Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 23 juni 2021 in de zaak tussen
[eiser], eiser, V-nummer [V-nummer]
de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder
Procesverloop
Overwegingen
Rechtbank Den Haag
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 23 juni 2021 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure tussen een eiser met de Egyptische nationaliteit en de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. De eiser had een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd, maar deze aanvraag werd afgewezen omdat hij geen machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) bezat. De rechtbank oordeelde dat de eiser niet kon worden vrijgesteld van het mvv-vereiste, omdat uit zijn Italiaanse verblijfsvergunning niet bleek dat hij een langdurig ingezetene uit een EU-lidstaat was. Bovendien was de Italiaanse verblijfsvergunning van eiser verlopen, en had hij niet aangetoond dat hij een verlenging had aangevraagd.
De rechtbank heeft ook het beroep van eiser op artikel 8 van het EVRM, dat het recht op respect voor privé- en gezinsleven waarborgt, afgewezen. De rechtbank oordeelde dat verweerder in redelijkheid kon stellen dat er geen sprake was van familieleven tussen eiser en zijn referente, omdat eiser niet had aangetoond dat er een duurzame en exclusieve relatie bestond. De rechtbank concludeerde dat de beroepsgronden van eiser niet slagen en verklaarde het beroep ongegrond.
De zitting vond plaats op 10 juni 2021 via een Skype-beeldverbinding, waarbij eiser en zijn gemachtigde niet verschenen. De uitspraak werd openbaar uitgesproken op 23 juni 2021 door rechter M.D. Gunster, in aanwezigheid van griffier A.M. Petersen.