Stern 3F is, zoals zij zelf ook aanvoert, een grote, beursgenoteerde onderneming met meerdere vestigingen. Van een dergelijke onderneming mag meer mag worden verwacht om bij uitval van een werknemer voor vervanging te zorgen, dan van een kleinere werkgever met maar één vestiging. Zo bezien zal regelmatig ziekteverzuim als bedoeld in artikel 7:669, lid 3 onder c BW van één werknemer niet zo snel zal leiden tot aanvaardbare gevolgen voor de bedrijfsvoering van een grote organisatie als Stern 3F. Dit klemt te meer omdat Stern 3F heeft aangevoerd dat zij een ondernemingsbreed verzuimbeleid hanteert, terwijl zij haar stellingen met betrekking tot de volgens haar onaanvaardbare gevolgen van het verzuim van [verweerder] vervolgens uitsluitend toespitst op de situatie binnen haar vestiging te [plaats vestiging] . Van een onderneming van een grootte als Stern 3F mag in beginsel worden verwacht dat zij ziekteverzuim eveneens ondernemingsbreed opvangt. Dat het binnen haar organisatie niet mogelijk is voor vervanging te zorgen vanuit een ander vestiging, omdat sprake is van een groot concern met allerlei verschillende automerken en een monteur die werkt voor het ene automerk bij de ene vestiging niet zo gemakkelijk als monteur kan werken voor het andere automerk bij een andere vestiging, is niet aannemelijk geworden.
Stern 3F stelt dat uitwisseling van monteurs binnen 3F niet mogelijk zou zijn, omdat het werk wordt ingepland per automerk, per vestiging en verder uitwisseling van de monteurs ook geografisch gezien niet mogelijk is. Daar staat tegenover dat ter zitting is door [verweerder] is aangevoerd dat het regelmatig voorkomt dat door de monteurs op de bedrijfsvestiging in [plaats vestiging] aan een auto van een ander merk dan Ford wordt gewerkt. Door Stern 3F is daarop in het algemeen gereageerd met de mededeling dat dit hoogst ongebruikelijk is en slechts sporadisch voorkomt. Bij de mondelinge behandeling is echter niemand verschenen die werkzaam is bij de bedrijfsvestiging [plaats vestiging] . De feitelijke situatie in die vestiging is daardoor door 3F niet voldoende toegelicht en dat had wel op haar weg gelegen, gezien haar stellingen. Dat de bedrijfsvestiging te [plaats vestiging] binnen het concern van 3F een kleine vestiging is en binnen het concern een relatief hoger verlies lijdt, is evenmin voldoende om te oordelen dat alleen al daarom binnen het concern van 3F als geheel de gevolgen van het verzuim [verweerder] onaanvaardbaar zijn voor haar bedrijfsvoering.
Aldus is niet komen vast te staan dat de situatie in bedrijfsvestiging te [plaats vestiging] zo uitzonderlijk of nijpend is, dat daarvoor ondanks het ondernemingsbrede verzuimbeleid van Stern 3F voor die vestiging een uitzondering moet worden gemaakt, in die zin dat regelmatig verzuim van één werknemer in één vestiging te weten [verweerder] , al zou leiden tot voor de hele onderneming van 3F onaanvaardbare gevolgen voor de bedrijfsvoering.
Daar komt verder bij dat uit de arbeidsovereenkomst van [verweerder] niet blijkt dat partijen een vaste standplaats zijn overeengekomen. Niet is gesteld of gebleken dat 3F met haar werknemers een vaste standplaats overeenkomt. Onder die omstandigheden valt niet in te zien waarom Stern 3F geen mogelijkheden zou hebben om bij uitval van [verweerder] , andere en minder vertrekkende maatregelen te nemen dan beëindiging van de arbeidsovereenkomst met [verweerder] .