ECLI:NL:RBDHA:2022:10237
Rechtbank Den Haag
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek om voorlopige voorziening tegen handhaving van lasten onder dwangsom wegens strijdig gebruik van perceel met bestemmingsplan
In deze uitspraak van de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 6 oktober 2022, wordt het verzoek om een voorlopige voorziening van verzoeker, h.o.d.n. [h.o.d.n.] BV, afgewezen. Verzoeker had beroep ingesteld tegen een besluit van het college van burgemeester en wethouders van Bodegraven-Reeuwijk, dat hem vijf lasten onder dwangsom had opgelegd wegens het gebruik van een perceel in strijd met het bestemmingsplan. Het college had eerder op 24 april 2020 een primair besluit genomen, waarin verzoeker werd gelast om voor 1 januari 2021 bepaalde handelingen te verrichten, waaronder het verwijderen van voertuigen en bouwmaterialen. Verzoeker had bezwaar gemaakt tegen dit besluit, maar het college handhaafde zijn standpunt in het bestreden besluit van 15 juli 2022.
De voorzieningenrechter oordeelt dat er voldoende spoedeisend belang aanwezig is, omdat verzoeker op korte termijn dwangsommen kan verbeuren. De rechter beoordeelt of het bestreden besluit een redelijke kans van slagen heeft in een eventueel bodemgeding. De voorzieningenrechter stelt vast dat het college niet bereid is om een omgevingsvergunning te verlenen voor het gebruik van het perceel in strijd met het bestemmingsplan, wat betekent dat er geen concreet zicht op legalisering bestaat. Verzoeker heeft onvoldoende onderbouwd dat het gebruik van het perceel onder het overgangsrecht valt.
De voorzieningenrechter concludeert dat het gebruik van het perceel in strijd is met de planregels en dat het college bevoegd was om handhavend op te treden. Het verzoek om voorlopige voorziening wordt afgewezen, en de voorzieningenrechter ziet geen aanleiding voor vergoeding van griffierecht of proceskosten. De uitspraak is openbaar gedaan en er staat geen hoger beroep of verzet open tegen deze beslissing.