ECLI:NL:RBDHA:2021:9136

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
13 augustus 2021
Publicatiedatum
19 augustus 2021
Zaaknummer
NL21.458
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • B.F.Th. de Roos
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vernietiging van besluit inzake verblijfsvergunning asiel wegens foutieve geldigheidsduur

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 13 augustus 2021 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende de verblijfsvergunning van eiser. Eiser had op 15 december 2020 een asielaanvraag ingediend, welke door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid was ingewilligd. De verleende vergunning had een geldigheidsduur die eindigde op dezelfde datum als de ingangsdatum, namelijk 13 juli 2020, wat evident foutief was. Eiser heeft beroep ingesteld tegen dit besluit, omdat het besluit van 15 december 2020 niet was ingetrokken en de geldigheidsduur onjuist was. Op 13 januari 2021 heeft verweerder een nieuw besluit genomen, maar dit verving niet expliciet het eerdere besluit, wat tot verwarring leidde.

De rechtbank heeft op basis van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht uitspraak gedaan zonder zitting. De rechtbank oordeelde dat het besluit van 15 december 2020 kennelijk gegrond was, omdat het een foutieve geldigheidsduur bevatte. De rechtbank heeft het beroep van eiser gegrond verklaard en het besluit van 15 december 2020 vernietigd. Tevens heeft de rechtbank verweerder veroordeeld in de proceskosten van eiser, vastgesteld op € 374, voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand. De uitspraak is openbaar gemaakt en de betrokken partijen zijn geïnformeerd over hun mogelijkheden om in verzet te gaan tegen deze uitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg Bestuursrecht zaaknummer: NL21.458
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam], eiser

V-nummer: [nummer]
(gemachtigde: mr. R.C. van den Berg), en
de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder).

Procesverloop

Bij besluit van 15 december 2020 heeft verweerder de asielaanvraag van eiser ingewilligd op grond van artikel 29, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw). De vergunning is verleend met ingang van 13 juli 2020, geldig tot 13 juli 2020.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld
Eiser heeft op 13 januari 2021 meegedeeld dat verweerder op 13 januari 2021 een nieuw besluit heeft genomen.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend en aangegeven dat het nieuwe besluit het besluit van 15 december 2020 vervangt.

Overwegingen

1. De rechtbank doet op grond van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht uitspraak zonder zitting.
2. Eiser heeft desgevraagd toegelicht het beroep niet in te trekken, omdat het besluit van 15 december 2020 niet is ingetrokken. Uit het nieuwe besluit blijkt verder ook niet dat het besluit van 15 december 2020 is vervangen. Eiser verzoekt de rechtbank daarom het besluit van 15 december 2020 te vernietigen. De rechtbank volgt eiser in zijn standpunt en overweegt daartoe als volgt.
3. Nadat eiser beroep had ingesteld in deze zaak, heeft verweerder een nieuw besluit genomen. Bij nieuw besluit van 13 januari 2021 heeft verweerder eisers aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel ingewilligd met ingang van 13 juli 2020, geldig
tot 13 juli 2025. In het verweerschrift erkent verweerder dat het besluit van 15 december 2020 een foutieve geldigheidsduur van de aan eiser verleende verblijfsvergunning bevat. Verweerder licht verder toe dat die fout is hersteld met het besluit van 13 januari 2021 dat het besluit van 15 december 2020 vervangt. De rechtbank volgt eiser in zijn stelling dat uit het nieuwe besluit echter niet blijkt dat er sprake was van een eerder foutief besluit, noch dat het besluit van 15 december 2020 is ingetrokken of vervangen door het nieuwe besluit.
4. Nu het besluit van 15 december kennelijk een foutieve geldigheidsduur van de aan eiser verleende verblijfsvergunning bevat, dient het besluit van 15 december 2020 te worden vernietigd.
5. Het beroep is daarom kennelijk gegrond. De rechtbank veroordeelt verweerder in de kosten die eiser redelijkerwijs heeft moeten maken in verband met de behandeling van het beroep. Deze kosten stelt de rechtbank op de voet van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 374 (1 punt voor het indienen van het beroepschrift met een waarde per punt van € 748 met een wegingsfactor 0,5).

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep gegrond;
  • vernietigt het besluit van 15 december 2020;
  • veroordeelt verweerder in de proceskosten tot een bedrag van € 374
  • (driehonderdvierenzeventig euro) te betalen aan eiser.
Deze uitspraak is gedaan door mr. B.F.Th. de Roos, rechter, in aanwezigheid van mr. N.H. de Zeeuw, griffier en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:

Documentcode: DSR16255774

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven. Als u graag een zitting wilt waarin u uw verzetschrift kunt toelichten, kunt u dit in uw verzetschrift vermelden.