ECLI:NL:RBDHA:2021:9924
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beëindiging van Ziektewetuitkering en geschil over arbeidsongeschiktheid
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 25 juni 2021 uitspraak gedaan in een geschil over de beëindiging van de Ziektewetuitkering (ZW-uitkering) van eiser, die na een bedrijfsongeval ziek was geworden. Eiser had bezwaar gemaakt tegen het besluit van het Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen (Uwv) om zijn uitkering per 23 september 2019 te beëindigen. Het Uwv had in het bestreden besluit het bezwaar ongegrond verklaard, waarop eiser beroep instelde. De rechtbank heeft vastgesteld dat het medisch onderzoek door de verzekeringsartsen zorgvuldig is uitgevoerd en dat de rapporten van de verzekeringsartsen voldoende duidelijk zijn. Eiser voerde aan dat er onvoldoende rekening was gehouden met zijn klachten en dat er nader onderzoek had moeten plaatsvinden. De rechtbank oordeelde echter dat de verzekeringsartsen de klachten van eiser adequaat hadden beoordeeld en dat er geen aanleiding was om aan de medische oordelen te twijfelen. De rechtbank concludeerde dat het bestreden besluit wat betreft de arbeidskundige grondslag onvoldoende was gemotiveerd, maar dat eiser niet was benadeeld door de schending van de hoorplicht. Uiteindelijk werd het beroep ongegrond verklaard, en werd het Uwv veroordeeld in de proceskosten van eiser.