ECLI:NL:RBDHA:2021:9389

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
25 augustus 2021
Publicatiedatum
25 augustus 2021
Zaaknummer
8969525 RP VERZ 21-50014
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Grensbepaling tussen dakterrassen van appartementseigenaren

In deze zaak heeft de wijkrechter van de Rechtbank Den Haag op 25 augustus 2021 uitspraak gedaan over de grensbepaling tussen twee dakterrassen van appartementseigenaren. De zaak betreft een verzoek ex artikel 96 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering, ingediend door [verzoeker] en [medeverzoekers]. De procedure vond plaats in het kader van het Procesreglement Project Wijkrechter, waarbij beide partijen instemden met deze procedure. De mondelinge behandeling vond plaats op 17 maart 2021, waarbij beide partijen hun standpunten toelichtten. De wijkrechter heeft vastgesteld dat de eigendom van de dakterrassen is verdeeld volgens de splitsingsakte, waarbij de grens tussen de dakterrassen exact in het midden ligt, gemeten ter hoogte van het einde van de overkapping. De wijkrechter heeft ook overwogen of er sprake was van verkrijgende verjaring, maar heeft geconcludeerd dat dit niet het geval was. De kosten van de procedure zijn gecompenseerd, zodat elke partij zijn eigen kosten draagt.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats ’s-Gravenhage
Zaak-/rolnr.: 8969525 RP VERZ 21-50014
25 augustus 2021
Vonnis van de kantonrechter inzake het verzoek ex artikel 96 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering in de zaak van:
[verzoeker],
wonende te [woonplaats] ,
verzoeker,
en

1.[medeverzoekster] ,

2. [medeverzoeker 1],
wonende te [woonplaats] ,
medeverzoekers.
Partijen worden hierna ‘ [verzoeker] ’, ‘ [medeverzoekster] ’ en ‘ [medeverzoeker 1] ’ genoemd. Medeverzoekers worden gezamenlijk aangeduid als ‘ [medeverzoekers] ’.

1.Het verloop van de procedure

1.1.
[verzoeker] heeft in overeenstemming met het Procesreglement Project Wijkrechter een aanmeldformulier ingediend, door het Bureau Wijkrechter ontvangen op 12 januari 2021. Partijen hebben nog de volgende informatie aangeleverd:
- de e-mail van de gemachtigde van [verzoeker] van 8 maart 2021, met bijlagen;
- de e-mail van de gemachtigde van [verzoeker] van 25 maart 2021, met bijlagen;
- de e-mail van de gemachtigde van [verzoeker] van 14 april 2021, met bijlagen;
- de e-mail van de gemachtigde van [verzoeker] van 17 mei 2021, met bijlage;
- de e-mail van [medeverzoekers] van 3 juni 2021;
- de e-mail van de gemachtigde van [verzoeker] van 22 juni 2021.
1.2.
Partijen hebben beiden ingestemd met een procedure onder de naam ‘De Wijkrechter’. Op die procedure is het Procesreglement Project De Wijkrechter van toepassing. De procedure wordt gevoerd bij een kantonrechter, hierna ook aangeduid als ‘de wijkrechter’. [medeverzoekers] hebben schriftelijk kenbaar gemaakt zich het recht op hoger beroep te willen voorbehouden, zodat beide partijen het recht hebben om van het vonnis van de wijkrechter in hoger beroep te gaan. Voor het hoger beroep geldt dat partijen zich moeten laten bijstaan door een advocaat en de reguliere griffiekosten voor de procedure in hoger beroep dienen te betalen.
1.3.
De mondelinge behandeling van de zaak heeft vanwege de Covid-19 maatregelen plaatsgevonden op de rechtbank op 17 maart 2021. Ter zitting is namens [verzoeker] , [gemachtigde] als gemachtigde verschenen. [medeverzoekers] zijn in persoon verschenen, vergezeld van de ouders van [medeverzoekster] . Beide partijen hebben ter zitting de wederzijdse standpunten toegelicht. Van het ter zitting verhandelde heeft de griffier aantekening gehouden.
1.4.
Aan het slot van de zitting is afgesproken dat partijen (zonder aanwezigheid van de wijkrechter vanwege de geldende Covid-19 maatregelen) gezamenlijk de situatie ter plaatse zouden opmeten en deze informatie aan de wijkrechter zouden verstrekken. Tevens zouden partijen de leveringsaktes in het geding brengen.
1.5.
Nadat partijen voornoemde informatie hebben aangeleverd, is vonnis uiteindelijk bepaald op heden.

