ECLI:NL:RBDHA:2021:9991

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
3 augustus 2021
Publicatiedatum
13 september 2021
Zaaknummer
19/7974
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • E.M.M. Kettenis - de Bruin
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wajong-uitkering; einduitspraak na tussenuitspraak over duurzaam arbeidsvermogen

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 3 augustus 2021 uitspraak gedaan in een geschil over de Wajong-uitkering van eiseres. Eiseres had beroep ingesteld tegen een besluit van de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) dat haar arbeidsvermogen ontkende. In een eerdere tussenuitspraak van 21 september 2020 had de rechtbank geconstateerd dat het bestreden besluit gebreken vertoonde en verweerder de gelegenheid gegeven om deze te herstellen. Verweerder heeft hierop een aanvullende motivering ingediend, maar de rechtbank oordeelde dat deze niet voldeed aan de eisen van de wet.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de verzekeringsarts en de arbeidsdeskundige onvoldoende hebben gemotiveerd waarom eiseres geen duurzaam arbeidsvermogen zou hebben. De rechtbank heeft in haar overwegingen verwezen naar de medische informatie van spectrum GGZ en de noodzaak voor een gedegen onderzoek naar de behandelmogelijkheden van eiseres. De rechtbank heeft geconcludeerd dat de geconstateerde gebreken niet zijn hersteld en dat het beroep gegrond is. Het bestreden besluit is vernietigd wegens strijd met de artikelen 3:2 en 7:12, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht. Verweerder is opgedragen om binnen acht weken na verzending van de uitspraak een nieuw besluit te nemen, rekening houdend met de bevindingen van de rechtbank.

Daarnaast heeft de rechtbank bepaald dat verweerder het door eiseres betaalde griffierecht moet vergoeden en dat eiseres recht heeft op een vergoeding van de proceskosten, die is vastgesteld op € 1.122,-. De uitspraak is openbaar gedaan en een afschrift is verzonden aan de betrokken partijen.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 19/7974

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 3 augustus 2021 in de zaak tussen

[eiseres] , te [woonplaats] , eiseres

(gemachtigde: mr. R.G. Groen),
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv), verweerder
(gemachtigde: F.J. Latenstein).

Procesverloop

In de tussenuitspraak van 21 september 2020 (de tussenuitspraak) heeft de rechtbank verweerder in de gelegenheid gesteld om binnen acht weken na verzending van de tussenuitspraak, met inachtneming van wat in de tussenuitspraak is overwogen, de geconstateerde gebreken in het besluit van 18 november 2019 (het bestreden besluit) te herstellen.
Verweerder heeft in reactie op de tussenuitspraak een aanvullende motivering ingediend.
Eiseres heeft hierop schriftelijke gereageerd.
De rechtbank heeft bepaald dat een nadere zitting achterwege blijft en het onderzoek gesloten.

