ECLI:NL:RBDHA:2022:10054
Rechtbank Den Haag
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Voorlopige voorziening inzake alcoholonderzoek en recht op tegenonderzoek
Op 4 oktober 2022 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in de zaak tussen een verzoeker en de algemeen directeur van het Centraal Bureau Rijvaardigheidsbewijzen. De zaak betreft een voorlopige voorziening naar aanleiding van een besluit van verweerder om verzoeker een onderzoek naar zijn alcoholgebruik op te leggen, alsook de schorsing van zijn rijbewijs tot de uitslag van dit onderzoek. Verzoeker had bezwaar gemaakt tegen dit besluit en verzocht de voorzieningenrechter om een voorlopige voorziening.
De voorzieningenrechter heeft op 26 september 2022 de zaak behandeld. Verzoeker was aanwezig, bijgestaan door zijn gemachtigde, terwijl verweerder zich liet vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. De voorzieningenrechter oordeelde dat het oordeel voorlopig is en niet bindend voor een eventueel bodemgeding. Verzoeker was eerder op 2 april 2022 aangehouden op een snorfiets, waarbij een ademtest een alcoholgehalte van 1,898 ‰ aangaf. Verzoeker heeft gebruik gemaakt van zijn recht op tegenonderzoek, waaruit een alcoholgehalte van 1,57 ‰ bleek.
Verweerder baseerde zijn besluit op de eerste ademtest, terwijl verzoeker aanvoerde dat het resultaat van het tegenonderzoek leidend zou moeten zijn. De voorzieningenrechter overwoog dat, hoewel het tijdsverloop tussen de ademanalyse en de bloedafname niet aan verzoeker te wijten was, verweerder zich op het standpunt mocht stellen dat er geen reden was om te twijfelen aan de juistheid van de ademanalyse. De voorzieningenrechter wees het verzoek om voorlopige voorziening af, met de conclusie dat het alcoholgehalte van het tegenonderzoek niet significant afweek van de eerste meting, en dat het menselijk lichaam alcohol afbreekt in de tijdsperiode tussen de metingen.
De uitspraak werd gedaan door mr. M.D. Gunster, in aanwezigheid van griffier mr. A. Badermann, en is openbaar uitgesproken op 4 oktober 2022. Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.