ECLI:NL:RBDHA:2022:10373

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
5 oktober 2022
Publicatiedatum
11 oktober 2022
Zaaknummer
NL22.18723
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • B.F.Th. de Roos
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Besluit tot bewaring van vreemdeling op grond van de Vreemdelingenwet 2000

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 5 oktober 2022 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende de maatregel van bewaring van een vreemdeling. Eiser, een Poolse nationaliteit, heeft tegen het besluit van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid beroep ingesteld. Dit besluit, genomen op 19 september 2022, hield in dat eiser in bewaring werd genomen op basis van artikel 59, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vreemdelingenwet 2000, met het oog op uitzetting. De rechtbank heeft het beroep op 28 september 2022 behandeld, waarbij eiser via een beeldverbinding aanwezig was, bijgestaan door zijn gemachtigde en met een tolk. De staatssecretaris werd vertegenwoordigd door zijn gemachtigde.

De rechtbank heeft overwogen dat de vreemdeling zonder rechtmatig verblijf in bewaring kan worden genomen indien er een risico bestaat dat hij zich aan het toezicht zal onttrekken. Dit risico werd onderbouwd door de staatssecretaris met verwijzing naar de gronden in het Vreemdelingenbesluit 2000. Tijdens de zitting heeft de staatssecretaris aangegeven dat een zware grond niet langer tegengeworpen wordt, maar eiser heeft de overige gronden niet betwist. De rechtbank concludeert dat de gronden voldoende zijn om aan te nemen dat er een risico bestaat dat eiser zich aan het toezicht zal onttrekken.

Uiteindelijk heeft de rechtbank het beroep ongegrond verklaard en het verzoek om schadevergoeding afgewezen. Tevens is er geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door mr. B.F.Th. de Roos, rechter, en is openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie. Tegen deze uitspraak kan binnen één week hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL22.18723

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam], eiser

V-nummer: [nummer]
(gemachtigde: mr. P.J.J. van de Kerkhof),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. J. Raaijmakers).

Procesverloop

Bij besluit van 19 september 2022 (bestreden besluit) heeft verweerder aan eiser de maatregel van bewaring op grond van artikel 59, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw) opgelegd.
Eiser heeft tegen de maatregel van bewaring beroep ingesteld. Dit beroep moet tevens worden aangemerkt als een verzoek om toekenning van schadevergoeding.
De rechtbank heeft het beroep op 28 september 2022 op zitting behandeld te Breda. Eiser is verschenen via een beeldverbinding. Hij heeft zich laten bijstaan door zijn gemachtigde. Als
tolk is verschenen M. Chojecki-Nuckowska. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. Eiser stelt te zijn geboren op [geboortedatum] en de Poolse nationaliteit te hebben.
2. De vreemdeling zonder rechtmatig verblijf kan op grond van artikel 59, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vw in bewaring worden genomen met het oog op uitzetting, indien het risico bestaat dat hij zich aan het toezicht zal onttrekken. Dat risico wordt aangenomen op basis van de gronden zoals vermeld onder 5.1b van het Vreemdelingenbesluit 2000 (Vb). Verweerder heeft, onder verwijzing naar artikel 5.1b, eerste, derde en vierde lid, van het Vb de zware gronden 3b, en 3c en de lichte gronden 4a, 4d en 4e aan de maatregel van bewaring ten grondslag gelegd.
3. Ter zitting heeft verweerder zich op het standpunt gesteld dat de zware grond 4e niet langer wordt tegengeworpen. Eiser betwist de overige gronden niet. De rechtbank is van oordeel dat de gronden voldoende zijn om aan te nemen dat het risico bestaat dat eiser zich aan het toezicht zal onttrekken.
4. Het beroep is ongegrond. Daarom wordt ook het verzoek om schadevergoeding afgewezen.
5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep ongegrond;
- wijst het verzoek om schadevergoeding af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. B.F.Th. de Roos, rechter, in aanwezigheid van mr. N.F. Kreeftmeijer, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op
www.rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking.