ECLI:NL:RBDHA:2021:9927
Rechtbank Den Haag
- Mondelinge uitspraak
- Rechtspraak.nl
Afwijzing asielaanvraag op basis van Dublinverordening met betrekking tot verantwoordelijkheidsbeginsel en kwetsbaarheidseisen
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 15 juni 2021 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende de afwijzing van een asielaanvraag door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. De eiser, die een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd had aangevraagd, kreeg te horen dat Frankrijk verantwoordelijk was voor de behandeling van zijn aanvraag op basis van de Dublinverordening. Eiser heeft hiertegen beroep ingesteld, maar verscheen niet ter zitting, terwijl de verweerder zich liet vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.
De rechtbank overwoog dat de asielaanvraag van eiser niet in behandeling was genomen omdat de Franse autoriteiten hadden ingestemd met de verantwoordelijkheid voor de aanvraag. Eiser voerde aan dat hij niet de kans had gekregen om correcties aan te brengen op het aanmeldgehoor, maar de rechtbank oordeelde dat hij voldoende gelegenheid had gehad om zijn zienswijze te geven. Bovendien werd gesteld dat eiser niet had aangetoond dat hij in Frankrijk geen zorgvuldige beoordeling van zijn asielaanvraag zou krijgen, en dat hij niet als bijzonder kwetsbaar kon worden aangemerkt op basis van zijn homoseksualiteit en Hiv-besmetting.
De rechtbank concludeerde dat de omstandigheden van eiser niet zodanig bijzonder waren dat de Staatssecretaris om individuele garanties had moeten vragen voorafgaand aan de overdracht aan Frankrijk. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en oordeelde dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd openbaar gemaakt op 16 juni 2021, en er werd een rechtsmiddel tegen de uitspraak aangegeven, waarbij hoger beroep mogelijk is bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen een week na bekendmaking.