In deze zaak heeft de kinderrechter op 14 juli 2021 uitspraak gedaan naar aanleiding van een verzoekschrift van de vader betreffende de verblijfplaats van zijn minderjarige kind. De vader verzocht om de verblijfplaats van de minderjarige te wijzigen naar de grootmoeder, en om de schriftelijke aanwijzingen van de gecertificeerde instelling te laten vervallen. De minderjarige, geboren in 2018, verblijft momenteel in een pleeggezin en is onder toezicht gesteld. De kinderrechter heeft de zaak met gesloten deuren behandeld, waarbij de vader, de moeder, de grootmoeder en een vertegenwoordiger van de gecertificeerde instelling aanwezig waren.
De kinderrechter heeft vastgesteld dat de vader en de moeder gezamenlijk het ouderlijk gezag uitoefenen en dat de minderjarige feitelijk in een pleeggezin verblijft. De vader heeft zorgen geuit over het gedrag van de minderjarige in het pleeggezin en pleit voor een plaatsing bij de grootmoeder, die bereid is om voor de minderjarige te zorgen. De gecertificeerde instelling heeft echter verweer gevoerd, stellende dat de huidige situatie te onveilig is voor een plaatsing bij de grootmoeder en dat er eerst diagnostisch onderzoek nodig is.
De kinderrechter heeft de verzoeken van de vader afgewezen, onder verwijzing naar de wettelijke bepalingen die de wijziging van verblijfplaats reguleren. De kinderrechter oordeelde dat het in het belang van de minderjarige is om niet bij de grootmoeder geplaatst te worden, gezien de zorgen over haar gedrag en de veiligheid. De kinderrechter heeft ook de contactregeling tussen de minderjarige en de ouders gehandhaafd, waarbij de huidige regeling in het belang van de minderjarige wordt geacht. De beschikking is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken, met de mogelijkheid voor hoger beroep voor de belanghebbenden.