ECLI:NL:RBDHA:2021:9718

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
1 september 2021
Publicatiedatum
1 september 2021
Zaaknummer
C/09/588238 / HA ZA 20-155
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling van facturen en geschil over de uitvoering van een aannemingsovereenkomst voor de bouw van een woning met betrekking tot meerwerk, gebreken en schadevergoeding

In deze civiele zaak, behandeld door de Rechtbank Den Haag, vordert Gouwe Bouw B.V. betaling van openstaande facturen van in totaal € 41.191,77, inclusief btw, van [eisende partij sub 1 c.s.]. Deze bedragen zijn gerelateerd aan meerwerk en de slotfactuur van de aannemingsovereenkomst voor de bouw van een vrijstaande woning. [eisende partij sub 1 c.s.] voert verweer en stelt dat Gouwe niet de overeengekomen werkzaamheden naar behoren heeft uitgevoerd en dat er gebreken zijn in de uitvoering, waaronder problemen met de warmtepompinstallatie en de luchtdoorlatendheid van de woning. De rechtbank heeft vastgesteld dat de vorderingen in conventie en reconventie nauw met elkaar samenhangen en dat deskundigen moeten worden benoemd om de gebreken en de uitvoering van de werkzaamheden te beoordelen. De rechtbank heeft de partijen aangespoord om een minnelijke regeling te overwegen, maar heeft ook de bewijsopdrachten en bevelen voor de deskundigen benoeming in het dictum van het tussenvonnis opgenomen. De zaak is aangehouden voor verdere behandeling en bewijslevering.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK DEN HAAG

Team handel
zaaknummer / rolnummer: C/09/588238 / HA ZA 20-155
Vonnis van 1 september 2021
in de zaak van
GOUWE BOUW B.V., t.h.o.d.n. Platem Bouw B.V.,te Moordrecht,
eiseres in conventie,
verweerster in reconventie,
advocaat mr. D.M. Uithol te Rotterdam,
tegen

1.[eisende partij sub 1] ,

2.
[eisende partij sub 2],
beiden te [plaats] ,
gedaagden in conventie,
eisers in reconventie,
advocaat mr. J. Biemond te 's-Gravenhage.
Partijen zullen hierna Gouwe en [eisende partij sub 1 c.s.] genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding van 29 januari 2020 met producties 1-17;
  • de conclusie van antwoord in conventie en van eis in reconventie van 6 mei 2020 met producties 1-28;
  • de conclusie van antwoord in reconventie met producties 1-12;
  • het tussenvonnis van 28 oktober 2020;
  • de rolbeslissing van 18 november 2020 tot schriftelijk voortprocederen;
  • de instructie op grond van artikel 22 Rv van 9 december 2020;
  • de schriftelijke toelichting van de zijde van Gouwe van 3 februari 2021 met producties 1-8;
  • de schriftelijke toelichting tevens wijziging/verduidelijking van eis van de zijde van [eisende partij sub 1 c.s.] van 3 februari 2021 met producties 29-38.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
Gouwe exploiteert een bouw- en aannemingsbedrijf voor aanbouw, verbouw, nieuwbouw, renovatie en onderhoud aan en van woningen en bedrijfspanden.
2.2.
[eisende partij sub 1 c.s.] is eigenaar van de vrijstaande woning aan de [adres] .
2.3.
Partijen hebben op 21 juli 2016 een overeenkomst van aanneming van werk gesloten strekkend tot het realiseren van een vrijstaande woning op het perceel aan de [adres] . In de overeenkomst staat onder meer het volgende:
“2. Het werk omvat het oprichten van een vrijstaande woning, zoals beschreven in de bijbehorende stukken, te weten a) technische omschrijving, b) calculatie/werkomschrijving en c) tekeningen.
3. Aanneemsom excl. btw € 380.165,29
21% btw “ 79.834,71
Aanneemsom incl. btw € 460.000,00
In de aanneemsom zijn stelposten opgenomen, waarvan de werkelijke kosten tijdens het bouwproces worden vastgelegd. Verrekening van stelposten vindt plaats bij de eindafrekening van het werk.
4. Facturering van de aanneemsom vindt plaats in 9 termijnen, te weten (…). De desbetreffende facturen dienen te worden voldaan binnen 8 dagen na factuurdatum.
5. Aanvang en oplevering (onder voorbehoud van onvoorziene (weers-)omstandigheden)
De plan- en werkvoorbereidingen door Platem Bouw zijn in maart 2016 gestart. De start van de bouw staat gepland voor september/oktober 2016. De geplande bouwtijd bedraagt zes à zeven maanden, afhankelijk van de werkbare dagen. Tijdens de bouwvak (week 30 t/m 33, 2016) wordt niet gewerkt.
6. De bijgaande Algemene Leveringsvoorwaarden van Platem Bouw B.V. maken onderdeel uit van deze overeenkomst.”
2.4.
Van de overeenkomst maken deel uit de Algemene Leveringsvoorwaarden van Platem Bouw B.V., de technische omschrijving van 13 juli 2016 en de werkomschrijving van 18 juli 2016. Onderdeel van de werkomschrijving van 18 juli 2016 was de werkomschrijving van onderaannemer Koetsier Installatietechniek (hierna: Koetsier) van 10 mei 2016.
2.5.
In de technische omschrijving, die [eisende partij sub 1 c.s.] op 22 juli 2016 voor akkoord heeft ondertekend, staat onder meer het volgende:
“25 WIJZIGINGEN IN HET ONTWERP
Alle wijzigingen ten opzichte van deze Technische Omschrijving verstrekt door en/of in opdracht van opdrachtgever voorafgaand aan de bouwperiode en het sluiten van een overeenkomst, zullen worden doorberekend in de overeenkomst. Deze dienen te voldoen aan de vigerende wet- en regelgeving.
26 MEER- EN MINDERWERK, STELPOSTEN
26.1
Meer- en minderwerk
De verrekening van meer- en minderwerk vindt plaats bij de eindafrekening van het project. Gedurende het hele proces wordt een overzicht bijgehouden waarop alle aangeboden meer- en minderwerken zijn opgenomen. Eveneens in dit overzicht wordt de acceptatie danwel afwijzing door de opdrachtgever opgenomen met de datum van deze acceptatie danwel afwijzing.
Indien bij de eindafrekening blijkt dat het minderwerk het meerwerk overschrijdt, wordt door de aannemer 10% van het verschil ingehouden.
26.2
Stelposten
De verrekening van de stelposten vindt plaats bij de eindafrekening van het project. Gedurende het hele proces worden de kosten die ten laste komen van de stelposten bijgehouden en opgenomen op het overzicht meer- en minderwerk. De acceptatie danwel afwijzing van deze verrekening wordt evenals het meer- en minderwerk bijgehouden inclusief de daarbij horende data.”
Aanvang bouw tot bouwstop
2.6.
Eind september 2016 heeft Gouwe [eisende partij sub 1 c.s.] per Whatsapp het volgende bericht gezonden:
“Wil jij nog even bevestigen dat wij het paaltje van de hoek van de woning op de juiste plaats hebben gezet. Groetjes, (…).”
2.7.
Bij Whatsapp-berichten van 30 september 2016 heeft [eisende partij sub 1 c.s.] daarop geantwoord:
“Heb het Paaltje zien staan, mooi Paaltje. Kan niet bepalen of ie op de juiste plek staat. Heb geen middelen noch de kennis om dit te kunnen controleren.
Ben ook van mening dat dit onder Platem’s verantwoordelijk[heid]
valt. De plaats van het huis staat op de goedgekeurde bouwtekening. Aan jullie om het huis ook op die plek neer te zetten. Zou echt niet weten hoe ik dat zou kunnen bepalen.”
2.8.
De bouw van (de funderingen voor) het werk is begonnen op 4 oktober 2016.
Op 18 oktober 2016 is de bouw stilgelegd door de Burgemeester en Wethouders van de [de Gemeente] , omdat buiten het in het bestemmingsplan aangegeven bouwvlak werd gebouwd.
2.9.
Bij brief van 15 juni 2017 heeft [eisende partij sub 1 c.s.] Gouwe aansprakelijk gesteld voor de als gevolg van de stillegging van de bouw geleden en nog te lijden schade. [eisende partij sub 1 c.s.] behield zich het recht voor om de overeenkomst van aanneming te ontbinden indien de bouwstop niet uiterlijk op 15 juli 2017 zou zijn opgeheven.
2.10.
Gouwe heeft bezwaar en beroep aangetekend tegen de bouwstop. Bij uitspraak van 25 september 2017 heeft de Rechtbank Den Haag de bouwstop in stand gelaten. Daarbij overwoog de rechtbank onder meer:

9.1. Vaststaat dat de fundering van de woning niet binnen het bouwvlak van het perceel, zoals op de plankaart vastgesteld, is gebouwd, maar 16,5 meter buiten dat bouwvlak is gerealiseerd.
(…)
9.3.
Op de bij de omgevingsvergunning behorende tekening is het bouwplan binnen het bouwvlak, overeenkomstig de aanduiding van de plankaart van het geldende bestemmingsplan, ingetekend. (…)
(…)
9.8.
In de omstandigheid dat eiseres de ODMH al op 20 september 2016 had verzocht om een controle ter plaatse te laten uitvoeren ziet de rechtbank geen aanleiding om anders te oordelen. Voor zover bij eiseres twijfel bestond over de vraag waar op het perceel de woning zou moeten[worden]
gesitueerd, had zij de bouwlocatie kunnen laten bepalen aan de hand van XY-coördinaten.”
2.11.
Tijdens de procedure die Gouwe tegen de gemeente voerde, heeft de bouw van het werk stilgelegen. Na de uitspraak van de rechtbank moest het reeds gebouwde eerst worden afgebroken, waarna de bouw van het werk in april 2018 is hervat.
Vaststellingsovereenkomst bouwstop
2.12.
Bij brief van 3 oktober 2017 heeft de toenmalige advocaat van [eisende partij sub 1 c.s.] Gouwe onder meer het volgende geschreven:
“Cliënten willen op de meest korte termijn duidelijkheid hoe nu verder. Het heeft hun voorkeur dat de bouwwerkzaamheden op de juiste locatie zo spoedig mogelijk worden gecontinueerd. Teneinde dit te bewerkstelligen zijn cliënten bereid een deel van de kosten voor het verplaatsen van de bouwlocatie voor hun rekening te nemen. Echter uw voorstel om die kosten fiftyfifty te delen is voor cliënten niet acceptabel en financieel ook niet haalbaar. Als gevolg van de ontstane situatie hebben cliënten al tienduizenden euro’s aan extra (onnodige) kosten moeten maken. Het houdt voor cliënten ergens op. Meer concreet zijn cliënten bereid om voor € 10.000 mee te dragen in de kosten voor de verplaatsing van de bouwlocatie. (…)
Ook heeft u recent aangegeven dat cliënten geconfronteerd zullen worden met prijsverhogingen voor alle af te roepen en nieuw te bestellen materialen. Cliënten gaan op voorhand niet akkoord met enige prijsverhoging. De reden daarvoor is primair dat zij destijds (steeds) hebben aangegeven geen heil te zien in een juridisch traject, echter door u zijn overgehaald om hier toch (zijdelings) in mee te gaan. Dat de uitkomst van de procedure nu tegenvalt komt voor rekening en risico van Platem Bouw en uw voorstel dat cliënten moeten opdraaien voor (eventuele) prijsverhogingen is naar de mening van cliënten geenszins redelijk.
(…)
Cliënten hebben mij verzocht te benadrukken dat zij geenszins erop uit zijn om in een (juridisch) geschil te geraken met Platem Bouw. Zij willen maar 1 ding en dat is dat de bouw van de litigieuze woning conform de regels en voorwaarden van de [de Gemeente] zo snel mogelijk wordt hervat en dat de kosten voor cliënten tot een minimum beperkt wordt, aangezien zij naar hun mening al veel te veel onnodige kosten hebben moeten maken.”
