ECLI:NL:RBDHA:2021:9809

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
18 augustus 2021
Publicatiedatum
6 september 2021
Zaaknummer
NL21.7772
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Verzet
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzet tegen ongegrond verklaard beroep inzake asielaanvraag en verantwoordelijkheidsbeoordeling van Oostenrijk

In deze zaak heeft de rechtbank Den Haag op 18 augustus 2021 uitspraak gedaan over het verzet van de opposant tegen een eerdere uitspraak van 23 juni 2021, waarin zijn beroep tegen de beslissing op bezwaar van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid ongegrond werd verklaard. De opposant, vertegenwoordigd door mr. M.P.J.W.M. Govers, had beroep ingesteld tegen de beslissing van 20 mei 2021, waarin de staatssecretaris oordeelde dat Oostenrijk verantwoordelijk was voor de behandeling van zijn asielaanvraag. De rechtbank heeft het verzet behandeld op 12 augustus 2021, waarbij de gemachtigde van de opposant via videoverbinding aanwezig was en de staatssecretaris werd vertegenwoordigd door mr. C. van der Zijde.

De rechtbank overwoog dat zij in de eerdere uitspraak zonder zitting had kunnen oordelen, omdat het eindoordeel buiten redelijke twijfel stond. De rechtbank concludeerde dat de staatssecretaris terecht had geoordeeld dat Oostenrijk verantwoordelijk was voor de asielaanvraag en dat het interstatelijk vertrouwensbeginsel van toepassing was. De opposant voerde aan dat de rechtbank ten onrechte had geoordeeld dat zijn beroep kennelijk ongegrond was en dat hij niet op een zitting was gehoord. Hij stelde dat hij zijn standpunt niet voldoende had kunnen onderbouwen, maar de rechtbank oordeelde dat er geen nieuwe stellingen of informatie waren gepresenteerd die een ander oordeel rechtvaardigden.

Uiteindelijk verklaarde de rechtbank het verzet ongegrond, waardoor de eerdere uitspraak in stand bleef. De rechtbank oordeelde dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd gedaan door mr. M.J.L. van der Waals, rechter, in aanwezigheid van griffier mr. F.E.J. Valk, en werd openbaar gemaakt zonder mogelijkheid tot rechtsmiddel.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummer: NL21.7772 V

uitspraak van de enkelvoudige kamer op het verzet van

[Opposant] , opposant, V-nummer: [V-nummer]

(gemachtigde: mr. M.P.J.W.M. Govers),

Procesverloop

Opposant heeft tegen de beslissing op bezwaar van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid van 20 mei 2021 beroep ingesteld.
Bij uitspraak van 23 juni 2021 heeft de rechtbank dat beroep ongegrond verklaard.
Opposant heeft tegen deze uitspraak verzet ingesteld.
De rechtbank heeft het verzet, gelijktijdig met verzoek tot het treffen van een voorlopige voorziening NL21.12756, op 12 augustus 2021 op zitting behandeld. De gemachtigde van opposant heeft middels een videoverbinding deelgenomen aan de zitting. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft zich ter zitting laten vertegenwoordigen door mr. C. van der Zijde.

Overwegingen

1. De rechtbank heeft in de beroepszaak uitspraak gedaan zonder zitting. Artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) biedt die mogelijkheid als het eindoordeel buiten redelijke twijfel staat.
2. De rechtbank heeft het beroep kennelijk ongegrond geacht. De reden hiervoor is dat de rechtbank tot de conclusie is gekomen dat de staatssecretaris mocht oordelen dat dat Oostenrijk verantwoordelijk is voor de behandeling van de asielaanvraag van opposant en dat de staatssecretaris mocht uitgaan van het interstatelijk vertrouwensbeginsel ten opzichte van Oostenrijk.
3. In deze verzetzaak beoordeelt de rechtbank uitsluitend of zij in de buiten-zittinguitspraak terecht heeft geoordeeld dat buiten redelijke twijfel is dat het beroep ongegrond is. Aan de inhoud van de beroepsgronden komt de rechtbank in deze zaak pas toe als het verzet gegrond is.
4. Opposant voert aan dat het beroep ten onrechte kennelijk ongegrond is verklaard en daarom niet op een zitting is behandeld. De rechtbank heeft ten onrechte gesteld dat eiser zijn standpunt dat Oostenrijk geen deugdelijk onderzoek heeft verricht naar zijn asielverzoek op geen enkele wijze nader heeft onderbouwd. Verder heeft de rechtbank ten onrechte geoordeeld dat opposant er vanuit kan gaan dat zijn asielverzoek en mogelijke uitzetting naar Egypte zorgvuldig door Oostenrijk zullen worden behandeld. Voorts heeft de rechtbank ten onrechte overwogen dat het relaas van opposant geen indicaties biedt voor het oordeel dat de Oostenrijkse asielprocedure niet aan de daaraan te stellen eisen voldoet. De overweging dat opposant zich tot de Oostenrijkse autoriteiten kan wenden en dat niet is gebleken dat zij opposant niet kunnen of willen helpen kon de rechtbank eveneens niet in redelijkheid innemen.
5. In wat opposant heeft aangevoerd, ziet de rechtbank geen aanleiding anders te oordelen dan in de uitspraak van 23 juni 2021.
6. Opposant heeft ter zitting toegelicht dat hij heeft getracht te onderbouwen dat hij binnen vier dagen in Oostenrijk een asielbeschikking heeft gekregen en ook niet inhoudelijk is gehoord. Opposant heeft hiertoe contact opgenomen met de Oostenrijkse autoriteiten, maar krijgt geen stukken. Opposant stelt dat hij alles heeft gedaan wat hij kon om zijn stellingen aan te tonen en dat het dan niet past om de zaak buitten zitting af te doen.
7. De rechtbank stelt vast dat de stellingen van eiser zijn beoordeeld in de buiten-zitting uitspraak. Opposant heeft ter zitting in verzet geen nieuwe stellingen of informatie naar voren gebracht. Dat opposant het niet eens is met de inhoud van de uitspraak is onvoldoende om het verzet gegrond te verklaren. De rechtbank ziet dat de gemachtigde heeft getracht zijn stellingen te onderbouwen, dit laat echter onverlet dat in verzet geen (nieuwe) informatie naar voren is gebracht waaruit volgt dat de rechtbank in de buiten-zitting uitspraak niet zonder een onderzoek ter zitting had mogen oordelen over de beroepsgronden.
8. Het verzet is ongegrond. Dat betekent dat de buiten-zittinguitspraak in stand blijft.
9. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het verzet ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.J.L. van der Waals, rechter, in aanwezigheid van
mr.F.E.J. Valk, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.