ECLI:NL:RBDHA:2021:9926
Rechtbank Den Haag
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek om voorlopige voorziening in asielzaak met betrekking tot verantwoordelijkheid van Frankrijk
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 15 juni 2021 uitspraak gedaan in een verzoek om voorlopige voorziening. De verzoeker, die een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd had aangevraagd, had tegen het besluit van de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid beroep ingesteld. Dit besluit, genomen op 27 mei 2021, hield in dat de aanvraag niet in behandeling werd genomen omdat Frankrijk verantwoordelijk was voor de behandeling van de asielaanvraag.
Tijdens de zitting, die samen met een andere zaak (NL21.8133) werd behandeld, is de verzoeker niet verschenen, terwijl de gemachtigde van de verweerder wel aanwezig was. De voorzieningenrechter heeft na de behandeling van de zaak ter zitting onmiddellijk uitspraak gedaan.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek om voorlopige voorziening afgewezen, met de overweging dat de rechtbank op dezelfde dag uitspraak had gedaan in de andere zaak, waardoor een voorlopige voorziening niet meer nodig was. Tevens is er geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar uitgesproken en bekendgemaakt op 16 juni 2021. Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.