In deze zaak heeft de rechtbank Den Haag op 23 juni 2022 uitspraak gedaan in een verzoek van de vrouw om vervangende toestemming voor een zorgregeling en de aanvraag van een paspoort voor hun minderjarige kinderen. De vrouw, bijgestaan door haar advocaat mr. N. van Amsterdam, verzocht om toestemming om met de kinderen naar Egypte te reizen en om een paspoort aan te vragen voor de jongste minderjarige, [minderjarige 3]. De man, vertegenwoordigd door zijn advocaat mr. M. Raaijmakers, voerde verweer en stelde dat de reis naar Egypte een ander doel had, namelijk de besnijdenis van hun dochter [minderjarige 1]. De rechtbank heeft de verzoeken van de vrouw toegewezen, omdat zij het belang van de kinderen en de gezondheid van de moeder van de vrouw in overweging nam. De rechtbank oordeelde dat de man niet-ontvankelijk werd verklaard in zijn zelfstandig verzoek tot zorgregeling, omdat dit onvoldoende samenhang vertoonde met de verzoeken van de vrouw. De rechtbank heeft de proceskosten gecompenseerd, gezien de aard van de procedure.