ECLI:NL:RBDHA:2022:1015
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek voorlopige voorziening asielaanvraag
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 8 februari 2022 uitspraak gedaan in een verzoek om voorlopige voorziening in het kader van een asielaanvraag. De verzoeker, vertegenwoordigd door mr. A. Greve-Kortrijk, had beroep ingesteld tegen een besluit van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, die op 23 augustus 2021 de asielaanvraag van verzoeker had afgewezen als kennelijk ongegrond. De voorzieningenrechter heeft het verzoek om een voorlopige voorziening behandeld op 1 november 2021 in Breda, waar beide partijen zich lieten vertegenwoordigen door hun gemachtigden.
De voorzieningenrechter heeft in zijn overwegingen aangegeven dat er bij uitspraak van dezelfde datum in een andere zaak (NL21.13698) al een beslissing was genomen op het beroep van verzoeker. Gezien deze uitspraak heeft de voorzieningenrechter het verzoek om voorlopige voorziening afgewezen. Tevens is er geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door mr. A.C.J. van Dooijeweert, in aanwezigheid van griffier mr. N.H. de Zeeuw, en is openbaar gemaakt via een geanonimiseerde publicatie op de website van de rechtspraak. Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.