ECLI:NL:RBDHA:2022:10379
Rechtbank Den Haag
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Voorlopige voorziening in asielzaak met betrekking tot verantwoordelijkheid van Italië
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 5 oktober 2022 uitspraak gedaan in een verzoek om een voorlopige voorziening. Verzoeker, een asielzoeker, had tegen het besluit van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid beroep ingesteld, omdat zijn asielaanvraag niet in behandeling was genomen. Dit gebeurde op grond van de stelling dat Italië verantwoordelijk was voor de behandeling van zijn aanvraag, conform de Dublinverordening. Verzoeker verzocht de voorzieningenrechter om een voorlopige voorziening, omdat hij vreesde dat hij voor de behandeling van zijn beroep al aan Italië zou worden overgedragen.
De voorzieningenrechter oordeelde dat er sprake was van onverwijlde spoed, aangezien de asielaanvraag niet binnen de gestelde overdrachtstermijn kon worden behandeld. De rechter vond dat het belang van verzoeker om aanwezig te zijn bij de behandeling van zijn beroep zwaarder woog dan het belang van de staatssecretaris om verzoeker eerder over te dragen. Daarom werd het verzoek om een voorlopige voorziening toegewezen, wat betekende dat het bestreden besluit werd geschorst en verzoeker de behandeling van zijn beroep in Nederland mocht afwachten.
Daarnaast werd de staatssecretaris veroordeeld in de proceskosten van verzoeker, die op € 759,- werden vastgesteld. De uitspraak is gedaan door mr. E.F. Bethlehem, in aanwezigheid van mr. N.H. de Zeeuw, en is openbaar gemaakt op www.rechtspraak.nl. Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.