermijn is uitgevaardigd en dat vervolgens op grond van artikel 66a, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vw terecht een inreisverbod voor de duur van twee jaren is uitgevaardigd. De enkele niet onderbouwde stelling dat eiser privéleven en familieleven met een Nederlandse vrouw onderhoudt, is onvoldoende om van de uitvaardiging van een inreisverbod zoals bedoeld in artikel 66a, achtste lid, van de Vw af te zien.
9. Het beroep is ongegrond.
10. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.C.J. van Dooijeweert, rechter, in aanwezigheid van mr.J. de Winter, griffier, en openbaar gemaakt middels geanonimiseerde publicatie op
www.rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking.