ECLI:NL:RBDHA:2022:10324
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek voorlopige voorziening in asielzaak met betrekking tot overdracht aan Italië
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 4 oktober 2022 uitspraak gedaan in een verzoek om een voorlopige voorziening. Verzoeker, vertegenwoordigd door zijn gemachtigde mr. H.J. Metselaar, had een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. Deze aanvraag werd door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid op 5 september 2022 niet in behandeling genomen, omdat Italië verantwoordelijk werd geacht voor de behandeling van de asielaanvraag. Verzoeker heeft hiertegen beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening om te voorkomen dat hij tijdens de beroepsprocedure aan Italië zou worden overgedragen.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek op 28 september 2022 behandeld, waarbij verzoeker aanwezig was met zijn kantoorgenoot mr. M.B. van den Toorn-Volkers en een tolk, G.M.A. Al-Harbia. De vertegenwoordiger van de verweerder was ook aanwezig. In de overwegingen van de uitspraak werd verwezen naar een eerdere uitspraak in een vergelijkbare zaak (NL22.17577), waarin de rechtbank al had geoordeeld over het beroep van verzoeker. Gezien deze eerdere uitspraak heeft de voorzieningenrechter het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen.
De voorzieningenrechter, mr. E.F. Bethlehem, heeft in zijn beslissing aangegeven dat er geen aanleiding is voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gemaakt en er staat geen hoger beroep of verzet open tegen deze beslissing.