ECLI:NL:RBDHA:2021:964

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
2 februari 2021
Publicatiedatum
10 februari 2021
Zaaknummer
C/09/606422 / FA RK 21-487
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • G. van Zeben-de Vries
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aansluitende machtiging tot het verlenen van verplichte zorg in het kader van geestelijke gezondheidszorg

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 2 februari 2021 een beschikking gegeven inzake een aansluitende zorgmachtiging voor een vrouw, geboren in 1998, die lijdt aan een borderline persoonlijkheidsstoornis en ernstige suïcidaliteit vertoont. De officier van justitie had op 25 januari 2021 een verzoek ingediend voor deze zorgmachtiging, waarbij de noodzaak van verplichte zorg werd onderbouwd door medische verklaringen en een zorgplan. Tijdens de mondelinge behandeling, die telefonisch plaatsvond vanwege COVID-19-maatregelen, werd de behandelaar gehoord, die de ernstige toestand van de betrokkene toelichtte. De rechtbank oordeelde dat er geen mogelijkheden voor passende zorg op vrijwillige basis waren en dat verplichte zorg noodzakelijk was om ernstig nadeel af te wenden. De rechtbank verleende de zorgmachtiging voor de duur van tien maanden, tot en met 2 december 2021, en bepaalde dat verschillende vormen van verplichte zorg konden worden toegepast, waaronder het toedienen van medicatie en het beperken van de bewegingsvrijheid. De rechtbank volgde de deskundigen in hun oordeel dat de suïcidaliteit voortkomt uit de complexe psychiatrische problematiek van de betrokkene. De beschikking is vastgesteld op 9 februari 2021 en tegen deze beschikking staat het rechtsmiddel van cassatie open.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Team Jeugd- en Zorgrecht
Zaak-/rekestnummer: C/09/606422 / FA RK 21-487
Datum beschikking: 02 februari 2021

Aansluitende machtiging tot het verlenen van verplichte zorg

Beschikkingnaar aanleiding van het door de officier van justitie ingediende verzoek tot het verlenen van een aansluitende zorgmachtiging als bedoeld in artikel 6:4 van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz), ten aanzien van:

[de vrouw]

hierna te noemen: betrokkene,
geboren op [geboortedag] 1998 te [geboorteplaats] ,
thans verblijvende in de accommodatie [verblijfplaats]
advocaat: mr. D. Kotterman te Arnhem.

ProcesverloopBij verzoekschrift, ingekomen ter griffie op 25 januari 2021, heeft de officier van justitie verzocht om een aansluitende zorgmachtiging.

Bij het verzoekschrift zijn onder andere de volgende bijlagen gevoegd:
  • een op 11 januari 2021 ondertekende medische verklaring van [psychiater] die betrokkene heeft onderzocht maar niet bij haar behandeling betrokken was;
  • een zorgplan van 8 januari 2021;
  • de bevindingen van de geneesheer-directeur van 11 januari 2021;
  • een afschrift van de politiemutaties.
De mondelinge behandeling van het verzoek heeft plaatsgevonden op 02 februari 2021.
Bij die gelegenheid zijn op grond van artikel 2 Tijdelijke wet COVID-19 Justitie en Veiligheid de navolgende personen gelijktijdig telefonisch gehoord door de rechtbank omdat het houden van een fysieke zitting vanwege de geldende veiligheidsmaatregelen met betrekking tot het coronavirus niet mogelijk was:
  • betrokkene, in het bijzijn van de behandelaar en persoonlijk [begeleider]
  • de behandelaar, [GZ-psycholoog]
  • de advocaat van betrokkene.
Omdat een nadere toelichting op of motivering van het verzoek niet nodig werd geacht door de officier van justitie, is de officier van justitie niet telefonisch gehoord.

Standpunten ter zitting

De behandelaar heeft verklaard dat betrokkene onlangs is opgenomen bij het Centrum Intensieve Behandeling (CIB) vanwege een ontwrichte behandelrelatie en ter onderzoek naar de behandelmogelijkheden. Bij betrokkene is sprake van forse ontregelingen, primair in het kader van een borderline persoonlijkheidsstoornis. Betrokkene heeft regelmatig en ernstige suïcidepogingen gedaan en haar doodswens is aanhoudend. Het doel van de huidige opname is om de suïcidaliteit intensief te analyseren en behandelen, zodat de situatie stabiliseert en de doodswens vermindert. Er is zeker een jaar nodig om te concluderen of resultaat bereikt kan worden en de opname bij het CIB is doorgaans daarom ook voor de minimale duur van een jaar. Ten aanzien van het verweer van de advocaat heeft de behandelaar verklaard dat verplichte zorg altijd zo kort mogelijk wordt toegepast indien het strikt noodzakelijk is ter afwending van ernstig nadeel. Gelet op de suïcidaliteit zijn de verzochte vormen van zorg voorzienbaar.
Betrokkene heeft verklaard dat zij niet behandeld wil worden omdat zij niet wil leven. Zij is het daarom oneens met de opname, de behandeling en de zorgmachtiging. De advocaat heeft aan de orde gesteld of er een causaal verband bestaat tussen de persoonlijkheidsproblematiek van betrokkene en de suïcidaliteit, omdat betrokkene lijdt aan ondragelijke pijn in haar hoofd en een dwarslaesie. Zij heeft weloverwogen een verzoek tot euthanasie gedaan. Daarnaast is sprake van een jarenlange behandeling, zonder resultaat ten aanzien van de doodswens of de motivatie van betrokkene. Verder is verzocht een clausulering op te nemen bij de zorgvorm insluiting, te weten voor de maximale duur van twee weken per incident. Tot slot is verweer gevoerd tegen de duur van de zorgmachtiging, omdat eerder getoetst zou moeten worden of de behandeling wel doelmatig is en voortzetting daarvan nog gerechtvaardigd is.

Beoordeling

Op 21 augustus 2020 is door de rechtbank Gelderland, locatie Arnhem, een zorgmachtiging verleend voor de duur van zes maanden, tot en met 20 februari 2021.
Uit de overgelegde stukken is gebleken dat betrokkene lijdt aan een psychische stoornis, te weten een borderline persoonlijkheidsstoornis met vermijdende trekken. Tevens is sprake van posttraumatische stressklachten.
Deze stoornis leidt tot ernstig nadeel, gelegen in levensgevaar, ernstig lichamelijk letsel, ernstige verwaarlozing en maatschappelijke teloorgang. Betrokkene kampt al jaren met suïcidale gedachten en handelt ook vanuit die doodswens. Zij heeft ernstige pogingen gedaan om zichzelf van het leven te beroven (binnen en buiten instellingen), met onder andere een dwarslaesie tot gevolg. De wens om niet meer te leven is nog steeds actueel. De rechtbank volgt de verklaring van de deskundigen dat de suïcidaliteit (mede) voortkomt uit de zeer complexe psychiatrische problematiek en dat daarom sprake is van causaal verband.
Om het ernstig nadeel en een crisissituatie af te wenden, de geestelijke gezondheid van betrokkene te stabiliseren en de geestelijke gezondheid van betrokkene te herstellen zodanig dat zij haar autonomie zoveel mogelijk herwint, heeft betrokkene zorg nodig.
Gebleken is dat er geen mogelijkheden voor passende zorg op vrijwillige basis zijn. Om die reden is verplichte zorg nodig.
De in het verzoekschrift genoemde vormen van zorg zijn gebaseerd op de medische verklaring, het zorgplan en het advies van de geneesheer-directeur. Deze vormen van verplichte zorg zijn door de rechtbank tijdens de mondelinge behandeling besproken. De behandelaar heeft ter zitting begrijpelijk gemotiveerd welke vormen van zorg verplicht noodzakelijk zijn in het huidige behandeltraject en voorzienbaar zijn vanuit de problematiek. De rechtbank zal die motivering volgen. Het verweer ten aanzien van de zorgvorm insluiting zal de rechtbank passeren. Zoals de arts ook ter zitting heeft toegelicht zal ook deze vorm van verplichte zorg enkel verleend worden als ernstig nadeel niet op een andere manier kan worden afgewend in situaties waarin deze interventie doelmatig, proportioneel, subsidiair en veilig wordt geacht. Die beoordeling en bevoegdheid ligt bij de deskundige arts. De zorg zal dan, conform protocol, voor zo kort mogelijke duur worden verleend. Om die reden zal de rechtbank geen nadere clausulering opnemen in de zorgmachtiging.
Gelet op het voorgaande acht de rechtbank de volgende vormen van verplichte zorg noodzakelijk om het ernstig nadeel af te wenden:
  • toedienen van medicatie;
  • verrichten medische controles;
  • andere medische handelingen en therapeutische maatregelen;
  • beperken van de bewegingsvrijheid;
  • insluiten;
  • uitoefenen van toezicht op betrokkene;
  • onderzoek aan kleding of lichaam;
  • onderzoek van de woon- of verblijfsruimte op gedrag-beïnvloedende middelen en gevaarlijke voorwerpen;
  • aanbrengen van beperkingen in de vrijheid het eigen leven in te richten, die tot gevolg hebben dat betrokkene iets moet doen of nalaten, waaronder het gebruik van communicatiemiddelen;
  • beperken van het recht op het ontvangen van bezoek;
  • opnemen in een accommodatie.
De rechtbank wijst er op dat de zorgverantwoordelijke ter uitvoering van een zorgmachtiging op grond van artikel 8:9 Wvggz pas kan beslissen tot het verlenen van de hiervoor genoemde vormen van verplichte zorg nadat hij zich op de hoogte heeft gesteld van de actuele gezondheidstoestand van de betrokkene, met de betrokkene overleg heeft gevoerd over de voorgenomen beslissing en, voor zover hij geen psychiater is, hierover overeenstemming heeft bereikt met de geneesheer-directeur.
Er zijn geen minder bezwarende alternatieven die hetzelfde beoogde effect hebben. De voorgestelde verplichte zorg is bovendien evenredig en naar verwachting effectief. Uit de stukken blijkt verder dat bij het bepalen van de juiste zorg rekening is gehouden met de voorwaarden die noodzakelijk zijn om deelname van betrokkene aan het maatschappelijk leven te bevorderen, alsmede met de veiligheid van betrokkene.
Ten aanzien van het verweer betreffende de doelmatigheid van de behandeling overweegt de rechtbank dat de behandelaar nog wel behandelmogelijkheden ziet, ondanks dat betrokkene op dit moment niet intrinsiek gemotiveerd is. Daarbij is het Centrum Intensieve Behandeling (CIB) gespecialiseerd op het gebied van ontwrichte behandelrelaties bij ernstige en complexe psychiatrische problematiek. Of de inzet effectief en doelmatig is zal de komende periode moeten blijken, maar verdient een kans van slagen. Naar verwachting zal er tegen het einde van het huidige traject – dat vooralsnog ongeveer een jaar zal duren – wel meer zicht zijn op het behandelperspectief. De rechtbank zal de zorgmachtiging om die reden verlenen voor de duur van tien maanden.
Gelet op het voorgaande is voldaan aan de criteria voor en doelen van verplichte zorg als bedoeld in de Wvggz.

Beslissing

De rechtbank:
verleent een zorgmachtiging ten aanzien van:

[de vrouw]

geboren op [geboortedag] 1998 te [geboorteplaats] ,
inhoudende dat bij wijze van verplichte zorg de volgende maatregelen kunnen worden getroffen:
  • toedienen van medicatie;
  • verrichten medische controles;
  • andere medische handelingen en therapeutische maatregelen;
  • beperken van de bewegingsvrijheid;
  • insluiten;
  • uitoefenen van toezicht op betrokkene;
  • onderzoek aan kleding of lichaam;
  • onderzoek van de woon- of verblijfsruimte op gedrag-beïnvloedende middelen en gevaarlijke voorwerpen;
  • aanbrengen van beperkingen in de vrijheid het eigen leven in te richten, die tot gevolg hebben dat betrokkene iets moet doen of nalaten, waaronder het gebruik van communicatiemiddelen;
  • beperken van het recht op het ontvangen van bezoek;
  • opnemen in een accommodatie;
bepaalt dat deze machtiging geldt tot en met 2 december 2021;
wijst het meer of anders verzochte af.
Deze beschikking is gegeven door mr. G. van Zeben-de Vries, rechter, bijgestaan door
mr. S.T. Viezee als griffier, en uitgesproken ter openbare zitting van 02 februari 2021.
De schriftelijke uitwerking van deze beschikking is vastgesteld op 9 februari 2021.
Tegen deze beschikking staat het rechtsmiddel van cassatie open.