Overwegingen

1. Deze uitspraak bouwt voort op de tussenuitspraak. De rechtbank blijft bij al wat zij in de tussenuitspraak heeft overwogen en beslist, tenzij hierna uitdrukkelijk anders wordt overwogen. Het staat de rechtbank niet vrij om terug te komen van zonder voorbehoud gegeven oordelen in de tussenuitspraak. Dit is alleen anders in zeer uitzonderlijke gevallen. [1]
2. Voor de relevante feiten en omstandigheden die aanleiding hebben gegeven tot de tussenuitspraak volstaat de rechtbank op deze plaats met een verwijzing naar die tussenuitspraak.
3. Ook voor het wettelijk kader volstaat de rechtbank met een verwijzing naar de tussenuitspraak.
4.1 In de tussenuitspraak heeft de rechtbank overwogen dat verweerder zijn standpunt, dat het arbeidsvermogen van eiseres niet duurzaam ontbreekt, onvoldoende concreet en niet toereikend heeft gemotiveerd. De inschatting die de verzekeringsarts bezwaar en beroep (b&b) heeft gemaakt over hoe de mogelijkheden tot arbeidsparticipatie zich bij eiseres kunnen ontwikkelen, is onvoldoende gemotiveerd. De verzekeringsarts b&b heeft allereerst onvoldoende gemotiveerd dat eiseres nog behandelmogelijkheden heeft ten aanzien van PTSS, de impulscontrole problematiek, de depressieve klachten en de slaapproblematiek. Algemene conclusies dat eiseres naar verwachting over een jaar vier uur per dag belastbaar is en zij ten minste één uur achtereen een taak kan verrichten, zeggen naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende over de mogelijkheden van eiseres tot arbeidsparticipatie en de vraag of deze mogelijkheden zich nog kunnen ontwikkelen. Voorts heeft de rechtbank naar de medische informatie van spectrum GGZ verwezen en opgemerkt dat hieruit volgt dat de behandeling is gestopt vanwege behandelresistentie en dat de behandelend psycholoog en psychiater hebben aangegeven geen mogelijkheid van behandeling bij spectrum GGZ zien. Daarnaast heeft de rechtbank in de tussenuitspraak overwogen dat er ten onrechte geen overleg heeft plaatsgevonden met een arbeidsdeskundige b&b. Onderzocht had moeten worden op welke wijze de voorgestane behandeling of begeleiding van eiseres van invloed is op de ontwikkeling tot arbeidsparticipatie en met welke concrete resultaten op de mogelijkheden ter verbetering van de belastbaarheid, als ook de mogelijkheden tot verdere ontwikkeling en de mogelijkheden tot toename van bekwaamheden van eiseres, als bedoeld bij stap 3 van het stappenplan, te verwachten zijn.
4.2
Verweerder heeft vervolgens bij brief van 24 februari 2021 een aanvullende motivering verstrekt in de zin van een aanvullend rapport van de verzekeringsarts b&b van 15 februari 2021. De verzekeringsarts b&b stelt zich allereerst op het standpunt dat de medische informatie van spectrum GGZ bij hem enkele vragen oproept ten aanzien van de genoemde behandelperiode van 19 maart 2019 tot en met 3 juli 2020. Eiseres zou ten eerste tijdens de hoorzitting hebben verklaard dat de behandeling acht maanden later, te weten
28 oktober 2019, nog (steeds) niet tot een geregelde behandeling was gekomen. Bovendien vraagt de verzekeringsarts b&b zich af of de behandeling na de start van de corona crisis op 15 maart 2020 in de benodigde intensiteit en frequentie is voortgezet. Een eventueel telefonisch voortgezette GGZ behandeling kan naar het oordeel van de verzekeringsarts b&b geen onderbouwing zijn voor therapieresistentie. Daarnaast volgen de praktische bevindingen waaruit de behandelresistentie is gebleken niet uit de brief, aldus de verzekeringsarts b&b. Het voornoemde roept bij de verzekeringsarts b&b de vraag op wat de tussen 19 maart 2019 en 3 juli 2020 vermelde behandeling in de praktijk heeft ingehouden.
Ten aanzien van het duurzame karakter van het hebben van geen arbeidsvermogen oordeelt de verzekeringsarts b&b – kort gezegd – als volgt. De verzekeringsarts b&b is allereerst niet overtuigd van de medische onderbouwing die sinds 2017 is gegeven voor het hebben van geen arbeidsvermogen. De verzekeringsarts b&b verwijst voor zijn oordeel ten aanzien van het arbeidsvermogen van eiseres vervolgens naar zijn eerdere opmerkingen daartoe in dit rapport in combinatie met zijn eerder gegeven motivering in het rapport van 18 november 2019 ten tijde van de heroverweging in bezwaar. Ook ten aanzien van de duurzaamheid verwijst de verzekeringsarts b&b naar zijn eerdere rapport in bezwaar.
