ECLI:NL:RBDHA:2021:933
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Verzoek om informatie op grond van de Wet openbaarheid van bestuur met betrekking tot vergunningen voor verwarmingsinstallatie
In deze zaak heeft eiser, wonende te [woonplaats], een verzoek ingediend op grond van de Wet openbaarheid van bestuur (Wob) om afschriften van vergunningen die betrekking hebben op werkzaamheden voor een verwarmingsinstallatie op het Willem Dreespark te Den Haag in de periode van 1 januari 2014 tot en met 24 augustus 2017. Het college van burgemeester en wethouders van Den Haag heeft dit verzoek bij besluit van 16 juli 2018 afgewezen, met de mededeling dat de gevraagde documenten reeds openbaar zijn en ingezien kunnen worden in het Den Haag Informatiecentrum. Eiser heeft hiertegen bezwaar gemaakt, maar dit bezwaar is bij besluit van 28 juni 2019 ongegrond verklaard.
Tijdens de zitting op 11 januari 2021 heeft eiser aangevoerd dat hij ten onrechte niet is gehoord en dat de documenten niet beschikbaar waren in het informatiecentrum. De rechtbank heeft overwogen dat verweerder op grond van de Algemene wet bestuursrecht kon afzien van het horen van eiser, omdat het bezwaar kennelijk ongegrond was. De rechtbank heeft vastgesteld dat verweerder terecht heeft geconcludeerd dat de gevraagde vergunningen niet bestaan, aangezien voor het plaatsen van een inpandige verwarmingsinstallatie geen omgevingsvergunning vereist is. Eiser heeft niet aannemelijk gemaakt dat de vergunningen onder verweerder berusten.
De rechtbank heeft het beroep van eiser ongegrond verklaard en geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar uitgesproken op 11 februari 2021, en partijen zijn op de hoogte gesteld van de mogelijkheid om binnen zes weken hoger beroep in te stellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.