2.13.
Op 5 oktober 2017 heeft [eisende partij sub 1 c.s.] Gouwe het volgende WhatsApp-bericht gestuurd:
[voornamen eigenaren Gouwe]
, allereerst fijn hoe we gisteren overlegd hebben. Wij gaan mee in jullie tegenvoorstel met de voorwaarden zoals besproken: €20k bijdrage in de verplaatsingskosten zonder dat hier nog 21% btw bovenop komt en geen verhoging aannemingssom door gestegen prijzen.
Wij zeggen: Let’s build!
Sturen jullie ons een aangepaste back2back overeenkomst?”
Gouwe heeft daarop diezelfde avond onder meer geantwoord:
[thumbs up emoji]
fijn te horen. Gaan we regelen.”
2.14.
Op 20 november 2017 hebben partijen een vaststellingsovereenkomst ondertekend. In deze vaststellingsovereenkomst staat onder meer:
“3. [eisende partij sub 1 c.s.] maakt geen gebruik van de mogelijkheid de tussen partijen gesloten aannemingsovereenkomst op te zeggen dan wel te ontbinden en ziet definitief af van gebruikmaking van de juridische mogelijkheden daartoe.
4. Platem Bouw zal de schadeclaim van [eisende partij sub 1 c.s.] ter behandeling doorzenden aan haar verzekeraar en inspanningen leveren om de schade als gevolg van de stillegging van de bouw op de verzekering te verhalen.
5. Aan [eisende partij sub 1 c.s.] wordt door Platem Bouw uitsluitend schade uitgekeerd als deze door derden aan Platem Bouw wordt vergoed. Daarnaast is Platem Bouw aan [eisende partij sub 1 c.s.] geen schadevergoeding verschuldigd. Als de schade niet aan Platem Bouw wordt vergoed, ontvangt [eisende partij sub 1 c.s.] ook geen schadevergoeding van Platem Bouw en komt de schadeclaim van [eisende partij sub 1 c.s.] te vervallen.
6. Voor het overige blijven de afspraken zoals vastgelegd in de tussen partijen tot stand gekomen aannemingsovereenkomst ongewijzigd.”
Hervatting bouw; meerwerk
2.15.
Bij e-mail van 26 juli 2018 heeft Gouwe [eisende partij sub 1 c.s.] het volgende geschreven:
“Hierbij zoals gisteren besproken alle verrekeningen en berekeningen t.b.v. installatiewerken.
Ter informatie de volgende bijlagen:
1)
Overzicht meer- en minderwerk, d.d. 26-07-2018
2)
Overzicht kosten nieuw installatiewerk (zoals gisteren besproken)
3)
Overzicht prijzen installatiewerk retour
4)
Overeenkomst met daarin gemarkeerd de installatiewerkzaken retour.
Volgens mij kloppen zo de berekeningen weer en is dit wat we gisteren afgesproken hebben om uit te voeren.
Wijzigingen hierop worden als apart meer-/minderwerk verrekend.
Je noemde gisteren bijvoorbeeld.
  • Vervallen close-in boiler
  • Zinken h.w.a.’s i.p.v. wit PVC
  • Installatie waterontharder
Volgens mij zijn we wat betreft meer- en minderwerk zo weer compleet.
Wil je dat nog even bevestigen.
Ik ga Koetsier inlichten dat het akkoord is, zodat het installatiewerk gaat lopen.”
Bij deze e-mail gingen vier bijlagen:
een document “Overzicht meer- en minderwerken” met printdatum 26 juli 2018. Het overzicht kwam neer op een totaal aan geaccordeerd meerwerk van € 100.000,56 en een totaal aan geaccordeerd minderwerk van € 59.755,24, wat kwam op een te factureren totaal van € 40.251,32 (exclusief btw);
een overzicht “Installatiewerk in overeenkomst” met daarop zeven posten en twee stelposten, dat neerkwam op een totaalbedrag van € 50.705,24;
een overzicht “Installati[e]werk [eisende partij sub 1 c.s.] , definitief” dat verwijst naar offertes van Koetsier van 20 februari 2018 en dat drie vervallen posten en een nieuwe post noemt, voor een totaal van € 65.252,58 (exclusief btw);
een “Overzicht teruggegeven posten installatiewerk zoals opgenomen in de bij overeenkomst behorende calculatie (Meer-/minderwerk post 15)” met daarop kort aangeduide posten en een totaal per categorie, voor een totaal van € 25.049,14 (exclusief btw).
2.16.
Bij e-mail van 25 september 2018 heeft Gouwe [eisende partij sub 1 c.s.] een overzicht van meer- en minderwerk gestuurd. In het begeleidende bericht schrijft Gouwe onder meer:
“Uit alle correspondentie en overleggen begrijpen wij dat je opdracht voor de volgende bouwkundige meerwerken[geeft]
:
(…)
1. Wand rond open haard (post 35)
(…)
Graag zien we jouw akkoord op bovenstaande punten verschijnen, zodat we dit nu in de uitvoering mee kunnen nemen.
Ik heb ook nog contact gehad met de Vios Trappenfabriek. Zij leveren niet rechtstreeks aan particulieren.
Dat gaat altijd via een aannemer of via een dealer. Als jullie voor de trap van de Vios kiezen, zal dat dus via ons blijven lopen.
Graag ontvangen wij dan ook een akkoord op het aangeboden meerwerk voor de levering en montage en het inmeten van de trap (post 34).
Dan kunnen wij het geheel in gang zetten, zodat rond week 49 de trap geleverd en gemonteerd kan worden.
Zoals bekend willen we daarvoor nog wel de diktes van de vloerafwerkingen weten (op begane grond en 1e verdieping) op de cementdekvloer.
Voor wat betreft werken Koetsier geldt dat alles wat niet in de technische omschrijvingen van Koetsier staat als meerwerk in rekening wordt gebracht.
Alle meerwerken van Koetsier zullen wij aan jullie doorberekenen. De levering en montage van inbouwreservoirs (2 stuks) zijn we al overeengekomen.
Ik heb van Koetsier begrepen dat zij volgende week alle meer-/minderwerken inzichtelijk maken.
Voor de volledigheid hebben wij het overzicht meer-/minderwerk opgenomen.
We zien graag je reactie en goedkeuringen tegemoet.”
2.17.
Bij e-mail van 27 september 2018 heeft [eisende partij sub 1 c.s.] gereageerd op de e-mail van 25 september 2018 door antwoorden in rood in het bericht van Gouwe toe te voegen.
Onder de post ‘Wand rond open haard (post 35)’ heeft hij toegevoegd: “
Akkoord. Pfffft wat een bedrag!” en onder de zin “Als jullie voor de trap van Vios kiezen, zal dat dus via ons blijven lopen”: “
Met Vios overeengekomen dat zij de trap rechtstreeks aan ons leveren”.
2.18.
Bij e-mail van 4 oktober 2018 heeft [eisende partij sub 1 c.s.] Gouwe onder meer het volgende geschreven:
“Zoals telefonisch besproken scheelt de offerte die wij rechtstreeks van Vios hebben ontvangen vrijwel niets.
Dan kunnen jullie beter de marge er op pakken. Vandaar hier ons akkoord om de trap alsnog door jullie te laten leveren. Kan jij de bestelling en inmeten in gang zetten? De vloerhoogte bedraagt ca 5 mm lijm en 20 mm tegen, dus in totaal 25 mm.”
2.19.
Op 30 november 2018 hebben partijen, vergezeld van een door [eisende partij sub 1 c.s.] ingeschakelde bouwkundig adviseur (hierna: de bouwkundig adviseur), een vooropname van het werk gedaan.
2.20.
Bij e-mail van 7 december 2018 heeft Gouwe [eisende partij sub 1 c.s.] het volgende geschreven:
“Je hebt gisteren met[eigenaar Gouwe]
gesproken over jullie overkapping.
Die hebben jullie helemaal doorgesproken en je wilde 4 glasplaten hebben.
We hebben de stelpost even globaal uitgerekend en dan komt er een overschrijding van € 2.000,00 excl. btw naar boven.
We gaan de overkapping uitvoeren zoals jullie hebben besproken, maar je moet wel rekening houden met deze overschrijding.”
Bij e-mail van diezelfde dag heeft [eisende partij sub 1 c.s.] geantwoord:
“Gezien de meerprijs van €2000 laten we het bij 3 glasplaten.”
2.21.
Bij e-mail van 10 december 2018 heeft Gouwe [eisende partij sub 1 c.s.] het volgende geschreven:
“Ter bevestiging van ons telefonisch contact zojuist.
Je geeft ons bij deze opdracht voor het uitvoeren van de overkapping met een lichtstraat met 4 glaspanelen. Daarbij accepteer je de meerprijs van € 2.000,00 excl. btw op de stelpost overkapping.”
2.22.
Bij e-mail van 11 december 2018 heeft Gouwe [eisende partij sub 1 c.s.] twee pdf-bestanden gestuurd: “ [eisende partij sub 1 c.s.] – meerwerk installaties, 2018-12-11.pdf” en “16-10721 – Meer-minderwerk [eisende partij sub 1 c.s.] , 2018-12-11.pdf”. Bij de bestanden ging het volgende bericht:
“Koetsier stuurde nog een opgave van installatiewerk, dat ze in jouw opdracht hebben uitgevoerd, zie bijlage ‘ [eisende partij sub 1 c.s.] – meerwerk installaties, 2018-12-11.pdf’.
Ook ontvang je hierbij ons overzicht meer-/minderwerk, waarin we deze post van Koetsier ook hebben opgenomen, zodat jullie daar rekening mee kunnen houden.”
2.23.
Het werk is op 21 december 2018 opgeleverd. Partijen hebben die dag na een gezamenlijke rondgang door het huis een proces-verbaal van oplevering ondertekend, met daarbij een lijst van tijdens de rondgang geconstateerde restpunten. De bouwkundig adviseur van [eisende partij sub 1 c.s.] was bij de oplevering aanwezig. In het proces-verbaal staat dat de restpunten uiterlijk op 31 januari 2019 zullen zijn verholpen, tenzij anders wordt overeengekomen.
Klachten [eisende partij sub 1 c.s.]
2.24.
Bij e-mail van 13 mei 2019 zond de bouwkundig adviseur Gouwe namens [eisende partij sub 1 c.s.] een lijst van 19 bladzijden met vragen over het meer- en minderwerk.
2.25.
Op 14 mei 2019 is Gouwe bij [eisende partij sub 1 c.s.] langsgegaan om de e-mail van 13 mei 2019 te bespreken. Bij e-mail van 15 mei 2019 aan [eisende partij sub 1 c.s.] heeft Gouwe op de e-mail van de bouwkundig adviseur gereageerd.
2.26.
Op 26 juni 2019 heeft een bespreking plaatsgevonden tussen de directie van Gouwe, de bouwkundig adviseur en de heer [eisende partij sub 1 c.s.] . Tijdens deze vergadering zijn partijen door het huis gelopen en hebben toen naast de tijdens de oplevering geconstateerde restpunten, ook de scheurvorming binnen en buiten en de problemen met de warmtepomp besproken. [eisende partij sub 1 c.s.] had ook drie door hem en de bouwkundig adviseur opgestelde lijsten met opmerkingen op de werkzaamheden en het werk willen bespreken (“
Koetsier m&m”, “
opm. FW” en “
Patem m&m”). Gouwe zei toe de lijst “
Koetsier m&m” te zullen nalopen en commentaar te zullen leveren; de andere twee lijsten wilde Gouwe niet bespreken.
2.27.
Op 3 juli 2019 heeft [eisende partij sub 1 c.s.] Gouwe de volgende WhatsApp-berichten gestuurd:
“We zitten midden in de zomer.
Het is relatief warm buiten.
De vloer in de keuken is een vorm van een steengrill qua temperatuur.
De warmtepomp staat op gevraagde temperatuur 40 graden.
Verbruik verwarmen vandaag is 7,5 KWh.
Er klopt werkelijk geen[scheldwoord]
van deze installatie.
Wat wel klopt, is de eindafrekening van het energieverbruik…
Ook in de hal is de vloer heet.
Alle ruimtes waar geen ruimtethermostaat[is]
staat de vloerverwarming te loeien.
Wie gaat deze idiote energieverspilling betalen?”
2.28.
Bij brief van 18 juli 2019 heeft Gouwe [eisende partij sub 1 c.s.] verzocht het openstaande bedrag van € 41.191,77 inclusief btw binnen 14 dagen te betalen, te rekenen vanaf twee dagen na dagtekening van de brief. Het openstaande bedrag betrof de factuur voor meerwerk van 31 december 2018 en de slotfactuur van 7 juni 2019, met inachtneming van de creditfactuur van 18 juli 2019.
2.29.
Op 23 en 24 juli 2019 heeft Gouwe werkzaamheden verricht in en rond de woning.
2.30.
Bij brief van 16 september 2019 heeft de advocaat van [eisende partij sub 1 c.s.] op de sommatiebrief van 18 juli 2019 gereageerd.
2.31.
Op 30 september 2019 heeft Koetsier werkzaamheden verricht aan de woning.
2.32.
Bij e-mail van 28 november 2019 heeft de verzekeraar van Gouwe de verzekeringsclaim voor de schade door stillegging van de bouw afgewezen, met de volgende onderbouwing:
Rol AVB / CAR verzekeraar
Aansprakelijkheidsverzekering biedt dekking voor gevolgschade. Schade (problemen) met het eigen werk is expliciet uitgesloten op een aansprakelijkheidsverzekering. De CAR-verzekering biedt uitsluitend dekking voor beschadiging aan het werk. In dit geval is er naar wij begrepen geen sprake van een beschadiging, maar uitsluitend een ongewenste situatie.”
Facturen en betaling
2.33.
Gouwe heeft [eisende partij sub 1 c.s.] de volgende facturen verzonden:
Factuurdatum
Bedrag
Ontvangen
Omschrijving
1
26-07-2016
91.999,99
91.999,99
1e termijn
2
15-09-2016
45.999,99
45.999,99
2e termijn
3
07-11-2016
45.999,99
45.999,99
3e termijn
4
19-02-2018
8.129,93
8.129,93
meerwerk
5
27-06-2018
45.999,99
45.999,99
4e termijn
6
26-07-2018
91.999,99
91.999,99
5e termijn
7
26-09-2018
23.389,51
23.389,51
meerwerk
8
29-10-2018
23.000,02
23.000,02
meerwerk
9
06-11-2018
7.393,51
7.393,51
6e termijn
10
15-11-2018
45.999,99
45.999,99
7e termijn
11
19-11-2018
12.015,89
12.015,89
meerwerk
12
31-12-2018
46.000,04
4.620,07
8e+9e termijn (factuur vervallen)
13
31-12-2018
25.906,06
4.620,07
8e+9e termijn + meer/minderw.
14
07-06-2019
23.000,00
0,00
15
18-07-2019
-3.094,22
-
Totaal
€ 487.740,64
€ 443.454,65
Verschil: € 44.285,99 incl. btw
2.34.
De factuur van 31 december 2018 zag op de volgende posten:
Nr.
Omschrijving
€ incl. btw
11
Vervallen stelposten leveren en monteren trap naar 1e verdieping
- 3.206,60
15b
Vervallen alle installatiewerk uit overeenkomst (50%)
- 30.676,67
17b
Vervallen stelpost eigen werkzaamheid, nu door aannemer uitgevoerd (50%)
5.808,00
25b
Installatiewerk opnieuw in opdracht (50%)
43.349,81
26
Vervallen stelpost gasleiding naar keuken (excl. gasfles)
(leiding nu in post 25!)
- 484,00
27
Vervallen stelpost lev. + montage sanitair (OG levert en monteert sanitair zelf)
- 7.260,00
34
Leveren en monteren trap, incl. inmeten (uitgezocht bij VIOS)
8.804,57
35
Wand rond openhaard plaatsen incl. stucw. en later dichten (zie mail 21-09-18)
2.550,00
42
Wand openhaard aanpassen (opdikken, sparing met latei, maatvoering)
1.004,30
43
Stelpost overkapping met lichtstraat en zonwerend glas
2.420,00
44
Meerwerk installaties vlgs opgave Koetsier d.d. 11-12-2018
3.596,56
Totaal
€ 25.906,06
2.35.
De factuur van 7 juni 2019 was de slotfactuur. De factuur vermeldt als te factureren post: “
10e Betalingstermijn: 5% aanneemsom ad € 380.165,29 (excl. btw)” en bedroeg exclusief btw € 19.008,27.
2.36.
De factuur van 18 juli 2019 zag op de volgende posten van het bij de e-mail van 25 september 2018 gevoegde overzicht van meer- en minderwerk:
Nr.
Omschrijving
€ incl. btw
47.
Verrekening stelpost terrasvloer (niet aanbrengen dekvloer)
- 2.527,49
48.
Verrekening stelpost rookgaskanaal open haard
153,16
49.
Verrekening stelpost heipalen terras
350,50
50.
Verrekening stelpost heipalen terras
22,20
51.
Verrekening (indirecte) stelpost gevelstenen
29,10
52.
Verrekening (indirecte) stelpost vensterbanken
39,06
54.
Niet aanbrengen kimband
- 134,30
55.
Vervallen close-in-boiler (installatiewerk)
- 196,61
56.
Vervallen lichtschakelaar achterdeur (installatiewerk)
- 106,78
57.
Vervallen wisselschakelaar keuken (installatiewerk)
- 106,78
58.
Vervallen loze leiding woonkamer (installatiewerk)
- 60,35
60.
Teruggave doorbelaste btw op post 8 (leges: btw vrij)
- 22,89
Totaal
€ -3.094,22

3.Het geschil

in conventie

3.1.
Gouwe vordert – samengevat – veroordeling van [eisende partij sub 1 c.s.] tot betaling van € 41.191,77 inclusief btw, vermeerderd met rente en kosten. Dit bedrag betreft de factuur voor meerwerk van 31 december 2018 en de slotfactuur van 7 juni 2019. Met inachtneming van de creditnota van 18 juli 2019 en een deelbetaling van € 4.620,07 staat op die facturen volgens Gouwe nog € 41.191,77 inclusief btw open.
3.2.
[eisende partij sub 1 c.s.] voert verweer.
3.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
in reconventie
3.4.
[eisende partij sub 1 c.s.] vordert dat de rechtbank – samengevat en na wijziging van eis:
A-1 voor recht verklaart dat [eisende partij sub 1 c.s.] aan Gouwe een totale aanneemsom van € 445.796,32 verschuldigd is;
A-2 voor recht verklaart dat [eisende partij sub 1 c.s.] op goede gronden heeft vernietigd:
  • de vaststellingsovereenkomst,
  • de afspraak aangaande € 5.000 voor tuinwerk,
  • de afspraak extra installatiekosten ad € 20.947,34,
  • de afspraak € 2.000 prijsverhoging voor de lichtstraat,
met bepaling dat Gouwe deze bedragen van in totaal € 47.947,34 aan [eisende partij sub 1 c.s.] verschuldigd is;
B. Gouwe veroordeelt tot betaling aan [eisende partij sub 1 c.s.] van € 71.751,70 als onverschuldigd betaald;
C. Gouwe veroordeelt tot betaling aan [eisende partij sub 1 c.s.] van € 189.595,99 aan schadevergoeding,
D. Gouwe beveelt dan wel veroordeelt om in het geding te brengen:
- de bevindingen van waterpomp-fabrikant Stiebel naar de werking van de waterpomp en de extern bij Stiebel opgeslagen werkingsgegevens;
- berekeningen van de/een constructeur aangaande de (adequate) belastbaarheid van de buitenmuren en een nieuwe berekening betreffende de isolatiewaarde van de buitenmuur;
berekeningen van de/een constructeur aangaande de (adequate) belastbaarheid van de fundering van de garage.
3.5.
Gouwe voert verweer.
3.6.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
De vorderingen in conventie en reconventie vertonen nauwe samenhang en betreffen in de kern twee vragen:
Wat moet [eisende partij sub 1 c.s.] aan Gouwe betalen naast de oorspronkelijke aanneemsom van € 460.000 inclusief btw, zowel uit hoofde van de tussen partijen gesloten vaststellingsovereenkomst als uit hoofde van de aannemingsovereenkomst (meerwerk)?
Heeft Gouwe (a) de overeengekomen werkzaamheden naar behoren uitgevoerd, en zo nee (b): heeft [eisende partij sub 1 c.s.] hierover tijdig geklaagd?
4.2.
De rechtbank zal Vragen 1 en 2 mede moeten beantwoorden aan de hand van hetgeen partijen zijn overeengekomen. Omdat partijen het daarover niet eens zijn, moet de rechtbank hun afspraken uitleggen. Daarbij komt het aan op de zin die partijen in de gegeven omstandigheden over en weer redelijkerwijs aan elkaars gedragingen mochten toekennen en op hetgeen zij in het licht van alle omstandigheden van het geval redelijkerwijs van elkaar mochten verwachten.
Als het antwoord op Vraag 2 ontkennend (a) en bevestigend (b) luidt, moet de rechtbank ook de vraag beantwoorden of [eisende partij sub 1 c.s.] hierdoor schade heeft geleden, en zo ja: welke. Aan deze vraag komt de rechtbank in deze uitspraak nog niet toe, omdat zij bij de beantwoording van Vraag 2 behoefte heeft aan voorlichting door één of meer deskundigen. Dit zal de rechtbank verderop in dit vonnis nader toelichten.
4.3.
De rechtbank zal hierna eerst Vragen 1 en 2 beantwoorden; vervolgens zal zij samenvatten wat dit betekent voor de hoofd- en nevenvorderingen in conventie en reconventie.
4.4.
Daarbij merkt de rechtbank op dat de wijze waarop partijen het debat in deze feitelijk complexe zaak hebben gevoerd, heeft niet bijgedragen aan het scheppen van een helder beeld van wat er tussen hen is voorgevallen.
De eisen van een behoorlijke rechtspleging brengen mee dat een procespartij duidelijk moet maken in het kader van welke vordering zij stellingen aanvoert en welke gevolgen deze stellingen volgens haar moeten hebben. Verder moet een partij die een beroep wil doen op uit bepaalde producties blijkende feiten en omstandigheden, dit op een zodanige wijze doen dat voor de rechter duidelijk is welke stellingen hem ter beoordeling worden voorgelegd en naar welke feiten daarbij verwezen wordt, en dat voor de wederpartij duidelijk is waartegen zij zich dient te verweren (zie o.m. HR 10 maart 2017, ECLI:NL:HR:2017:404). In deze procedure hebben partijen, en met name [eisende partij sub 1 c.s.] , niet steeds aan deze basisregels voldaan. De rechtbank zal bij de behandeling van de afzonderlijke vorderingen en verweren benoemen op welke punten naar haar oordeel sprake is van onvoldoende duidelijke stellingen of verwijzingen. Wanneer een stelling of verwijzing onvoldoende duidelijk is, zal de rechtbank daaraan voorbijgaan.
in conventie en reconventie
Vraag 1: Wat is [eisende partij sub 1 c.s.] aan Gouwe verschuldigd?
Vaststellingsovereenkomst geldt niet
4.5.
Bij de beoordeling van zowel de vorderingen in conventie als die in reconventie is relevant of Gouwe zich kan beroepen op de afspraken die partijen hebben gemaakt over de schade die [eisende partij sub 1 c.s.] leed en zou leiden als gevolg van de bouw buiten het bouwvlak en de stillegging van de bouw die daar het gevolg van was. Deze afspraken blijken deels uit de brief van [eisende partij sub 1 c.s.] van 3 oktober 2017, uit het WhatsApp bericht van [eisende partij sub 1 c.s.] van 5 oktober 2017 en uit de vaststellingsovereenkomst van 20 november 2017 (hierna samen: de Vaststellingsovereenkomst).
Tussen partijen staat vast dat [eisende partij sub 1 c.s.] Gouwe uit hoofde van de Vaststellingsovereenkomst een contante bijdrage van € 20.000 in de kosten voor verplaatsing van de bouwlocatie heeft betaald.
4.6.
[eisende partij sub 1 c.s.] stelt dat de Vaststellingsovereenkomst buitengerechtelijk is of moet worden vernietigd wegens dwaling, omdat Gouwe heeft doen voorkomen dat zij verzekerd was tegen de gevolgen van (eigen) beroepsfouten terwijl dit niet zo was. [eisende partij sub 1 c.s.] stelt ook dat zij Gouwe een bedrag van € 5.000 in contanten heeft betaald voor herstel van de schade die in de tuin was ontstaan door de bouw op de verkeerde locatie, en dat Gouwe prijsverhogingen in rekening heeft gebracht die het gevolg waren van de bouwstop (prijspeil 2018 in plaats van 2016).
Gouwe meent dat de Vaststellingsovereenkomst rechtsgeldig is overeengekomen; zij stelt zich op het standpunt dat zij niet op voorhand kon garanderen of het evenement onder de dekking van een verzekering viel. Gouwe betwist dat [eisende partij sub 1 c.s.] haar € 5.000 in contanten heeft betaald om door de bouw op de verkeerde locatie ontstane schade aan de tuin te herstellen. Ook betwist Gouwe dat zij door de bouwstop ontstane prijsverhogingen aan [eisende partij sub 1 c.s.] heeft doorberekend.
4.7.
De rechtbank zal de Vaststellingsovereenkomst vernietigen op grond van dwaling.
De premisse van die overeenkomst is immers dat er een verzekeraar bestond bij wie Gouwe [eisende partij sub 1 c.s.] ’s claim kon indienen. Uit het bericht van de verzekeraar van 28 november 2019 blijkt echter dat Gouwe geen verzekering had afgesloten ter dekking van de risico’s verbonden aan eigen fouten bij de uitvoering van werken. De vraag of Gouwe verzekerd was tegen dit type schade, was daarom geen onzekere factor waarover de vaststellingsovereenkomst duidelijkheid moest scheppen: het was een feit waarmee Gouwe bekend was, althans had behoren te zijn. Zonder verzekering die de claim van [eisende partij sub 1 c.s.] kon dekken, is de belofte in artikel 4 van de overeenkomst van 20 november 2017 dat Gouwe “
de schadeclaim van [eisende partij sub 1 c.s.] zal doorzenden aan haar verzekeraar en inspanningen leveren om de schade als gevolg van de stillegging van de bouw op de verzekering te verhalen” zinledig. De rechtbank acht het daarom niet waarschijnlijk dat [eisende partij sub 1 c.s.] de Vaststellingsovereenkomst zou hebben gesloten – laat staan onder dezelfde voorwaarden – indien hij had geweten dat Gouwe niet verzekerd was tegen dit type schade.
4.8.
Dit betekent dat onderdeel A2 van de vordering in reconventie in zoverre zal worden toegewezen dat de rechtbank de Vaststellingsovereenkomst zal vernietigen. Dit maakt dat [eisende partij sub 1 c.s.] het bedrag van € 20.000 zonder rechtsgrond aan Gouwe heeft betaald. De rechtbank zal bepalen dat Gouwe dit bedrag aan [eisende partij sub 1 c.s.] moet terugbetalen.
4.9.
Ten aanzien van de € 5.000 in contanten heeft Gouwe betwist dat zij [eisende partij sub 1 c.s.] kosten voor het dichten van het gat in de tuin in rekening heeft gebracht. [eisende partij sub 1 c.s.] heeft zijn stelling na die betwisting niet nader onderbouwd, zodat de rechtbank daaraan voorbijgaat.
4.10.
Ten aanzien van de prijsverhogingen die het gevolg zijn van het feit dat het werk niet in 2016 maar in 2018 is gebouwd, heeft Gouwe heeft betwist dat zij dergelijke prijsverhogingen bij [eisende partij sub 1 c.s.] in rekening heeft gebracht. [eisende partij sub 1 c.s.] heeft zijn stelling niet geconcretiseerd; onduidelijk blijft welke gefactureerde posten dit zou betreffen. De rechtbank gaat daarom ook aan deze stelling voorbij.
Meerwerk
4.11.
Gouwe vordert in conventie onder meer betaling van het meerwerk dat zij bij factuur van 31 december 2018 heeft gefactureerd. Dit meerwerk betreft installatie-werkzaamheden, het plaatsen van een trap en werkzaamheden rond een open haard.
4.12.
Bij de beantwoording van de vraag of [eisende partij sub 1 c.s.] het gefactureerde meerwerk moet betalen geldt het uitgangspunt dat het aan Gouwe is om te stellen en – als daaraan wordt toegekomen – te bewijzen dat [eisende partij sub 1 c.s.] opdracht heeft gegeven voor dat meerwerk. Verder is van belang dat als [eisende partij sub 1 c.s.] toevoegingen of veranderingen in het overeengekomen werk wenste, Gouwe slechts dan een verhoging van de prijs kan vorderen, wanneer zij [eisende partij sub 1 c.s.] tijdig heeft gewezen op de noodzaak van een daaruit voortvloeiende prijsverhoging, tenzij [eisende partij sub 1 c.s.] die noodzaak uit zichzelf had moeten begrijpen (zie artikel 7:755 van het Burgerlijk Wetboek (hierna: BW)).
4.13.
Aan de beoordeling van de vraag of sprake is van meerwerk, gaan twee vragen vooraf: a) maakt de werkomschrijving van Koetsier deel uit van de aannemingsovereenkomst, en b) welke van de door Gouwe overgelegde versies van het overzicht meer- en minderwerk moet de rechtbank meenemen in haar beoordeling?
a) werkomschrijving Koetsier deel aannemingsovereenkomst
4.14.
Anders dan Gouwe betoogt, maakt de werkomschrijving van Koetsier naar het oordeel van de rechtbank wel deel uit van de aannemingsovereenkomst.
Artikel 2 van de aannemingsovereenkomst bepaalt immers dat het werk omvat het oprichten van een vrijstaande woning zoals beschreven ‘in de bijbehorende stukken’. Bij die stukken zat ook de werkomschrijving van Koetsier (als bijlage bij de werkomschrijving van Gouwe). Deze werkomschrijvingen zijn bovendien in onderling overleg tussen partijen opgemaakt. Ook trad Gouwe coördinerend op; zo plande zij regelmatig de werkzaamheden van Koetsier in, bijvoorbeeld op een cruciaal moment als bij de hervatting van de bouw in de zomer van 2018. Aan die coördinerende taak doet niet af dat [eisende partij sub 1 c.s.] zijn wensen vervolgens in direct overleg met Koetsier heeft uitgewerkt.
Dit betekent dat Gouwe als hoofdaannemer jegens [eisende partij sub 1 c.s.] verantwoordelijk is voor de gedragingen van Koetsier (zie de artikelen 6:76 BW en art. 7:751 BW).
b) overzicht meer- en minderwerk
4.15.
Gouwe heeft als productie 17 een overzicht van meer- en minderwerk overgelegd dat als bijlage zou zijn meegestuurd met haar e-mail van 25 september 2018. Het document vermeldt als printdatum echter “
18-7-2019” en verwijst bij meerdere posten in het overzicht naar gebeurtenissen en correspondentie van ná 25 september 2018 (zie bijv. de in deze zaak relevante posten 34, 43 en 44). Anders dan de verwijzing in §37 van de dagvaarding impliceert, kan dit document dus niet het stuk zijn dat bij de e-mail van 25 september 2018 was gevoegd. De rechtbank gaat daarom aan dit document en de daarop gebaseerde stellingen van Gouwe voorbij.
4.16.
Bij haar schriftelijke toelichting heeft Gouwe als productie 7 overgelegd de e-mail van 25 september 2018 die reeds bij dagvaarding als productie 16 was overgelegd, maar ditmaal met als bijlage een versie van het overzicht van meer- en minderwerk met printdatum 25 september 2018. Bij de schriftelijke toelichting heeft Gouwe ook e-mails van 26 juli 2018 en 11 december 2018 overgelegd, met als bijlagen versies van het overzicht meer- en minderwerk met diezelfde printdata. De rechtbank zal deze drie e-mails en bijlagen bij haar beoordeling betrekken voor zover de relevantie daarvan in de schriftelijke toelichting is benoemd.
Meerwerk 1: installatiewerk
4.17.
De grootste post van het door Gouwe in rekening gebrachte meerwerk betreft de door Koetsier uitgevoerde installatiewerkzaamheden (post 25a op de factuur van 26 september 2018; posten 15b, 17b, 25b, 26, 43 en 44 op de factuur van 31 december 2018).
4.18.
[eisende partij sub 1 c.s.] stelt dat Gouwe hem niet heeft verteld dat het opnemen van stelposten inhield dat wijzigingen in de werkomschrijving van Koetsier als meerkosten zouden gelden, zodat Gouwe wijzigingen op de oorspronkelijke werkomschrijving niet tegen hoog tarief in rekening zou mogen brengen. [eisende partij sub 1 c.s.] beroept zich daarom op dwaling en – vanwege de wijze waarop Gouwe alsnog zijn toestemming heeft verkregen – op misbruik van omstandigheden.
4.19.
Gouwe stelt dat de wensen van [eisende partij sub 1 c.s.] in de loop der tijd erg zijn gewijzigd; aanvankelijk was [eisende partij sub 1 c.s.] van plan veel van het installatiewerk zelf te verrichten. Uiteindelijk wilde [eisende partij sub 1 c.s.] veel meer laten doen en wijzigde wat hij wilde zozeer, dat Koetsier de hele oorspronkelijke post uit de begroting heeft gehaald en de post installatiewerk opnieuw heeft begroot. [eisende partij sub 1 c.s.] heeft het installatieplan zelf en zonder tussenkomst van Gouwe in overleg met Koetsier gewijzigd, aldus Gouwe.
Niet betwist dat deels inderdaad meerwerk
4.20.
[eisende partij sub 1 c.s.] heeft niet betwist dat de wijziging van de oorspronkelijke werkomschrijving van Koetsier deels lag aan bijkomende wensen van [eisende partij sub 1 c.s.] en deels aan het feit dat [eisende partij sub 1 c.s.] enkele werkzaamheden die hij oorspronkelijk zelf zou doen, toch door Koetsier wilde laten uitvoeren. Ten aanzien van deze wijzigingen had [eisende partij sub 1 c.s.] ook zonder nadere toelichting van Gouwe moeten begrijpen dat zij tot een prijsverhoging zouden leiden. Helaas blijkt uit de processtukken van [eisende partij sub 1 c.s.] niet welk deel van de installatiewerkzaamheden volgens hem in deze categorieën valt; het is niet de taak van de rechtbank om dit uit de vele producties bij elkaar te puzzelen. De rechtbank gaat daarom uit van de omschrijvingen van de werkzaamheden op de facturen van Gouwe, zodat [eisende partij sub 1 c.s.] Gouwe in elk geval posten 17b en 44 op de factuur van 31 december 2018 verschuldigd is.
Gewijzigde werkzaamheden/stelposten
4.21.
Ten aanzien van het overige installatie-meerwerk stelt [eisende partij sub 1 c.s.] in de kern genomen dat hij door de afspraken die hij met Gouwe had gemaakt niet hoefde te verwachten dat latere wijzigingen in de werkomschrijving van Koetsier tegen hoog tarief in rekening zouden worden gebracht.
Gouwe spreekt dit tegen, omdat zij alle prijsverhogingen tijdig vooraf met [eisende partij sub 1 c.s.] zou hebben besproken en [eisende partij sub 1 c.s.] hiermee akkoord is gegaan.
4.22.
De rechtbank is van oordeel dat [eisende partij sub 1 c.s.] posten 15b, 17b, 25b, 26 en 44 op de factuur van 31 december 2018 aan Gouwe verschuldigd is.
4.22.1.
Ten aanzien van stelposten geldt dat een door partijen bepaalde richtprijs met niet meer dan 10% mag worden overschreden, tenzij de aannemer de opdrachtgever zo tijdig mogelijk voor de waarschijnlijkheid van een verdere overschrijding heeft gewaarschuwd om hem de gelegenheid te geven het werk alsnog te beperken of te vereenvoudigen (artikel 7:752 lid 2 BW).
4.22.2.
Uit de processtukken blijkt dat Gouwe [eisende partij sub 1 c.s.] meermalen heeft geïnformeerd dat de verschillende door [eisende partij sub 1 c.s.] gewenste wijzigingen in de installatiewerkzaamheden tot prijsverhogingen zouden leiden, te weten via:
- het bij de e-mails van 26 juli 2018 en 25 september 2018 gevoegde overzicht van meer- en minderwerken, waarop een post voor ‘installatiewerk opnieuw in opdracht’ ter grootte van € 71.652,58 was opgenomen; en/of
- de mededeling in de e-mail van Gouwe van 25 september 2018 dat alle werkzaamheden die niet in de technische omschrijvingen van Koetsier stonden, als meerwerk bij [eisende partij sub 1 c.s.] in rekening zouden worden gebracht; en/of
- de factuur van 26 september 2018 waarin Gouwe de eerste helft van dit bedrag in rekening bracht.
Indien [eisende partij sub 1 c.s.] dacht dat hem bij wijzigingen in het installatiewerk geen hoger tarief in rekening zou worden gebracht, zou men verwachten dat hij zou protesteren tegen deze overzichten, mededeling en/of factuur. [eisende partij sub 1 c.s.] heeft echter niet gesteld dat hij hiertegen destijds al heeft geprotesteerd; hij heeft de factuur van 26 september 2018 ook gewoon betaald. Gouwe heeft hieruit mogen begrijpen dat [eisende partij sub 1 c.s.] instemde met de voorgestelde prijsverhogingen.
4.22.3.
De stelling van [eisende partij sub 1 c.s.] dat hij de met Gouwe gemaakte prijsafspraken kan vernietigen omdat hij de aan de oorspronkelijke contractstukken ten grondslag liggende begroting en de nieuwe inkoopbedragen niet kende, getuigt van een verkeerde rechtsopvatting. In het rechtsverkeer berusten aanbod en aanvaarding niet noodzakelijk op wederzijdse kennis van alle onderliggende informatie. Ten aanzien van de posten waarvoor Gouwe [eisende partij sub 1 c.s.] een prijsaanbod heeft gedaan en [eisende partij sub 1 c.s.] dit aanbod heeft aanvaard, is de overeenkomst daarmee in beginsel volwaardig. Indien [eisende partij sub 1 c.s.] meer informatie over de prijs had willen krijgen, had hij die informatie kunnen en moeten vragen vóórdat hij de aangeboden prijs aanvaardde.
4.23.
Een andere kwestie is de vraag of Gouwe alle overeengekomen en gefactureerde installatiewerkzaamheden conform de overeenkomst heeft uitgevoerd. [eisende partij sub 1 c.s.] stelt dat dit niet het geval is en wil voor deze werkzaamheden niet betalen. Ook stelt [eisende partij sub 1 c.s.] schade te hebben geleden door de gebrekkige uitvoering, waarvoor hij Gouwe aansprakelijk houdt. De met deze kwestie verband houdende stellingen en verweren behandelt de rechtbank hierna bij Vraag 2.
Wilsgebreken?
4.24.
Een overeenkomst kan worden vernietigd wanneer sprake is van een wilsgebrek als dwaling of misbruik van omstandigheden. Daartoe is echter noodzakelijk dat de partij die zich op het wilsgebrek beroept, feitelijk onderbouwt dat en waarom sprake is van een wilsgebrek.
4.25.
De (ernstige) aantijging dat [eisende partij sub 1 c.s.] onder onoorbare druk van Gouwe akkoord is gegaan met meerkosten, wordt in de processtukken onvoldoende onderbouwd. Het enkele feit dat een aannemer werkzaamheden niet wil inplannen, uitvoeren of opleveren zolang de opdrachtgever daarvoor geen akkoord heeft gegeven, kwalificeert nog niet als het uitoefenen van onoorbare druk. Daarvoor zijn bijkomende omstandigheden nodig, die voldoende concreet moeten worden gesteld door de partij die zich daarop beroept.
In zijn processtukken concretiseert [eisende partij sub 1 c.s.] dergelijke bijkomende omstandigheden alleen ten aanzien van de meerkosten voor de lichtstraat. De gang van zaken zoals [eisende partij sub 1 c.s.] die in zijn conclusie van antwoord beschrijft, valt echter niet te rijmen met de door Gouwe bij schriftelijke toelichting overgelegde e-mailwisseling tussen Gouwe en [eisende partij sub 1 c.s.] van 7-10 december 2018. Uit die mailwisseling blijkt dat [eisende partij sub 1 c.s.] op 10 december 2018 na telefonisch overleg akkoord heeft gegeven op de meerprijs voor de lichtstraat, hetgeen niet strookt met de stelling van [eisende partij sub 1 c.s.] dat hij op een vroege ochtend in oktober werd overrompeld om ter plekke akkoord te geven opdat Gouwe die dag met de daarvoor al afgesproken plaatsing van de lichtstraat zou beginnen.
[eisende partij sub 1 c.s.] is daarom ook post 43 op de factuur van 31 december 2018 aan Gouwe verschuldigd.
4.26.
[eisende partij sub 1 c.s.] stelt nog dat Gouwe in het systeem voor de waterpomp een boiler en een duur buffervat heeft geplaatst, wat volgens hem onnodig was omdat in het systeem al een
hygienic bufferzat, die ook een buffer- en boilerfunctie heeft. [eisende partij sub 1 c.s.] beroept zich terzake op dwaling.
Gouwe stelt dat [eisende partij sub 1 c.s.] een MTS-diploma Electrotechniek heeft en dat hij het hele systeem voor ventilatie en verwarming zelf had uitgedacht. De keuze voor de twee geplaatste vaten, waaronder een hygiëne boiler, is tussen [eisende partij sub 1 c.s.] en Koetsier expliciet besproken en was het gevolg van de wens van [eisende partij sub 1 c.s.] om in weerwil van het advies van Koetsier minimaal 1000 liter aan buffervaten te hebben. Gouwe heeft een verklaring van Koetsier overgelegd die erop neerkomt dat [eisende partij sub 1 c.s.] die wens heeft gehandhaafd ook nadat Koetsier had aangegeven dat dit niet noodzakelijk was.
[eisende partij sub 1 c.s.] heeft niet inhoudelijk gereageerd op het gemotiveerde verweer van Gouwe. Hij heeft daarom onvoldoende gesteld om aan te nemen dat hij heeft gedwaald over de noodzaak van de hygiëne boiler en het buffervat, zodat de rechtbank aan dit beroep op dwaling voorbijgaat.
Meerwerk 2: plaatsing trap
4.27.
Uit de e-mail van 4 oktober 2018 blijkt dat dat partijen het meer- en minderwerk rond de trap eind september 2018 hebben besproken en dat [eisende partij sub 1 c.s.] vervolgens akkoord heeft gegeven op het meer- en minderwerk als gespecificeerd in het e-mailbericht van Gouwe van 25 september 2018. Tussen partijen is niet in geschil dat Gouwe de VIOS-trap daadwerkelijk heeft ingemeten en geplaatst.
Nu [eisende partij sub 1 c.s.] bij de goedkeuring vooraf geen voorbehoud heeft gemaakt, kan hij niet achteraf op die goedkeuring terugkomen met de klacht dat de door hem goedgekeurde post onvoldoende was gespecificeerd. Overigens blijkt uit de als productie 3 bij schriftelijke toelichting van Gouwe overgelegde e-mail van 13 september 2018 dat Gouwe haar aanbieding wel had gespecificeerd.
[eisende partij sub 1 c.s.] is daarom ook posten 11 en 34 op de factuur van 31 december 2018 aan Gouwe verschuldigd.
Meerwerk 3: werkzaamheden rond haard
4.28.
Posten 35 en 42 van de factuur van 31 december 2018 waarvan Gouwe betaling vordert, betreffen werkzaamheden rond de open haard. [eisende partij sub 1 c.s.] heeft tegen deze posten geen verweer gevoerd in zijn processtukken, zodat [eisende partij sub 1 c.s.] deze kosten verschuldigd is geworden.
Overig meerwerk
4.29.
Gouwe heeft ook meerwerk gefactureerd bij facturen van 19 februari 2018, 26 september 2018, 29 oktober 2018 en 19 november 2018. Gouwe heeft het meerwerk onderbouwd met de e-mailberichten van 26 juli 2018, 25 september 2018 en 11 december 2018. [eisende partij sub 1 c.s.] heeft de facturen van 19 februari 2018, 26 september 2018, 29 oktober 2018 en 19 november 2018 ook zonder protest behouden en betaald, en klaagt in zijn processtukken alleen over post 25a (nieuwe opgave installatiewerk (50%)) van de factuur van 26 september 2018, dat ziet op de eerste helft van de installatiewerkzaamheden waarvan de tweede helft bij factuur van 31 december 2018 (post 25b) werd gefactureerd.
4.30.
Aan het verweer van [eisende partij sub 1 c.s.] dat Gouwe ‘het meerwerk niet heeft aangetoond’ en dat ‘veel van de wijzigingen voorzienbaar waren’ en daarom voor risico van Gouwe behoren te blijven, gaat de rechtbank voorbij voor zover het in de processtukken niet is toegespitst op concrete, door Gouwe gefactureerde werkzaamheden of kosten.
4.31.
Datzelfde geldt voor het verweer dat Gouwe posten als meerwerk of stelposten heeft opgenomen die al in de aanneemsom waren inbegrepen of inbegrepen hadden moeten zijn, of zelfs al door de vorige aannemer waren uitgevoerd. In zijn conclusie van antwoord heeft [eisende partij sub 1 c.s.] het alleen over ‘een correct aantal heipalen en de kosten voor plaatsing daarvan’; voor het overige volstaat [eisende partij sub 1 c.s.] met een verwijzing naar meerdere producties waaruit mogelijk (uit veel meer informatie) kan worden gedestilleerd wat hij precies bedoelt.
4.32.
Samenvattend is de rechtbank van oordeel dat [eisende partij sub 1 c.s.] het in de facturen van 19 februari 2018, 26 september 2018, 29 oktober 2018 en 19 november 2018 gefactureerde meerwerk – met inachtneming van de creditfactuur van 18 juli 2019 – aan Gouwe verschuldigd is.
Vraag 2: Is het werk deugdelijk uitgevoerd en zo nee: is tijdig geklaagd?
4.33.
De tweede kernvraag in deze zaak is of Gouwe de overeengekomen werkzaamheden deugdelijk heeft opgeleverd, en zo niet: of [eisende partij sub 1 c.s.] daarover tijdig heeft geklaagd.
4.34.
Volgens de hoofdregel van artikel 150 van het Wetboek van Burgerlijke rechtsvordering (Rv) is het aan [eisende partij sub 1 c.s.] om te stellen en bij betwisting te bewijzen dat de werkzaamheden die Gouwe heeft verricht, gebrekkig waren.
