ECLI:NL:RBDHA:2021:9158
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de rechtmatigheid van een opgelegde maatregel op grond van de Participatiewet
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 2 augustus 2021 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser en het college van burgemeester en wethouders van Den Haag. De eiser ontving sinds 20 maart 2014 een uitkering op grond van de Participatiewet (Pw). De zaak betreft een maatregel die door verweerder is opgelegd, waarbij de uitkering van eiser met 100% is verlaagd over de maand april 2019, omdat eiser op 4 februari 2019 niet heeft gereageerd op een terugbelverzoek na zijn ziekmelding op 30 januari 2019. Eiser heeft bezwaar gemaakt tegen deze maatregel, maar het college heeft het bezwaar ongegrond verklaard.
De rechtbank heeft vastgesteld dat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat hem geen verwijt treft voor het niet bereikbaar zijn na zijn ziekmelding. Eiser heeft verklaard dat hij zijn nieuwe telefoonnummer niet aan verweerder heeft doorgegeven, wat heeft geleid tot zijn onbereikbaarheid. De rechtbank oordeelt dat het voor rekening en risico van eiser komt dat hij niet bereikbaar was en dat hij maatregelen had moeten treffen om ervoor te zorgen dat hij bereikbaar was voor verweerder, vooral na zijn ziekmelding.
De rechtbank heeft de stelling van eiser dat de maatregel buiten proportioneel is, verworpen. Eiser heeft geen bijzondere omstandigheden aangevoerd die zouden rechtvaardigen dat een minder zware maatregel zou moeten worden opgelegd. De rechtbank heeft geconcludeerd dat de opgelegde maatregel rechtmatig is en heeft het beroep van eiser ongegrond verklaard. De uitspraak is openbaar uitgesproken en partijen zijn op de hoogte gesteld van hun rechtsmiddelen.