Ten aanzien van een motivering op grond van het stappenplan komt de verzekeringsarts b&b tot de conclusie dat bij eiseres geen sprake is van een progressief ziektebeeld, dat er in maart 2019 behandelmogelijkheden zijn geweest en dat er geen sprake is van een aandoening die zodanig ernstig is dat geen enkele toename van bekwaamheden verwacht mag worden. Toegekomen wordt aan de beoordeling van stap drie. De verzekeringsarts b&b merkt hiertoe op dat de vanaf 2017 gegeven medische onderbouwing voor geen arbeidsvermogen (eiseres zou niet meer dan vier uur belastbaar zijn) niet overtuigt. Volgens de verzekeringsarts b&b lijkt het probleem ten aanzien van het functioneren wellicht eerder in de basale werknemersvaardigheden te zitten. De arbeidsdeskundige b&b zal dit echter moeten beoordelen, aldus de verzekeringsarts b&b.
4.3
Bij brief van 29 maart 2021 heeft verweerder een aanvullende motivering verstrekt in de zin van een aanvullend rapport van de arbeidsdeskundige b&b van 22 maart 2021. De arbeidsdeskundige b&b heeft eiseres op 11 maart 2021 gezien en is op gelijke datum in overleg getreden met de verzekeringsarts b&b. De arbeidsdeskundige b&b komt in zijn rapport – kort samengevat – tot de conclusie dat eiseres taken kan uitvoeren in een arbeidsorganisatie, echter dat zij thans niet over basale werknemersvaardigheden beschikt en dat zij niet ten minste vier uur per dag belastbaar is. Volgens de arbeidsdeskundige b&b kan eiseres wel arbeidsvermogen ontwikkelen. Volgens de verzekeringsarts b&b zijn er nog behandelingen mogelijk, zodat eiseres in de toekomst vier uur per dag en één uur achtereen kan functioneren. Daarnaast wordt eiseres in de toekomst in staat geacht de thans nog ontbrekende basale werknemersvaardigheden te ontwikkelen door middel van training en begeleiding. Gelet hierop kan de arbeidsdeskundige b&b niet anders concluderen dan dat het niet beschikken over arbeidsvermogen (nog) niet duurzaam is.
4.4
Uit de zienswijze van eiseres van 22 april 2021 volgt dat zij zich niet kan verenigen met het standpunt van de verzekeringsarts b&b. Ter onderbouwing daarvan heeft eiseres medische informatie van Humanitas DMH van 29 mei 2013 en de psychiater van spectrum GGZ van 19 april 2021 overgelegd. Eiseres kan zich evenmin verenigen met het standpunt van de arbeidsdeskundige b&b.
4.5
Naar aanleiding van de zienswijze van eiseres heeft verweerder de verzekeringsarts b&b nogmaals laten rapporteren. Uit het rapport van 28 mei 2021 volgt dat de verzekeringsarts b&b de medische informatie van Humanitas DMH en de psychiater heeft bestudeerd. De verzekeringsarts b&b overweegt ten aanzien van het intelligentieonderzoek uit 2013 dat een disharmonisch profiel is gemeten waardoor volgens de onderzoekers aan het totale IQ weinig waarde kan worden gehecht. Voorts merkt de verzekeringsarts b&b op dat het niveau van verstandelijke beperkingen, op onderdelen variërend van normaal begaafd tot licht verstandelijk beperkt, niet maakt dat iemand geen arbeidsvermogen zou hebben. Hiertoe verwijst de verzekeringsarts b&b ook nog naar het verzekerings-geneeskundige en arbeidsdeskundige onderzoek in 2013. Ten aanzien van de informatie van de psychiater blijft de verzekeringsarts b&b bij zijn standpunt zoals geformuleerd in het rapport van 15 februari 2021. Niet is duidelijk, inzichtelijk en concreet waar de behandeling door het instituut, waar deze psychiater aan verbonden is, uit heeft bestaan. Ook volgt uit de informatie niet waarom eiseres op basis van deze klachten geen arbeidsvermogen zou hebben. De verzekeringsarts b&b komt tot de conclusie dat hij in de overgelegde medische informatie geen aanleiding ziet om te oordelen dat eiseres duurzaam geen arbeidsvermogen heeft.
4.6
Bij brief van 24 juni 2021 heeft eiseres gereageerd op het nadere rapport van de verzekeringsarts b&b en zij blijft bij haar standpunt dat sprake is van duurzaam geen arbeidsvermogen.
5. De rechtbank is van oordeel dat verweerder de geconstateerde gebreken niet heeft hersteld met de nadere motivering, neergelegd in de rapporten van de verzekeringsarts b&b van 15 februari 2021 en 28 mei 2021 en het rapport van de arbeidsdeskundige b&b van
22 maart 2021. Zoals ook al in de tussenuitspraak is overwogen ligt niet ter beoordeling voor of eiseres wel of geen arbeidsvermogen heeft, maar gekeken dient te worden of het hebben van geen arbeidsvermogen bij eiseres een duurzaam karakter heeft. De rechtbank stelt vast dat de verzekeringsarts b&b zich ten aanzien van de PTSS, de impulscontrole problematiek, de depressieve klachten en de slaapproblematiek wederom enkel in algemene bewoordingen heeft uitgelaten over de vraag welke vormen van behandeling en begeleiding de belastbaarheid van eiseres kunnen vergroten, terwijl de rechtbank in de tussenuitspraak nu juist ten aanzien van dit onderdeel een gebrek in de motivering heeft geconstateerd. Uit de nadere rapporten van de verzekeringsarts b&b volgt onder meer dat hij van oordeel is dat de intensiteit, frequentie en duur van de behandeling bij spectrum GGZ onvoldoende duidelijk uit de medische stukken blijkt, zodat de behandelresistentie volgens hem niet op basis van die informatie kan worden vastgesteld. Naar het oordeel van de rechtbank had het in dat geval op de weg van de verzekeringsarts b&b gelegen om nader te onderzoeken wat de behandeling bij Spectrum GGZ heeft ingehouden en daarover in contact te treden met de behandelend sector teneinde een gemotiveerd standpunt in te kunnen nemen ten aanzien van de behandelresistentie van eiseres dan wel de concrete behandelmogelijkheden voor eiseres om vervolgens in overleg met de arbeidsdeskundige b&b een onderbouwd oordeel te geven over hoe en op welke wijze de eventuele behandelmogelijkheden van eiseres van invloed zijn op de ontwikkeling van de mogelijkheden tot arbeidsparticipatie bij eiseres. De inschatting die de verzekeringsarts b&b en de arbeidsdeskundige b&b hebben gemaakt over hoe de mogelijkheden tot arbeidsparticipatie zich bij eiseres kunnen ontwikkelen is onvoldoende onderbouwd. Gelet op het voorgaande, is het gebrek aan het bestreden besluit niet hersteld.
6. Gelet op het in de tussenuitspraak geconstateerde gebrek, is het beroep gegrond. De rechtbank vernietigt het bestreden besluit wegens strijd met artikel 3:2 en 7:12, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht. Verweerder zal binnen acht weken na de dag van verzending van deze uitspraak een nieuw besluit op bezwaar moeten nemen met inachtneming van deze uitspraak en de tussenuitspraak. Dit betekent dat de verzekeringsarts b&b en de arbeidsdeskundige b&b moeten onderzoeken wat de behandeling bij spectrum GGZ heeft ingehouden, of er en zo ja wat de behandelmogelijkheden van eiseres zijn en op welke wijze de behandelmogelijkheden van invloed zijn op de ontwikkeling tot arbeidsparticipatie en met welke concrete resultaten op de mogelijkheden ter verbetering van de belastbaarheid als ook de mogelijkheden tot verdere ontwikkeling en de mogelijkheden tot toename van bekwaamheden van eiseres als bedoeld bij stap 3 van het stappenplan daarvan te verwachten zijn. [2]
7.
Omdat de rechtbank het beroep gegrond verklaart, moet verweerder aan eiseres het door haar betaalde griffierecht vergoeden. Ook krijgt eiseres een vergoeding voor de proceskosten die zij heeft gemaakt. Verweerder moet die vergoeding betalen. De vergoeding wordt met toepassing van het Besluit proceskosten bestuursrecht als volgt berekend. De bijstand door een gemachtigde levert 1.5 punt op (1 punt voor het indienen van het beroepschrift met een waarde per punt van € 748,- en 0,5 punt voor het indienen van een schriftelijke zienswijze na een bestuurlijke lus met een waarde per punt van € 748,-), bij een wegingsfactor 1. Toegekend wordt € 1.122,-.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit en draagt verweerder op binnen acht weken na de dag van verzending van deze uitspraak een nieuw besluit te nemen met inachtneming van deze uitspraak en de tussenuitspraak;
- draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 47,- aan eiseres te vergoeden;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 1.122,-.
Deze uitspraak is gedaan door mr. E.M.M. Kettenis - de Bruin, rechter, in aanwezigheid van mr. L. Lemmen, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 3 augustus 2021.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak en de tussenuitspraak, kunt u een brief sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.

Voetnoten

1.Zie als voorbeeld de uitspraken van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van
2.Zie voor het beoordelingskader de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep van 5 april 2018, ECLI:NL:CRVB:2018:1018.