In deze zaak heeft de kinderrechter op 14 juli 2021 uitspraak gedaan over de ondertoezichtstelling van een minderjarige, geboren in 2019, naar aanleiding van een verzoekschrift van de Raad voor de Kinderbescherming. De kinderrechter heeft kennisgenomen van het verzoekschrift en de bijlagen, waaronder een raadsrapport. De moeder, die het ouderlijk gezag over de minderjarige heeft, is niet verschenen op de zitting, terwijl de vader, zonder vaste woon- of verblijfplaats, wel aanwezig was. De kinderrechter heeft vastgesteld dat er zorgen zijn over de opvoedsituatie van de minderjarige, die feitelijk bij de moeder verblijft. Er zijn spanningen tussen de ouders, waarbij de vader dreigend gedrag vertoont, wat leidt tot onrust voor de minderjarige. Beide ouders hebben persoonlijke problematiek, en de minderjarige heeft een achterstand in zijn spraak- en taalontwikkeling. De gecertificeerde instelling heeft het verzoek van de Raad onderschreven, en de vader heeft ingestemd met de ondertoezichtstelling. De kinderrechter oordeelt dat de gronden voor ondertoezichtstelling aanwezig zijn, gezien de grote spanningen tussen de ouders en de zorgen over de veiligheid en ontwikkeling van de minderjarige. De kinderrechter heeft besloten om de minderjarige voor een periode van twaalf maanden onder toezicht te stellen van Stichting Jeugdbescherming west Haaglanden, met als doel de ontwikkeling en veiligheid van de minderjarige te waarborgen. De beschikking is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken, en de schriftelijke uitwerking is vastgesteld op 29 juli 2021.