ECLI:NL:RBDHA:2021:9998
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verblijfsdocument EU/EER en inreisverbod wegens schijnrelatie
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 7 september 2021 uitspraak gedaan in twee beroepen van eiser, die Turkse nationaliteit heeft, tegen besluiten van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. Eiser had aanvankelijk een aanvraag ingediend voor een verblijfsdocument op basis van een relatie met een Bulgaarse referente. De aanvraag werd afgewezen op grond van de conclusie dat er sprake was van een schijnrelatie, bedoeld om gebruik te maken van het recht op vrij verkeer en verblijf. Eiser had eerder al een aanvraag voor een verblijfsvergunning ingediend, die ook was afgewezen, en had geen rechtsmiddelen aangewend tegen die beslissing.
De rechtbank heeft vastgesteld dat eiser en de referente tegenstrijdige verklaringen hebben afgelegd over hun relatie, wat de staatssecretaris aanleiding gaf om de aanvraag af te wijzen. Eiser heeft in beroep aangevoerd dat er wel degelijk sprake is van een oprechte relatie, maar de rechtbank oordeelde dat hij dit niet voldoende had onderbouwd. De rechtbank heeft ook het inreisverbod dat aan eiser was opgelegd, bevestigd, omdat hij niet had voldaan aan zijn terugkeerverplichting en geen bijzondere omstandigheden had aangevoerd die een uitzondering op het inreisverbod rechtvaardigden.
De rechtbank heeft beide beroepen ongegrond verklaard en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. Eiser kan binnen vier weken na verzending van de uitspraak hoger beroep instellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.