In deze zaak heeft de rechtbank Den Haag op 8 februari 2022 uitspraak gedaan in een raadkamerprocedure over de onttrekking aan het verkeer van een Volkswagen Golf, die in beslag was genomen op grond van artikel 94 van het Wetboek van Strafvordering. De auto was in beslag genomen omdat deze bestond uit meerdere gestolen onderdelen. De officier van justitie had op 12 mei 2015 een vordering tot onttrekking aan het verkeer ingediend, die in 2015 door de rechtbank was toegewezen. Echter, na cassatie door de belanghebbende, heeft de Hoge Raad de beschikking van de rechtbank vernietigd en de zaak teruggewezen. De rechtbank heeft de vordering op 25 januari 2022 opnieuw behandeld, waarbij de belanghebbende niet aanwezig was, maar zijn advocaat wel. De officier van justitie heeft betoogd dat de auto niet in zijn geheel kan worden teruggegeven, omdat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet of het algemeen belang. De rechtbank heeft vastgesteld dat de voorstoelen van de auto afkomstig zijn uit een gestolen voertuig en dat de belanghebbende niet verantwoordelijk was voor de heling, aangezien zijn zaak was geseponeerd. De rechtbank heeft geoordeeld dat een gedeeltelijke onttrekking aan het verkeer van alleen de gestolen stoelen mogelijk is, omdat het ongecontroleerde bezit van de auto zonder deze stoelen niet in strijd is met de wet of het algemeen belang. De rechtbank heeft de vordering van de officier van justitie gedeeltelijk toegewezen en de belanghebbende geen geldelijke tegemoetkoming toegekend, omdat er onvoldoende informatie was over de waarde van de stoelen.