ECLI:NL:RBDHA:2022:10431
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing mvv voor Turkse onderdaan en terugkeerbesluit
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 29 augustus 2022 uitspraak gedaan in een geschil tussen een Turkse onderdaan, eiser, en de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder. Eiser had een aanvraag voor een verblijfsvergunning regulier ingediend, die in 2020 werd afgewezen omdat hij geen geldige machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) voor 'arbeid als zelfstandige' kon overleggen. Eiser verblijft sindsdien onrechtmatig in Nederland. Op 18 november 2021 heeft de vreemdelingenpolitie vastgesteld dat eiser nog steeds in Nederland verblijft en arbeid verricht, wat leidde tot het opleggen van een terugkeerbesluit met een vrijwillige vertrektermijn van 28 dagen. Eiser heeft hiertegen beroep ingesteld, stellende dat het terugkeerbesluit in strijd is met de standstill-bepaling en het evenredigheidsbeginsel.
De rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard. De rechtbank oordeelde dat eiser geen geslaagd beroep kan doen op de standstill-bepaling, omdat hij op het moment van het opleggen van het terugkeerbesluit geen nieuwe aanvraag voor verblijf als zelfstandig ondernemer had ingediend. De rechtbank benadrukte dat de standstill-bepaling alleen van toepassing is als er een aantoonbaar voornemen is om als zelfstandig ondernemer in Nederland te werken. Daarnaast oordeelde de rechtbank dat verweerder voldoende onderzoek had gedaan en alle belangen van eiser had meegewogen in de belangenafweging. Eiser had onvoldoende onderbouwd waarom een langere vertrektermijn dan 28 dagen gerechtvaardigd zou zijn.
De rechtbank concludeerde dat het beroep ongegrond is en dat verweerder geen proceskosten hoeft te vergoeden. De uitspraak is gedaan door mr. M.D. Gunster, rechter, en is openbaar gemaakt op 29 augustus 2022.