De rechtbank constateert dat [eisende partij sub 1 c.s.] in zijn processtukken slechts op onderdelen en bij wijze van voorbeeld stelt en onderbouwt welke gebreken het uitgevoerde werk volgens hem vertoonde; voor het overige verwijst hij naar zeer uitgebreide producties waarin vele standpunten over vele werkzaamheden worden ingenomen, soms door meerdere personen en vaak in telegramstijl. Ook uit [eisende partij sub 1 c.s.] in zijn stukken veel klachten zonder dat hij daaraan een conclusie of verzoek verbindt, zodat niet duidelijk is wat hij wil dat de rechtbank met die stellingen doet. Zoals onder 4.4, 4.30 en 4.31 al is overwogen, volstaan dergelijke verwijzingen en stellingnamen in rechte niet.
De rechtbank zal hierna alleen ingaan op de gebreken die voldoende concreet in de processtukken zijn verwoord, te weten die over de muurconstructie en het stucwerk; de warmtepompinstallatie; de luchtdoorlatendheid van de woning en de extra stookkosten. Aan de overige door [eisende partij sub 1 c.s.] geuite klachten gaat de rechtbank als onvoldoende feitelijk onderbouwd voorbij.
Geen toepassing nog niet in werking getreden recht
4.35.
[eisende partij sub 1 c.s.] verzoekt de rechtbank de nog niet in werking getreden regeling van artikel 7:758 BW toe te passen, maar licht dit verzoek slechts toe met de mededeling dat [eisende partij sub 1 c.s.] met de huidige regeling niet gelukkig is. Het feit dat de nieuwe regeling [eisende partij sub 1 c.s.] beter uitkomt, is echter onvoldoende reden om af te wijken van het uitgangspunt dat wetgeving geldt vanaf het door de wetgever aangewezen moment van inwerkingtreding.
De rechtbank zal het geldende recht toepassen.
Tijdig geklaagd?
4.36.
Gouwe voert ten aanzien van alle door [eisende partij sub 1 c.s.] genoemde typen schade het verweer dat [eisende partij sub 1 c.s.] daarover niet tijdig heeft geklaagd. Zij stelt dat [eisende partij sub 1 c.s.] over gebreken die bij de oplevering waarneembaar waren, op grond van artikel 7:758 lid 3 BW toen had moeten klagen, temeer nu zijn bouwkundig adviseur zowel bij de vooropname van 30 november 2018 als bij de oplevering van 21 december 2018 aanwezig was. Over andere gebreken had [eisende partij sub 1 c.s.] op grond van artikel 6:89 BW tijdig na ontdekking moeten klagen, op straffe van verval van recht. [eisende partij sub 1 c.s.] heeft pas op 13 mei 2019 geklaagd, bij vragenlijst van de bouwkundig adviseur; volgens Gouwe is dit te laat. Bovendien bevatte de vragenlijst volgens Gouwe veel fouten.
4.37.
[eisende partij sub 1 c.s.] stelt dat de gebreken niet waarneembaar waren tijdens de oplevering. Verder stelt hij in elk geval te hebben geklaagd tijdens de bespreking van 26 juni 2019 en bij brief van 5 juli 2019, wat volgens [eisende partij sub 1 c.s.] voldoende tijdig was.
4.38.
Bij de beoordeling van de vraag of tijdig is geklaagd, hanteert de rechtbank de volgende uitgangspunten.
4.38.1.
Artikel 6:89 BW bepaalt dat de schuldeiser op een gebrek in de prestatie geen beroep meer kan doen, indien hij niet binnen bekwame tijd nadat hij het gebrek heeft ontdekt of redelijkerwijze had moeten ontdekken, bij de schuldenaar ter zake heeft geprotesteerd. De enkele omstandigheid dat het lang heeft geduurd voordat er is geklaagd, is volgens vaste jurisprudentie onvoldoende voor een succesvol beroep op artikel 6:89 BW. Bij de beoordeling van een beroep op de klachtplicht zal de rechter ook de overige omstandigheden van het geval moeten betrekken, zoals de aan- of aanwezigheid van nadeel bij de schuldenaar door het tijdsverloop. Als de belangen van de schuldenaar niet zijn geschaad, zal er niet snel voldoende reden zijn om de schuldeiser een gebrek aan voortvarendheid te verwijten.
4.38.2.
Artikel 7:758 lid 3 BW bepaalt dat de aannemer is ontslagen van aansprakelijkheid voor gebreken die de opdrachtgever op het tijdstip van oplevering redelijkerwijs had moeten ontdekken. De stelplicht en bewijslast omtrent het feit dat de opdrachtgever de gebreken ten tijde van de oplevering redelijkerwijs had kunnen ontdekken, rusten in beginsel op de aannemer.
4.38.3.
Tussen partijen is niet in geschil dat [eisende partij sub 1 c.s.] na de oplevering voor het eerst heeft geklaagd over gebreken in de prestatie van Gouwe via de e-mail van de bouwkundig adviseur van 13 mei 2019 en tijdens het op die e-mail volgende gesprek van 26 juni 2019. Feitelijk is de vraag of [eisende partij sub 1 c.s.] de gestelde gebreken niet al eerder had ontdekt of redelijkerwijze eerder had moeten ontdekken. De rechtbank moet bij het beantwoorden van die vraag alle betrokken belangen en alle relevante omstandigheden betrekken. Daarbij zijn in elk geval van belang:
  • de aard en de inhoud van de rechtsverhouding;
  • de aard en inhoud van de prestatie;
  • de aard van het gebrek;
  • de waarneembaarheid van het gebrek en de wijze waarop dit aan het licht is getreden;
  • de deskundigheid van partijen.
4.39.
De rechtbank is van oordeel dat het beroep van Gouwe op de artikelen 6:89 en 7:758 lid 3 BW niet slaagt, en wel om de volgende redenen.
4.39.1.
Ten aanzien van de muurconstructie en de luchtdoorlatendheid van de woning geldt dat deze gebreken naar hun aard niet noodzakelijkerwijs waarneembaar waren tijdens de oplevering, ook niet voor een bouwkundig adviseur. Deze elementen betreffen immers de basisconstructie van de woning, die zich onder één of meerdere lagen afwerking bevindt. Meestal worden dergelijke gebreken daarom pas na verloop van tijd zichtbaar en voelbaar. Gouwe heeft niet geconcretiseerd waarom dit ten aanzien van de door [eisende partij sub 1 c.s.] gestelde gebreken anders zou zijn.
4.39.2.
Ten aanzien van het stucwerk heeft [eisende partij sub 1 c.s.] betwist dat er tijdens de oplevering al scheuren zichtbaar waren. [eisende partij sub 1 c.s.] heeft ook onbetwist gesteld dat de scheuren in het stucwerk niet staan vermeld in de tijdens de oplevering op 21 december 2018 door partijen gezamenlijk opgestelde gebrekenlijst. [eisende partij sub 1 c.s.] heeft de scheuren aan de orde gesteld in de e-mail van 13 mei 2019 en het gesprek op 26 juni 2019, dus binnen enkele maanden na de oplevering, waarbij onduidelijk is hoe lang na het ontstaan van de scheuren dit was. Gouwe heeft niet toegelicht waarom deze klacht niet voldoende tijdig was; enkel tijdsverloop is onvoldoende om een beroep op artikel 6:89 BW te doen slagen.
4.39.3.
Voor wat betreft de warmtepompinstallatie blijkt uit de processtukken van beide partijen dat daarover al tijdens de bouw verschillende malen is gediscussieerd (in 2018, 2019 en 2020); dat het systeem meer dan eens in storing heeft gestaan waarna er in opdracht van Koetsier door 4-Elements aan is gewerkt; dat op de gebrekenlijst van 21 december 2018 nog werkzaamheden stonden die de warmte-installatie betroffen (thermostaten; “CV niet gereed”; “warmtepomp staat scheef”); dat over die installatie zowel Koetsier als Cius Techniek en Stiebel Eltron zijn geraadpleegd; dat [eisende partij sub 1 c.s.] in de WhatsApp-berichten van 3 juli 2019 over problemen met (het regelen van) de temperatuur heeft geklaagd, en dat in september 2019 (dus: na de oplevering) nog installatiewerkzaamheden zijn uitgevoerd die [eisende partij sub 1 c.s.] niet voor akkoord heeft willen aftekenen. [eisende partij sub 1 c.s.] heeft de gestelde gebreken aan de warmtepompinstallatie dus tijdig bij Gouwe aangekaart.
4.39.4.
Tenslotte stelt Gouwe dat [eisende partij sub 1 c.s.] de woning in december 2018 in gebruik heeft genomen, zodat hij eventuele extra stookkosten veel eerder dan in mei 2020 had kunnen en moeten opmerken. Gouwe heeft echter niet toegelicht wanneer [eisende partij sub 1 c.s.] de gestelde (structurele) extra stookkosten had moeten opmerken, en heeft behalve het (niet nader benoemde) tijdsverloop niet toegelicht waarom dit tot verval van recht zou moeten leiden. Verder blijkt uit de WhatsApp-berichten van 3 juli 2019 dat [eisende partij sub 1 c.s.] in elk geval toen specifiek over hoge stookkosten heeft geklaagd.
4.40.
Dit betekent dat de rechtbank toekomt aan een inhoudelijke beoordeling van de in rechtsoverweging 4.34 genoemde gebreken.
Muurconstructie & stucwerk
4.41.
[eisende partij sub 1 c.s.] stelt dat de blokken voor de muurconstructie te vochtig waren, waardoor het stucwerk is aangetast. De buitenmuur vertoont scheuren en brokkelt af.
[eisende partij sub 1 c.s.] stelt dat het stucwerk in alle kamers scheuren vertoont, ook in kamers waarin helemaal niet is gestookt. Op sommige plekken laat het stuc los en andere vertonen algvorming. Volgens de door [eisende partij sub 1 c.s.] ingeschakelde expert TBA komt dit doordat bij de bouwconstructie te vochtig cellenbeton is gebruikt en direct op kanaalplafondplaten is gestuct. Ook meent [eisende partij sub 1 c.s.] dat was overeengekomen dat Gouwe het stucwerk sausklaar zou opleveren, wat volgens TBA neerkomt op oppervlaktegroep 1. Dit heeft Gouwe echter niet gedaan; er is opgeleverd op gipskartonplaten, met ruwe en onregelmatige plekken. Gouwe zou niet het juiste gevelstucsysteem hebben toegepast, verkeerde mortel hebben gebruikt en hoekprofielen niet hebben gevuld.
Verder stelt [eisende partij sub 1 c.s.] dat Gouwe bij het oprichten van de buitenmuren niet de in de Werkomschrijving onder 22-90-001 genoemde cellenbetonblokken van 500x250x425 mm heeft gebruikt, maar blokken van een andere fabriek en een kleinere maat, te weten 599x249x400 mm. Deze blokken (die water aantrekken) hebben van oktober 2016 tot voorjaar 2018 onbeschermd op de bouwplaats hebben gestaan; de kleinere blokken zijn niet gewapend en hebben een geringer draagvermogen en een lagere isolatiewaarde. Gouwe zou moeten aantonen dat de sterkte en isolatiewaarden worden gehaald. Verder zou de constructie van de buitenmuren gedurende de bouw zijn verzwaard, zonder de onderliggende fundering daaraan aan te passen. Gouwe zou volgens [eisende partij sub 1 c.s.] moeten aantonen dat de draagkracht van de fundering voldoende is.
4.42.
Gouwe voert verweer. Zij stelt dat zij volgens de technische omschrijving zonder vooroverleg en verrekening wijzigingen in de materiaalkeuze mocht aanbrengen. Gouwe heeft de wijzigingen besproken met de constructeur en stelt dat de constructeur met die wijzigingen akkoord is gegaan. Ook meent Gouwe dat de gekozen materialen ruimschoots aan de daaraan te stellen eisen voldoen.
Gouwe betwist dat sprake is van gebrekkig stucwerk. Zij stelt dat scheurvorming in nieuwbouwwoningen tot op zeker hoogte normaal is. Daarbij komt dat [eisende partij sub 1 c.s.] volgens Gouwe tegen haar adviezen in extreem heeft gestookt, waardoor het risico is ontstaan dat het verse stucwerk zou barsten. Verder gaat TBA er in haar rapport vanuit dat de buitengevel niet is voorgestreken, hetgeen volgens Gouwe pertinent onjuist is: de buitengevel is op 15 oktober 2018 afgeplakt en voorgestreken, terwijl het stucgaas op 24 en 25 oktober 2018 is aangebracht. Dit zou zijn vastgelegd met de
time lapse-camera, die in eigendom is bij [eisende partij sub 1 c.s.] .
4.43.
De rechtbank is van oordeel dat [eisende partij sub 1 c.s.] voldoende feitelijk gemotiveerd heeft gesteld dat de muurconstructie gebreken vertoont en dat deze gebreken voortvloeien uit verkeerd materiaal danwel een verkeerde verwerking van het materiaal door Gouwe.
Daarbij weegt mee dat Gouwe niet betwist dat zij andere materialen heeft gebruikt dan in de werkomschrijving stond, noch dat het stucwerk en de buitenmuur onvolkomenheden vertonen (maar wel dat deze zaken als gebreken zijn aan te merken en/of dat deze aan haar te wijten zijn). De rechtbank zal [eisende partij sub 1 c.s.] daarom toelaten tot het bewijs van zijn stellingen.
4.44.
De rechtbank heeft behoefte aan voorlichting door een deskundige en is voornemens een deskundige te benoemen.
Daarbij zal zij [eisende partij sub 1 c.s.] opdragen om de deskundige de beelden te verschaffen die tijdens de bouw met de aan [eisende partij sub 1 c.s.] toebehorende
time lapse-camera zijn gemaakt.
Aan het eind van dit vonnis zal de rechtbank toelichten hoe de benoeming van de deskundige in zijn werk gaat.
Warmtepompinstallatie
4.45.
[eisende partij sub 1 c.s.] stelt dat de woning uit milieuoverwegingen niet is aangesloten op het gas, maar dat bewust is gekozen voor een warmtepomp om het huis energiezuinig te verwarmen en te koelen. De warmtepomp is aangesloten door onderaannemer Koetsier en vertoont tot op heden veel storingen. [eisende partij sub 1 c.s.] stelt dat aanvankelijk de 3-wegklep ondersteboven c.q. achterstevoren was gemonteerd; de aansluiting op de open haard verkeerd was; de pomp in de verkeerde positie was geplaatst en dat Gouwe althans Koetsier vergeten was om ontluchtingen aan te brengen. Het is onmogelijk om de temperatuur in iedere ruimte apart te regelen; anders dan geoffreerd is niet in alle ruimtes temperatuurregeling geplaatst. Ook werkt de warmtepomp niet met de vloerverwarming. [eisende partij sub 1 c.s.] beroept zich op een rapport van 4-Elements, die constateert dat de installatie slordig en ondoordacht is aangelegd, met veel warmteverlies en dus hogere energiekosten tot gevolg.
[eisende partij sub 1 c.s.] vordert dat de rechtbank Gouwe op grond van artikel 162 Rv opdracht geeft om de onderzoeksresultaten van Stiebel Eltron en werkingsgegevens van de warmtepomp in het geding te brengen. Uit die gegevens kan volgens [eisende partij sub 1 c.s.] blijken wat er mis is gegaan met de warmtepompinstallatie en hoe vaak die in storing heeft gestaan; ondanks toezeggingen is dit rapport niet aan [eisende partij sub 1 c.s.] verstrekt.
4.46.
Gouwe stelt zich op het standpunt dat de warmtepompinstallatie niet gebrekkig is opgeleverd, temeer nu [eisende partij sub 1 c.s.] een zeer actieve rol heeft genomen bij het ontwerpen van het systeem en hij erop stond dat alle onderdelen grondig met hem werden doorgesproken. [eisende partij sub 1 c.s.] wilde aanvankelijk verschillende werkzaamheden zelf uitvoeren, al heeft hij er uiteindelijk minder zelf uitgevoerd dan hij van plan was. [eisende partij sub 1 c.s.] heeft een diploma MTS Electrotechniek en weigerde verschillende adviezen van Koetsier en haar warmtepompspecialist aan te nemen. Verder heeft Gouwe vragen bij het rapport van 4-Elements omdat dit bedrijf eerder in opdracht van Koetsier storingen aan het systeem heeft opgelost en het systeem vervolgens in orde heeft bevonden.
4.47.
De rechtbank is van oordeel dat [eisende partij sub 1 c.s.] voldoende feitelijk gemotiveerd heeft gesteld dat de warmtepompinstallatie gebreken vertoont, en dat deze gebreken het gevolg zijn van een verkeerde constructie door Gouwe of haar onderaannemers. De rechtbank zal [eisende partij sub 1 c.s.] ook op dit punt toelaten tot het bewijs van zijn stellingen.
4.48.
Wel wijst de rechtbank reeds nu op het volgende. De installatiewerkzaamheden vallen onder de aannemingsovereenkomst: zij werden door althans onder de verantwoordelijkheid van Gouwe uitgevoerd. In beginsel is Gouwe daarom als aannemer verantwoordelijk voor een juiste uitvoering van die werkzaamheden. Echter: dit kan anders zijn indien [eisende partij sub 1 c.s.] ondanks andersluidend advies van Gouwe (of van een van haar onderaannemers) expliciet heeft gekozen voor een andere dan de door Gouwe aanbevolen oplossing.
4.48.1.
Gouwe stelt dat [eisende partij sub 1 c.s.] het warmtepompsysteem heeft ontworpen en dat zij daarom niet verantwoordelijk is voor eventuele gebreken in dat systeem. Het feit dat [eisende partij sub 1 c.s.] ideeën heeft aangedragen, ontslaat Gouwe echter niet van haar verantwoordelijkheid om een deugdelijk systeem op te leveren en dus om te beoordelen of de door [eisende partij sub 1 c.s.] aangedragen ideeën resulteren in een deugdelijk systeem.
4.48.2.
Slechts indien [eisende partij sub 1 c.s.] ondanks duidelijke bezwaren van Gouwe (of van een van haar onderaannemers) vasthield aan zijn eigen suggestie(s), én het systeem door de realisatie van die suggestie(s) niet absoluut ondeugdelijk zou worden, kan [eisende partij sub 1 c.s.] Gouwe ten aanzien van die suggestie(s) niet aansprakelijk houden. De stelplicht en bewijslast ten aanzien van deze uitzonderingssituatie rusten op Gouwe.
4.48.3.
Gouwe heeft voldoende concreet gesteld dat:
  • [eisende partij sub 1 c.s.] heeft vastgehouden aan zijn eigen keuze voor een buffer van in totaal 1000-liter;
  • [eisende partij sub 1 c.s.] heeft vastgehouden aan zijn eigen keuze voor een waterpomp die de plaatsing van extra kleppen nodig maakte zodat het systeem storingsgevoeliger zou worden;
  • [eisende partij sub 1 c.s.] heeft vastgehouden aan zijn eigen keuze voor de ventilatie van het systeem;
  • de instellingen van het systeem meermalen buiten Gouwe om zijn veranderd.
4.48.4.
[eisende partij sub 1 c.s.] betwist dat hij heeft vastgehouden aan zijn eigen suggesties. De rechtbank zal Gouwe daarom toelaten tot het bewijs van haar stellingen.
4.49.
De rechtbank heeft ook op de in rechtsoverwegingen 4.47 en 4.48.1-4.83.3 bedoelde punten behoefte aan voorlichting door een deskundige en is voornemens een deskundige te benoemen. Daarbij zal zij Gouwe op grond van artikel 22 Rv opdragen om de onderzoeksresultaten van Stiebel Eltron en de aan Gouwe (of een van haar onderaannemers) bekende werkingsgegevens van de warmtepomp aan de deskundige te verschaffen.
4.50.
De vraag is of voor de beoordeling van het warmtepompsysteem een andere deskundige nodig is dan voor de beoordeling van het stucwerk en de muurconstructie. De rechtbank is voorshands van oordeel dat twee deskundigen nodig zijn, maar partijen mogen zich op dit punt eerst uitlaten.
Luchtdoorlatendheid woning
4.51.
[eisende partij sub 1 c.s.] stelt dat de woning niet voldoet aan de eisen van het Bouwbesluit en zeker niet aan de eisen voor een energiezuinige woning waartoe Gouwe zich had verbonden in het EnergiePrestatierapport van 3 oktober 2016. Partijen waren een Qv10 waarde van 0,625 overeengekomen, maar feitelijk is die waarde volgens de door [eisende partij sub 1 c.s.] ingeschakelde expert Peutz Geveltechniek in het beste geval 0,76 en in het slechtste geval 1,08 (= 22-73% overschrijding van de overeengekomen norm). Volgens [eisende partij sub 1 c.s.] ligt dit niet aan de afzuigkap: die is alleen open als hij aanstaat. Ook ziet [eisende partij sub 1 c.s.] niet in waarom het hebben van verschillende ventilatiesystemen in het huis en in de uitbouw tocht zou veroorzaken. Volgens [eisende partij sub 1 c.s.] is het de ‘nep-garagedeur’ (de buitenwand van de voorzijde van de uitbouw) die tocht, niet de door [eisende partij sub 1 c.s.] geplaatste voorzetwand aan de binnenzijde; die voorzetwand is niet bedoeld om de buitenwand luchtdicht te maken.
4.52.
Gouwe voert verweer. Zij verwijst naar een e-mail van de bouwkundig adviseur aan Gouwe van 14 augustus 2020, waaruit zou zijn op te maken dat meerdere luchtlekkages niet door Gouwe maar door [eisende partij sub 1 c.s.] zelf zijn veroorzaakt. [eisende partij sub 1 c.s.] heeft namelijk zelf meerdere gaten in de buitenschil geboord; ook de volgens Peutz tochtige voorzetwand in de garage is door [eisende partij sub 1 c.s.] zelf aangelegd. Een deel van de door Peutz geconstateerde tocht wordt volgens Gouwe veroorzaakt door het door [eisende partij sub 1 c.s.] zelf gekozen ventilatiesysteem; zo zitten er verschillende systemen in het hoofdgebouw en het bijgebouw en staat het systeem op verzoek van [eisende partij sub 1 c.s.] in directe verbinding met de buitenlucht, hoewel Gouwe en Koetsier voor het risico van tocht hebben gewaarschuwd. Verder constateert Peutz maar zes lekpunten; het dichten van die punten duurt volgens Gouwe maar een halve dag.
4.53.
Ten aanzien van deze klachten stelt Gouwe overigens dat [eisende partij sub 1 c.s.] haar niet in gebreke heeft gesteld, zodat Gouwe op dit punt nog niet in verzuim is. Dit verweer zal later nog aan de orde komen indien komt vast te staan dat inderdaad sprake is van een aan Gouwe te wijten gebrek.
4.54.
De rechtbank is van oordeel dat [eisende partij sub 1 c.s.] voldoende gemotiveerd heeft gesteld dat er gebreken zitten in de luchtdoorlatendheid van de woning. Nu Gouwe dit betwist, zal de rechtbank [eisende partij sub 1 c.s.] toelaten tot het bewijs van zijn stellingen.
Extra stookkosten
4.55.
[eisende partij sub 1 c.s.] stelt dat hij extra stookkosten heeft gemaakt door de gebreken in de warmtepompinstallatie en de luchtdoorlatendheid van de woning. Hij betwist te hard te hebben gestookt. Uit zijn WhatsApp-bericht 3 juli 2019 blijkt dat de temperatuur in elk geval tijdelijk zeer hoog is geweest door een storing in de warmtepompinstallatie.