2.De vaststaande feiten

In deze procedure wordt van de volgende feiten uitgegaan.
2.1.
[medeverzoekers] hebben op 24 juli 2019 het appartement, gelegen aan de [adres 1] te [plaats 1] gekocht. Het appartement is geleverd op 16 oktober 2019. Van het appartement maakt deel uit een dakterras op de bovenste verdieping van het appartementencomplex.
2.2.
[verzoeker] heeft op 18 december 2019 het appartement, gelegen aan de [adres 2] te [plaats 2] gekocht. Het appartement is geleverd op 24 februari 2020. Van het appartement maakt deel uit een dakterras op de bovenste verdieping van het appartementencomplex. Op die bovenste verdieping bevindt zich een gedeeltelijke overkapping. De dakterrassen van beide appartementen bevinden zich volgens de splitsingstekeningen onder die overkapping. Zie onderstaande tekening:
2.3.
In de splitsingsakte is tevens bepaald hoe de dakterrassen op de bovenste verdieping van het appartementencomplex worden toebedeeld. Op de hierna weergegeven splitsingstekening van de bovenste verdieping staat het dakterras behorend bij de [adres 2] (het dakterras van [verzoeker] ) aangeduid met het cijfer 5 (groen gemarkeerd door de wijkrechter) en het dakterras behorend bij de [adres 1] (het dakterras van [medeverzoekers] ) aangeduid met het cijfer 3 (geel gemarkeerd door de wijkrechter). De achterkant van de dakterrassen bevindt zich ter hoogte van de door de wijkrechter getekende blauwe lijn en de voorkant van de dakterrassen bevindt zich ter hoogte van het einde van de overkapping (de door de wijkrechter ingetekende rode lijn). Het relevante deel van de splitsingsrekening is hierna afgebeeld.
2.4.
De feitelijke situatie ter plaatse ziet er als volgt uit: Rechts het dakterras met bebouwing van [verzoeker] en links het dakterras van [medeverzoekers] Ook is op de foto iets links van het midden de betonnen pilaar zichtbaar. Beide terrassen zijn voorzien van houten terrastegels:

3.Het gezamenlijk verzoek

3.1.
Partijen hebben de wijkrechter op de voet van het bepaalde in artikel 96 Rv verzocht:
een oordeel te geven over de vraag hoe de eigendom van de dakterrassen van verzoekers is verdeeld, in het bijzonder aan wie de strook toebehoort die zich bevindt tussen de bebouwing van [verzoeker] en de op de foto zichtbare pilaren, welk deel is voorzien van dezelfde terrastegels als de terrastegels van het dakterras van [medeverzoekers]
3.2.
Aan hun verzoek hebben partijen – zakelijk weergegeven en voor zover thans van belang – het volgende ten grondslag gelegd.
Het standpunt van [verzoeker]
3.3.
[verzoeker] heeft zijn appartementsrecht aangekocht op 18 december 2019. Hij stelt zich op het standpunt dat op basis van de splitsingsakte de grens tussen de dakterrassen van verzoekers is gelegen in het midden van de pilaar die zich tussen de beide dakterrassen bevindt en dat beide dakterrassen (ongeveer) even groot zijn.
Het standpunt van [medeverzoekers]
3.4.
[medeverzoekers] hebben hun appartementsrecht aangekocht 24 juli 2019. Zij stellen zich op het standpunt dat het dakterras van [verzoeker] zich beperkt tot de opbouw die de vorige eigenaar van het appartement van [verzoeker] heeft aangebracht. De strook tussen de berging en de betonnen pilaar (zie foto) behoort tot het dakterras van [medeverzoekers] Dat gedeelte was ten tijde van de aankoop ook voorzien van dezelfde terrastegels als de terrastegels die zich op het dakterras van [medeverzoekers] bevinden.

4.De beoordeling

4.1.
De wijkrechter dient te beoordelen waar de grens loopt tussen de dakterrassen van de beide appartementen van partijen. Daartoe dient uitsluitend de splitsingsakte tot uitgangspunt.
4.2.
Op de splitsingstekening (zie onder 2.3) hebben de dakterrassen van partijen aan de voorkant (de rode lijn) exact dezelfde breedte. De grens tussen de beide dakterrassen is op de splitsingstekening vanaf dat punt onder een hoek van 90 graden getrokken tot aan de achterkant van de dakterrassen (de blauwe lijn). Partijen moeten dus de breedte van hun beider dakterrassen ter hoogte van het einde van de overkapping exact door de helft delen en vervolgens onder een hoek van 90 graden een grens trekken naar de achterwand van de dakterrassen. Die lijn vorm de grens tussen de beide dakterrassen.
4.3.
In dit verband heeft de wijkrechter nog bezien of sprake is van verkrijgende verjaring als bedoeld in artikel 3:105 BW, aangezien [medeverzoekers] hebben betoogd dat de feitelijke situatie nu zo is dat in afwijking van de splitsingstekening de terrastegels van het dakterras van [medeverzoekers] zijn doorgelegd op het niet bebouwde deel van het dakterras van [verzoeker] .
4.4.
Voor verkrijgende verjaring is op grond van artikel 3:309 BW vereist dat een eigenaar (in dit geval [verzoeker] en zijn rechtsvoorganger(s)) gedurende (meer dan) twintig jaar geen actie heeft ondernomen tegen het verlies van zijn bezit van eigendom. Dat verlies doet zich pas voor wanneer de eigenaar ondubbelzinnig moet hebben begrepen dat een ander zichzelf als eigenaar beschouwde. Dat kan bijvoorbeeld het geval zijn wanneer een deel van het dakterras van [verzoeker] in gebruik is genomen door de eigenaren van het naastgelegen dakterras. Dat zou (afhankelijk van de omstandigheden) het geval kunnen zijn wanneer het niet bebouwde gedeelte van het dakterras van [verzoeker] niet voorzien was van terrastegels en door de eigenaren van het naastgelegen terras wel terrastegels zijn neergelegd.
4.5.
Ter zitting hebben [medeverzoekers] erkend dat de bebouwing er nog geen 20 jaar staat. Ook is de wijkrechter uit de beschikbare stukken niet gebleken dat een voormalig eigenaar van [adres 1] de niet bebouwde strook (op de foto) rechts van de pilaren ten minste twintig jaar geleden (dus sinds 2000) in gebruik hebben genomen met de bedoeling om zichzelf als eigenaar te beschouwen, bijvoorbeeld door het zelf leggen van terrastegels, waar die er eerder nog niet lagen. Niet is gebleken dat de terrastegels die zich op de strook tussen de bebouwing en de pilaar bevinden daar zijn neergelegd door een voormalig eigenaar van [adres 1] zonder medeweten en toestemming van de eigenaar van [adres 2] . Het lijkt er op basis van de foto’s veeleer op dat oorspronkelijk op beide dakterrassen dezelfde houten terrastegels hebben gelegen en dat in verband met de (latere) bebouwing op het dakterras van [adres 2] een deel van die vlonders is weggehaald. De bebouwing lijkt immers van recentere datum dan de naastgelegen terrastegels. In die situatie is geen sprake van ingebruikneming. Het enkel plaatsen van een bankje op de bewuste strook op een reeds bestaande terrastegels is daarvoor onvoldoende.
4.6.
Gezien het voorgaande is de wijkrechter niet komen vast te staan dat sprake is van verkrijgende verjaring, zodat de splitsingstekening nog altijd bepaalt waar de grens tussen de beide dakterrassen loopt.
4.7.
Nu beide partijen de zaak aan de wijkrechter hebben voorgelegd zullen de proceskosten worden gecompenseerd, in die zin dat ieder de eigen kosten draagt.

5.De beslissing

De wijkrechter, rechtsprekend ex artikel 96 Rv:
5.1.
bepaalt dat de grens tussen de beide dakterrassen van verzoekers ( [adres 1] en [adres 2] ) loopt exact vanaf de helft van de gezamenlijke dakterrassen, gemeten ter hoogte van het einde van de overkapping (de rode lijn op de tekening) onder een hoek van 90 graden naar de achterwand van de dakterrassen (de blauwe lijn op de tekening);
5.2.
compenseert de kosten van de procedure in die zin dat elke partij de eigen kosten draagt.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.L.M. Luiten, kantonrechter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting op 25 augustus 2021.