ECLI:NL:RBDHA:2022:10124
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing van aftrek specifieke zorgkosten door de Belastingdienst
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 11 oktober 2022 uitspraak gedaan in een belastingrechtelijke kwestie waarbij eiseres, woonachtig in [woonplaats], in beroep ging tegen de beslissing van de inspecteur van de Belastingdienst. Eiseres had bezwaar gemaakt tegen de aanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen (IB/PVV) voor het jaar 2019, waarbij zij specifieke zorgkosten had opgevoerd ter hoogte van € 14.691. De Belastingdienst had deze kosten echter niet in aftrek toegelaten, wat leidde tot de rechtszaak.
Tijdens de zitting op 27 september 2022 is eiseres verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde en twee anderen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de aanslag op 6 augustus 2021 was vastgesteld op een belastbaar inkomen van € 15.543, en dat eiseres op 31 augustus 2021 een herziene aangifte had ingediend, waarin zij een bedrag van € 11.744 aan specifieke zorgkosten had opgevoerd. De rechtbank heeft de ontvankelijkheid van het beroep beoordeeld, aangezien het beroepschrift niet binnen de wettelijke termijn was ingediend. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat eiseres het voordeel van de twijfel moest krijgen, omdat het beroepschrift gedateerd was op 1 december 2021 en niet later dan een week na afloop van de termijn was ontvangen.
De rechtbank heeft vervolgens de inhoudelijke bezwaren van eiseres tegen de afwijzing van de specifieke zorgkosten beoordeeld. Eiseres heeft niet kunnen aantonen dat zij recht heeft op aftrek van de geclaimde uitgaven voor medicijnen en geneeskundige hulp in het buitenland. De rechtbank oordeelde dat eiseres geen betaalbewijzen had overgelegd en dat de kosten voor geneeskundige hulp in Iran niet voor haar rekening waren gekomen. De rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard en geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar uitgesproken en partijen hebben de mogelijkheid om binnen zes weken hoger beroep in te stellen bij het gerechtshof Den Haag.