4.56.
Gouwe betwist dat [eisende partij sub 1 c.s.] extra stookkosten heeft moeten maken door aan haar toe te rekenen gebreken. Gouwe stelt dat onduidelijk is of [eisende partij sub 1 c.s.] het juiste referentieobject heeft gebruikt (een vrijstaande woning in grasland, met juiste oppervlakte). Ook is onduidelijk wat het stookgedrag van [eisende partij sub 1 c.s.] is geweest, terwijl dit volgens Gouwe is verhoogd door veelvuldig gebruik van bouwkachels, vele bouwlampen, een buitenjacuzzi, elektrisch koken, mechanische ventilatie, een doorstroomverwarmer en het stoken met open deuren en ramen. Bovendien zijn de door [eisende partij sub 1 c.s.] zelf te plaatsen zonnepanelen (PV) nog niet in het systeem gemonteerd.
4.57.
De rechtbank is van oordeel dat [eisende partij sub 1 c.s.] voldoende gemotiveerd heeft gesteld dat zijn stookkosten veel hoger waren dan het geval behoort te zijn in een energiezuinige woning zoals die was overeengekomen, en dat er gebreken zitten in de muurconstructie, de warmtepompinstallatie en de luchtdoorlatendheid van de woning die deze extra kosten zouden kunnen veroorzaken. Nu Gouwe dit alles betwist, zal de rechtbank [eisende partij sub 1 c.s.] toelaten tot het bewijs van deze stellingen.
4.58.
De rechtbank heeft ook op dit punt behoefte aan voorlichting door een deskundige en is voornemens haar vragen voor te leggen aan de deskundige die de vragen over de warmtepompinstallatie zal beantwoorden. Partijen mogen zich ook op dit punt uitlaten.
Benoeming deskundigen
4.59.
De rechtbank heeft als gezegd behoefte aan voorlichting door een deskundige over de volgende vragen:
de muurconstructie en het stucwerk
a. Zijn de binnen- en buitenmuren van de woning volgens u deugdelijk geconstrueerd, dus zowel vakkundig als conform de aannemingsovereenkomst [1] ? Kunt u uitleggen waarom wel/niet?
Wat is volgens u de oorzaak van de scheurvorming in, algvorming op, en het afbrokkelen van de binnen- en buitenmuren van de woning?
Is het stucwerk volgens u deugdelijk uitgevoerd, dus zowel vakkundig als conform de aannemingsovereenkomst [2] ? Kunt u uitleggen waarom wel/niet?
Indien u constateert dat de muren en/of het stucwerk niet deugdelijk zijn opgeleverd:
op welke wijze kunnen de door u geconstateerde gebreken worden hersteld?
kunt u een inschatting maken van de volgens u redelijkerwijs te maken herstelkosten?
warmtepompinstallatie, luchtdoorlatendheid van de woning en extra stookkosten
Is het warmtepompsysteem volgens u deugdelijk geconstrueerd, dus zowel vakkundig als conform de geldende regelgeving en de aannemingsovereenkomst [3] ? Kunt u uitleggen waarom wel/niet?
Zijn het ventilatiesysteem en de isolatie van de woning volgens u deugdelijk geconstrueerd, dus zowel vakkundig als conform de geldende regelgeving en de aannemingsovereenkomst [4] ? Kunt u uitleggen waarom wel/niet?
Wat is volgens u de Qv10 waarde van de woning? (graag met berekening)
Kan het hebben van verschillende ventilatiesystemen in het huis en de uitbouw volgens u tocht veroorzaken? Zo ja, is daar volgens u sprake van in de woning?
Indien u constateert dat er sprake is van (een of meerdere) gebreken aan de warmtepompinstallatie of in de luchtdoorlatendheid van de woning:
op welke wijze kunnen de door u geconstateerde gebreken worden hersteld?
kunt u een inschatting maken van de volgens u redelijkerwijs te maken herstelkosten?
denkt u dat de door u geconstateerde gebreken tot hogere stookkosten hebben geleid? Kunt u uitleggen waarom wel/niet?
4.60.
De rechtbank is voorshands van oordeel dat twee deskundigen moeten worden benoemd. De achtergrond en de aard van het geschil brengen mee dat één deskundige bij voorkeur ervaring heeft met betonconstructies en stucwerk, en de ander met warmtepompinstallaties en energiebesparende maatregelen in woningen. Partijen mogen zich hierover uitlaten.
4.61.
Voordat tot het benoemen van een deskundige wordt overgegaan, zullen partijen in de gelegenheid worden gesteld zich bij akte gemotiveerd – en bij voorkeur eensluidend – uit te laten over de professie en persoon van de te benoemen deskundige(n), in het bijzonder naar wie de voorkeur uitgaat dan wel tegen wie zij gemotiveerd bezwaar hebben. Verder kunnen partijen zich uitlaten over de aan de deskundige voor te leggen vragen, bij voorkeur eensluidend. De rechtbank zal de zaak hiertoe naar de rol verwijzen.
4.62.
De rechtbank overweegt reeds nu dat de kosten van de deskundige(n) in afwachting van de eindbeslissing omtrent de proceskosten
voorlopigvoor 3/5 deel door [eisende partij sub 1 c.s.] en voor 2/5 deel door Gouwe zullen worden gedragen. Hoe de kosten voor de deskundige(n) en de proceskosten uiteindelijk zullen worden verdeeld, hangt af van welke partij uiteindelijk overwegend in het ongelijk zal worden gesteld.
Bevelen ex 22 Rv
4.63.
Zoals hiervoor overwogen, zal de rechtbank partijen bevelen enkele stukken over te leggen. Indien de te benoemen deskundige(n) bij de uitvoering van de opdracht behoefte heeft aan nadere informatie, zijn partijen gehouden die naar vermogen te verschaffen; doen zij dat niet, dan kan de rechtbank aan die weigering de gevolgen verbinden die haar geraden voorkomen.
4.63.1.
De rechtbank beveelt
[eisende partij sub 1 c.s.]aan de deskundige te verschaffen:
- de beelden die tijdens de bouw met de aan [eisende partij sub 1 c.s.] toebehorende
time lapse-camera zijn gemaakt.
4.64.
De rechtbank beveelt
Gouweaan de deskundige te verschaffen:
- de bevindingen van waterpomp-fabrikant Stiebel Eltron over de werking van de waterpomp en de extern bij Stiebel opgeslagen werkingsgegevens;
- de overige aan Gouwe (of haar onderaannemers) bekende werkingsgegevens van de warmtepomp.
Conclusie
4.65.
De rechtbank zal kort weergeven wat het voorgaande betekent voor de vorderingen in conventie en reconventie.
in conventie
4.66.
De verweren van [eisende partij sub 1 c.s.] ten aanzien van de factuur voor meerwerk van 31 december 2018 en de slotfactuur van 7 juni 2019 slagen niet, zodat [eisende partij sub 1 c.s.] het volledige door Gouwe gefactureerde bedrag aan Gouwe verschuldigd is.
4.67.
[eisende partij sub 1 c.s.] stelt zich op het standpunt dat hij niet hoeft te betalen omdat hij vorderingen op Gouwe heeft die dit bedrag overstijgen. De rechtbank begrijpt daaruit dat [eisende partij sub 1 c.s.] zich beroept op verrekening. Dit beroep op verrekening zal in elk geval gedeeltelijk worden toegewezen, te weten tot het bedrag dat in reconventie ten laste van Gouwe zal worden toegewezen. De beslissing in conventie zal daarom worden aangehouden tot ook definitief op de vordering in reconventie kan worden beslist.
Wettelijke rente en buitengerechtelijke kosten
4.68.
Met het oog op eventuele schikkingsonderhandelingen merkt de rechtbank alvast het volgende op.
4.68.1.
[eisende partij sub 1 c.s.] is als consument wettelijke rente verschuldigd geworden over de gefactureerde bedragen na het verstrijken van de 14+2-dagentermijn genoemd in de sommatiebrief van 18 juli 2019, dus vanaf 3 augustus 2019. Deze rente is hij verschuldigd over het uitstaande factuurbedrag verminderd met de voordien onverschuldigd betaalde € 20.000 en de wettelijke rente die Gouwe daarover vanaf 22 januari 2018 tot 3 augustus 2019 aan [eisende partij sub 1 c.s.] verschuldigd was, dus over (€ 41.191,77 - € 20.616,85 =) € 20.574,92.
4.68.2.
De door Gouwe gevorderde buitengerechtelijke kosten zullen worden toegewezen conform het Besluit Vergoeding voor Buitengerechtelijke Kosten, over het uiteindelijk met inachtneming van de hiervoor bedoelde verrekening toe te wijzen bedrag.
in reconventie
4.69.
De rechtbank zal voor recht verklaren dat [eisende partij sub 1 c.s.] de Vaststellingsovereenkomst op goede gronden heeft vernietigd, en zal bepalen dat Gouwe uit hoofde daarvan een bedrag van € 20.000, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 22 januari 2018 tot het moment van volledige betaling, aan [eisende partij sub 1 c.s.] verschuldigd is. Vorderingen A2 en B in reconventie worden dus gedeeltelijk toegewezen.
4.70.
Het beroep van [eisende partij sub 1 c.s.] op verrekening slaagt in elk geval ten aanzien van de € 20.000 en de daarover vanaf de datum van betaling (22 januari 2018) lopende wettelijke rente. Omdat Gouwe had behoren te weten dat zij geen verzekering had afgesloten voor het type schade waar de Vaststellingsovereenkomst op zag, was zij op grond van artikel 6:205 BW zonder ingebrekestelling in verzuim met het terugbetalen van de € 20.000.
4.71.
Vordering A1 wordt gelet op het oordeel in conventie geheel afgewezen.
In conventie en reconventie
4.72.
De rechtbank heeft in dit tussenvonnis op belangrijke geschilpunten een beslissing gegeven. Voor een eindoordeel in dit geschil zullen echter deskundigen moeten worden benoemd en zullen partijen bewijs moeten leveren; beide kosten (veel) tijd en geld. De rechtbank geeft Gouwe en [eisende partij sub 1 c.s.] daarom uitdrukkelijk in overweging met elkaar om de tafel te gaan zitten (of als dat moeilijk is: via hun advocaten) om te bezien of een minnelijke regeling niet de voorkeur verdient boven verder procederen.
De rechtbank zal de hiervoor aangekondigde bewijsopdrachten en bevelen op grond van artikel 22 Rv daarom niet in het dictum van dit tussenvonnis opnemen. Als er een tussenvonnis tot benoeming van een of meer deskundigen moet komen, zullen de bewijsopdrachten en bevelen in het dictum van dat tussenvonnis worden opgenomen.
4.73.
Iedere verdere beslissing wordt aangehouden.

5.De beslissing

De rechtbank
5.1.
verwijst de zaak naar de rol van woensdag
29 september 2021voor uitlating bij akte door partijen over de persoon van de te benoemen deskundige(n) en over de aan deze deskundige(n) te stellen vragen, als vermeld in rechtsoverweging 4.59;
5.2.
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.L. Harmsen en in het openbaar uitgesproken op 1 september 2021. [5]

Voetnoten

1.Zie productie 5 bij de dagvaarding + productie A-02 bij de conclusie van antwoord + productie 4 bij de schriftelijke toelichting van Gouwe.
2.Zie productie A-02 bij de conclusie van antwoord, “Bijlage 1: Afwerkstaat”.
3.Zie producties 5 en 15 bij de dagvaarding + productie A-02 bij de conclusie van antwoord.
4.Zie producties 5 en 15 bij de dagvaarding + productie A-02 bij de conclusie van antwoord + productie 2 bij de schriftelijke toelichting van Gouwe.
5.type: