In deze zaak heeft de kinderrechter op 10 augustus 2021 uitspraak gedaan over een verzoek tot machtiging voor de uithuisplaatsing van een minderjarige in een gesloten accommodatie voor jeugdhulp. Het verzoek was ingediend door het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Den Haag, naar aanleiding van ernstige zorgen over het gedrag van de minderjarige, die op 29 juli 2021 een spoedmachtiging had gekregen om in een gesloten accommodatie te verblijven. De minderjarige, geboren in 2007, vertoonde problematisch gedrag, waaronder het niet accepteren van gezag, het niet naleven van afspraken en het zich in gevaarlijke situaties brengen. Tijdens de zitting op 10 augustus 2021 waren zowel de minderjarige, bijgestaan door haar advocaat, als de moeder en vertegenwoordigers van de gemeente aanwezig.
De kinderrechter heeft vastgesteld dat de minderjarige instemde met de gesloten plaatsing en dat de moeder ook achter het verzoek stond. De kinderrechter oordeelde dat er sprake was van ernstige opgroei- en opvoedingsproblemen die de ontwikkeling van de minderjarige ernstig belemmerden. De kinderrechter concludeerde dat de gesloten plaatsing noodzakelijk was om te voorkomen dat de minderjarige zich aan de zorg zou onttrekken. De kinderrechter verleende daarom de gevraagde machtiging voor de periode van 12 augustus 2021 tot 29 oktober 2021. De beschikking werd mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken, met de mogelijkheid voor hoger beroep binnen drie maanden na de uitspraak.