ECLI:NL:RBDHA:2021:9316
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing asielaanvraag en toetsing van medische zorgtoegankelijkheid in Guinee
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 16 juni 2021 uitspraak gedaan in een asielprocedure waarbij de eiser, een Guinese nationaliteit, zijn aanvraag om uitstel van vertrek op grond van artikel 64 van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw) had ingediend. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, als verweerder, had de aanvraag afgewezen, wat leidde tot een beroepschrift van de eiser. De rechtbank ontving dit beroepschrift op 18 december 2020 en het onderzoek vond plaats op 30 april 2021 via een Skype-verbinding.
De rechtbank oordeelde dat de eiser zijn identiteit en nationaliteit niet had aangetoond met originele documenten, wat een vereiste is volgens de Vreemdelingencirculaire 2000. De rechtbank verwees naar een eerder arrest van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, waarin werd gesteld dat het aan de vreemdeling is om aannemelijk te maken dat hij op grond van zijn gezondheidstoestand een reëel risico loopt op schending van artikel 3 van het EVRM. De rechtbank concludeerde dat de eiser niet had aangetoond dat de medische zorg in Guinee niet toegankelijk was, en dat verweerder niet verder hoefde te onderzoeken of de medische zorg feitelijk toegankelijk was.
De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en oordeelde dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling of vergoeding van het griffierecht. De uitspraak werd gedaan door rechter Y. Moussaoui, in aanwezigheid van griffier R.C. Kroeze. Partijen hebben de mogelijkheid om binnen vier weken hoger beroep in te stellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.