ECLI:NL:RBDHA:2021:9923
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid van beroep wegens niet-betaling griffierecht en gebrek aan onderbouwing betalingsonmacht
Op 10 juni 2021 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in de zaak tussen eiser, vertegenwoordigd door mr. C. Moustaïne, en de Raad van Bestuur van het Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen (Uwv), vertegenwoordigd door F.J. Latenstein. Eiser had op 30 juni 2020 beroep ingesteld tegen een beslissing op bezwaar van verweerder van 20 mei 2020. De rechtbank bevestigde de ontvangst van het beroep op 2 juli 2020 en stuurde eiser een nota voor het griffierecht van € 48,-. Eiser verzocht om vrijstelling van het griffierecht wegens betalingsonmacht, maar heeft niet tijdig de benodigde bewijsstukken ingediend.
De rechtbank overwoog dat volgens artikel 8:41 van de Awb griffierecht betaald moet worden en dat niet-betaling kan leiden tot niet-ontvankelijkheid van het beroep. Eiser had op het formulier aangegeven alleenstaand te zijn, geen inkomen te genieten en niet over vermogen te beschikken, maar deze stellingen waren niet onderbouwd met bewijsstukken. Ondanks herhaalde verzoeken van de griffier om onderbouwing van de betalingsonmacht, bleef een reactie uit.
Uiteindelijk concludeerde de rechtbank dat eiser niet aan de criteria voor betalingsonmacht voldeed en dat het niet betalen van het griffierecht niet aan eiser kon worden toegerekend. Daarom verklaarde de rechtbank het beroep niet-ontvankelijk, wat betekent dat de zaak niet inhoudelijk werd behandeld. Er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd openbaar uitgesproken op 10 juni 2021.