Overwegingen
1. Eiser stelt van Liberiaanse nationaliteit te zijn en te zijn geboren op [geboortedag] 2002 . Zijn religie is moslim en zijn etniciteit Mandingo. Omdat zijn ouders zijn overleden groeide eiser op bij zijn oom en tante in de wijk [adres] in de plaats [woonplaats] in Bomi county. Eiser had het moeilijk thuis: hij werd door zijn oom en tante mishandeld en hij kreeg thuis niet altijd eten. Eiser leerde een vriendin kennen ( [naam] ), die christen was en die eiser met heel veel dingen hielp, zo zorgde zij onder meer voor medicijnen en eten voor eiser. Toen [naam] 17 jaar werd in april 2019 organiseerde zij een feestje en nodigde ze ook eiser uit, ondanks het verschil in religie. Op het feest werd er iets in het eten van eiser gedaan zodat hij werd gedrogeerd. Eiser werd de volgende ochtend wakker zonder kleren aan in het bed van [naam] , die eiser seksueel had misbruikt. Bij thuiskomst werd eiser twee dagen lang mishandeld door zijn oom en tante omdat hij de afwas niet had gedaan en niet thuis had overnacht. Enkele weken later vertelde [naam] tegen eiser dat ze zwanger was en dat ze de zwangerschap wilde beëindigen omdat ze niet wilde dat haar vader er achter zou komen. Twee dagen later kwamen er familieleden van [naam] naar eisers huis. Zij vertelden dat [naam] was overleden nadat ze had geprobeerd om de zwangerschap te beëindigen. Omdat eiser degene was die haar zwanger heeft gemaakt werd eiser verantwoordelijk gehouden voor de dood van [naam] en moest eiser ook worden gedood. Toen eiser zijn oom tegen de familieleden van [naam] hoorde zeggen dat eiser aan hen zou worden overhandigd vluchtte eiser uit de woning naar zijn vriend [naam] . Van [naam] hoorde eiser dat familieleden van [naam] op zoek waren naar hem om hem te doden, waaronder de vader van [naam] ( [naam] ), die werkzaam was bij de CID, een eenheid die zich bezighoudt met het opsporen van criminele activiteiten. Eiser hoorde ook dat zijn oom was gearresteerd en dat de familie van [naam] naar de politie was gestapt en aangifte heeft gedaan en dat hij ook werd gezocht door politie en door militairen. Omdat de situatie te ernstig was mocht eiser niet meer verblijven bij [naam] en vertrok hij in mei 2019 naar Monrovia. Daar hield hij zich schuil en verdiende hij wat geld met het lossen van ladingen en poetsen van schoenen. Uiteindelijk ontfermde een man ( [naam] ) zich over eiser. Op 20 augustus 2019 nam [naam] eiser mee op reis. Per vliegtuig en trein kwamen zij op een plek waar ze werden opgehaald door een blanke man ( [naam] ). Eiser verbleef een tijdje in de woning van [naam] , maar die wilde eiser seksueel misbruiken. Eiser zag kans te ontkomen aan [naam] en meldde zich op 18 september 2019 bij de Nederlandse autoriteiten voor asiel.
2. Eiser heeft op 9 januari 2020 getracht aangifte te doen van mensenhandel, maar heeft na de intake hiervan afgezien omdat het te belastend voor hem was. Verweerder heeft wel de signalen van mensenhandel doorgegeven aan de politie. In het dossier is een uitnodiging om te worden gehoord als slachtoffer van mensenhandel toegevoegd. In de zienswijze is vermeld dat dit gehoor ook heeft plaatsgevonden op 6 mei 2021, maar volgens het bestreden besluit is dit gesprek afgebroken omdat eiser onwel is geworden. Op 12 juli 2021 was wederom een gesprek gepland, maar dit gesprek is niet doorgegaan omdat er geen tolk beschikbaar was. Uiteindelijk heeft eiser aangifte gedaan van mensenhandel op 20 oktober 2021.
3. Deze aangifte mensenhandel is door verweerder aangemerkt als een aanvraag voor een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd, ontvangen op 26 oktober 2021, en omdat er een strafrechtelijk onderzoek is opgestart is die aanvraag ingewilligd bij besluit van 3 november 2021, geldig van 26 oktober 2021 tot 26 oktober 2022. Bij besluit van 25 januari 2022 is deze vergunning ingetrokken met ingang van 28 oktober 2021 omdat de officier van justitie heeft besloten de zaak voortijdig te beëindigen. Gemachtigde heeft op vragen van de rechtbank aangegeven een rechtsmiddel te hebben aangewend tegen het besluit van 25 januari 2022.
4. Bij brief van 28 februari 2022 heeft verweerder voorlopig uitstel van vertrek verleend in afwachting van het gereedkomen van een BMA-advies.
Bij besluit van 2 juni 2022 heeft verweerder bepaald dat eiser niet in aanmerking komt voor uitstel van vertrek op grond van artikel 64 Vw. Aan dit besluit ligt een BMA-advies van 23 mei 2022 ten grondslag. Gemachtigde heeft op vragen van de rechtbank aangegeven geen rechtsmiddel te hebben aangewend tegen het besluit van 2 juni 2022.
5. Volgens verweerder bevat het asielrelaas van eiser de volgende relevante elementen:
- Identiteit, nationaliteit en herkomst;
- Problemen vanwege het contact met [naam] ;
6. Verweerder acht de gestelde identiteit, nationaliteit en herkomst van eiser geloofwaardig. De verklaringen van eiser over zijn problemen vanwege het contact met [naam] acht verweerder ongeloofwaardig. Verweerder concludeert daarom dat de asielaanvraag moet worden afgewezen als ongegrond op grond van artikel 31, eerste lid, van de Vw 2000 Eiser komt volgens verweerder evenmin in aanmerking voor een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd. In het besluit is vermeld dat eiser Nederland, het grondgebied van de EU, EER en Zwitserland binnen vier weken moet verlaten. In het terugkeerbesluit is geen land van bestemming vermeld.
7. De rechtbank heeft vastgesteld dat het dossier meerdere besluiten bevat die door verweerder als terugkeerbesluit zijn aangemerkt en dat er nog meerdere procedures aanhangig zijn. De rechtbank heeft tevens vastgesteld en dit voorgehouden en besproken ter zitting dat verweerder in strijd met het arrest TQ, dat is gewezen op 14 januari 2021 (ECLI:EU:C:2021:9) en dus vijf maanden voordat het bestreden besluit is genomen, geen onderzoek naar adequate opvang voor eiser heeft verricht maar desondanks wel een terugkeerbesluit heeft genomen. Verweerder heeft op vragen van de rechtbank aangegeven dat alle terugkeerbesluiten zijn ingetrokken, althans door de rechtbank als ingetrokken kunnen worden beschouwd en ten tijde van de voortgezette behandeling van het beroep op eiser geen vertrekplicht rust.
8. Eiser heeft in beroep aangevoerd dat ten onrechte door verweerder niet als relevant element is aangemerkt dat eiser vanwege zijn etnische afkomst is gediscrimineerd. Eiser heeft immers in zijn correcties en aanvullingen aangegeven als Mandingo problemen te hebben gehad. Eiser werd onder andere uitgescholden.|
Deze beroepsgrond slaagt niet. Aan eiser is in het nader gehoor blijkens pagina 5 expliciet gevraagd, welke vraag nog nader is uitgelegd door verweerder, of eiser problemen heeft ondervonden omdat hij Mandingo is. Eiser heeft hierop heel duidelijk ‘nee’ geantwoord en desgevraagd ook nog gezegd dat hij de aanvulling op de vraag goed heeft begrepen en dat hij het snapt. In de correcties en aanvullingen is – zonder deugdelijke verklaring voor deze correctie/aanvulling – gesteld dat eiser wel vanwege zijn afkomst Mandingo problemen heeft gehad, bestaande uit op school uitgescholden en uitgelachen worden. Verweerder mag onder deze omstandigheden uitgaan van de door eiser zelf afgelegde verklaringen bij het vaststellen van de relevante elementen. De rechtbank overweegt voorts dat ook indien verweerder van deze correcties en aanvullingen dient uit te gaan, deze verklaringen niet als discriminatie in de zin van het Vluchtelingenverdrag kunnen worden aangemerkt en daarom ook niet als element hoeven te worden geduid.
9. Eiser heeft in het eerste gehoor in eerste instantie gezegd dat hij de tolk niet goed kan begrijpen en dat de tolk met een accent spreekt dat niet in eisers gebied voorkomt. Eiser heeft in dat gehoor vervolgens ook verklaard dat hij de tolk goed kan verstaan en begrijpen in het Konyanka, dat hij met de tolk het gesprek wil voeren en dat hij en zijn voogd het zullen aangeven als de communicatie tussen hem en de tolk niet goed verloopt. Aan het eind van het eerste gehoor heeft eiser ook nog aangegeven dat hij de tolk goed heeft kunnen begrijpen en goed heeft kunnen verstaan en dat hij geen op- of aanmerkingen heeft over de (werkwijze van de) tolk. In het nader gehoor heeft eiser ook verklaard dat hij de tolk goed verstaat (en heeft verstaan) en hem ook begrijpt. De tolk is geen zogenoemde “register-tolk” omdat er voor de IND geen registertolk beschikbaar is in het Konyanka-dialect. Eiser heeft in beroep niet concreet aangegeven waar hij op baseert dat er problemen met de “vertaling” zijn geweest.
Gelet op deze omstandigheden volgt de rechtbank eiser niet in zijn stelling dat problemen met de tolk van invloed zijn geweest op de wijze waarop de verklaringen van eiser over zijn asielrelaas zijn opgetekend en als gevolg waarvan verweerder niet zou mogen uitgaan van die verklaringen.
10. Eiser is het voorts niet eens met de geloofwaardigheidsbeoordeling die verweerder heeft verricht en heeft gewezen op zijn jonge leeftijd, zijn psychische problemen en het tijdsverloop tussen de gebeurtenissen en de gehoren. Eiser heeft aangevoerd dat verweerder hiermee rekening moet houden.
11. De rechtbank overweegt dat eiser terecht aanvoert dat verweerder rekening moet houden met zijn persoonlijke omstandigheden zoals onder meer zijn leeftijd, psychische problemen en het tijdsverloop sinds de gebeurtenissen ten gevolge waarvan hij stelt te zijn gevlucht. Eiser heeft echter niet geconcretiseerd en gemotiveerd dat zijn verklaringen ongeloofwaardig zijn geacht omdat verweerder dit onvoldoende zou hebben gedaan, maar heeft volstaan met het benoemen van dit algemene uitgangspunt. Ook is niet onderbouwd dat eiser vanwege zijn persoonlijke omstandigheden niet in staat kan worden geacht om
op hoofdlijnenconsistent en zonder voortdurend tegenstrijdig te verklaren zijn relaas naar voren kan brengen. Verweerder heeft het gehoor overeenkomstig het FMMU-rapport ingericht en er mee ingestemd om een deel van het gehoor schriftelijk te doen vanwege de psychische problemen van eiser. Verweerder heeft het relaas op hoofdlijnen beoordeeld en het asielmotief integraal ongeloofwaardig geacht. Eiser heeft niet gesteld of inzichtelijk gemaakt dat de bij geloofwaardigheidsbeoordeling niet van de op hoofdlijnen afgelegde verklaringen mag worden uitgegaan. Eiser heeft ook niet gesteld dat hij in weerwil van het FMMU-advies in het geheel niet gehoord had kunnen worden. Eiser heeft het FMMU-advies niet betwist en evenmin medische informatie overgelegd die betrekking heeft op zijn capaciteiten om te kunnen verklaren. Eiser heeft dus volstaan met het enkele wijzen op de algemene werkwijze van verweerder bij het verrichten van een integrale geloofwaardigheidsbeoordeling. De rechtbank heeft kennisgenomen van de medische informatie die wel is overgelegd en heeft geconstateerd dat eiser zich niet heeft weten staande te houden bij de behandeling van het beroep ter zitting. Gelet echter de ontoereikende (onderbouwing van de) beroepsgrond en het niet met medische stukken in weerwil van het FMMU-advies relateren van medische informatie aan het al dan niet kunnen verklaren ten rijde van het gehoor overweegt de rechtbank dat verweerder het gehoor zorgvuldig genoeg heeft ingericht en ook mag uitgaan van de door eiser afgelegde verklaringen.
12. Verweerder heeft het asielrelaas integraal ongeloofwaardig geacht en ter motivering hiervan meerdere tegenstrijdigheden benoemd en meerdere verklaringen als summier of bevreemdingwekkend gekwalificeerd.
13. De rechtbank stelt vast dat verweerder in het (in het bestreden besluit ingelaste) voornemen -onder meer- de navolgende aspecten van het relaas van eiser heeft beoordeeld en op grond daarvan concludeert dat het relaas ongeloofwaardig is:
- De verklaringen van eiser over zijn problemen vanwege het contact met [naam] zijn ongeloofwaardig omdat niemand van de vriendschap af wist en dat mensen niet wisten wat er verder tussen hem en [naam] speelde en dat familieleden van [naam] niet bekend waren met hun relatie. Daarom valt niet te rijmen dat eiser wel weet dat familieleden van [naam] hem niet wilden zien en dat het in ieder geval mensen waren die eiser niet mochten en dat hij niet met [naam] mocht omgaan.
- Daarom valt ook niet in te zien dat eiser werd uitgenodigd voor het verjaardagsfeest van [naam] én dat hij daar ook naar toe ging. Te meer nu eiser zegt bang te zijn voor de mensen bij haar thuis, die hem niet zagen zitten. Terwijl eiser ook heeft verklaard niet te weten wie de mensen waren op het feest van [naam] .
- Niet valt in te zien waarom [naam] eiser zou drogeren op nota bene haar eigen verjaardagsfeest. Er waren voor haar bekende mensen in huis, onduidelijk is waarom [naam] eiser in haar huis zou laten slapen, te meer nu niemand mocht weten dat zij elkaar zagen. Niet valt in te zien dat [naam] uit het niets seks met eiser wilde nu zij daar nooit eerder over hadden gesproken.
- Dat eiser geen nadere vragen heeft gesteld aan [naam] (ook niet later) nadat hij wakker werd en zij zei dat hij seks heeft gehad met haar en genoegen neemt met het antwoord van [naam] (“sorry”), is bevreemdingwekkend. Als een dergelijk ingrijpende gebeurtenis zou hebben plaatsgevonden is het uiterst bevreemdend dat hierover geen vragen meer zijn gesteld door eiser of dat hij hierover nog heeft nagedacht.
- Het is opmerkelijk dat eiser bij de algemene vraag over seksueel misbruik antwoordt met ‘nee’ en dit later corrigeert bij de correcties en aanvullingen;
- Daarom worden opvolgende gebeurtenissen ook niet geloofd, maar ook op hun eigen merites acht verweerder die gebeurtenissen ongeloofwaardig:
- Het is onduidelijk hoe de familieleden van [naam] zouden weten dat [naam] zwanger was, dat eiser de vader het ongeboren kind zou zijn én dat [naam] zou zijn overleden doordat zij heeft geprobeerd de zwangerschap te beëindigen. Het enige dat eiser vertelt is dat een van de vriendinnen van [naam] tegen de ouders van [naam] zou hebben verteld dat eiser aanwezig was die dag en zodoende zouden zij op zoek zijn gegaan naar de woning van eiser. Dat eiser aanwezig was op het feest maakt nog niet dat hij de vader is van het ongeboren kind;
- Eiser heeft voor zijn vertrek uit Liberia nog aantal maanden gewerkt en daarbij is hij niet lastig gevallen. Dit rijmt niet met de verklaring dat hij gezocht zou worden en daardoor problemen zou ondervinden.
In het bestreden besluit heeft verweerder onder meer de navolgende tegenwerpingen benoemd:
- Aangaande de ‘soort’ relatie die eiser met [naam] had wordt hem het voordeel van de twijfel gegeven, maar niet ten aanzien van de verklaringen omtrent de ouders van [naam]
- Het valt niet te rijmen dat de ouders van [naam] enerzijds niet van zijn bestaan af wisten, terwijl eiser anderzijds stelt dat ze hem vanwege zijn etniciteit niet mochten. Om iemand vanwege zijn etniciteit niet te mogen moet je weten wat de etniciteit van diegene is waarvoor je iemand logischerwijs moet kennen. Dit blijft tegenstrijdig.
- Niet valt in te zien waarom eiser bang zou zijn voor mensen die hij niet kent en zich geen zorgen maakt over de vraag of ze hem zien zitten. Nog immer is niet duidelijk waarom andere mensen op het feest erachter zouden komen dat eiser de islam aanhangt, maar vooral waar eiser op baseert dat het bekend zou worden dat hij moslim is, enkel omdat hij naar een feest van [naam] gaat. Dit blijft ongerijmd.
- Uit de aanvullingen en correcties blijkt niet dat [naam] heeft aangegeven dat ze eiser heeft gedrogeerd. De vraag blijft bestaan waarop eiser baseert dat hij gedrogeerd is door [naam] aangezien uit zijn verklaringen niet blijkt dat [naam] hierover ook maar iets tegen hem heeft gezegd en hij tevens buiten bewustzijn was.
- Het klopt dat eiser de vraag naar seksueel misbruik heeft gecorrigeerd in de correcties en aanvullingen, maar dit is wel zeer opmerkelijk omdat dit gestelde seksuele misbruik de kern van zijn asielrelaas betreft;
- Eiser heeft dan wel aan [naam] gevraagd wat er aan de hand was, maar het vervolg blijft bevreemdingwekkend, namelijk dat eiser blijkbaar genoegen nam met het antwoord en ook later geen vragen heeft gesteld over het gestelde incident. Zeker nu eiser zelf buiten bewustzijn is geweest zou het voor de hand liggen dat hij wilde weten wat er (met hem) is gebeurd. De enkele verklaring dat hij bang was voor de ouders van [naam] en zijn oom en tante verklaren niet waarom hij op een later moment (toen hij [naam] weer zag) geen vragen heeft gesteld over wat er is gebeurd.
- Eiser heeft eerst verklaard dat hij thuis was op het moment dat de ouders van [naam] kwamen, namelijk op de wc en dat hij via de achterdeur is gevlucht. In de zienswijze komt hij met totaal andere verklaring, namelijk dat hij bij [naam] ondergedoken zat toen de ouders van [naam] bij het huis van eiser langskwamen. Daarbij komt de vraag waarom eiser ondergedoken zou moeten zitten als er nog geen aanleiding was om onder te duiken. Dit zijn wisselende verklaringen;
- Ook komt eiser met een andere verklaring op de vraag hoe ouders van [naam] zouden weten dat eiser de persoon is van wie zij zwanger zou zijn, namelijk dat [naam] zelf in het ziekenhuis tegen haar ouders zou hebben gezegd dat zij zwanger is van eiser. Deze nieuwe verklaring is allereerst volledig gebaseerd op aannames en via-via vernomen. Terwijl eiser eerder heeft verklaard dat een van de vriendinnen van [naam] tegen haar ouders zou hebben gezegd dat eiser aanwezig was op het feestje. Dit is een wisselende verklaring;
- Nog immer valt niet in te zien dat eiser probleemloos in Monrovia heeft kunnen leven ondanks dat hij zich schuil hield. Onbekend is welke voorzorgsmaatregelen eiser heeft genomen om niet gevonden te worden in Monrovia. Al schoenenpoetser kom je in aanraking met andere mensen en als de vader van [naam] het op hem gemunt had, zou hij hem ook in Monrovia kunnen vinden.
14. Eiser heeft al deze tegenwerpingen betwist door -in de kern- eenvoudigweg te stellen dat géén sprake is van tegenstrijdigheden, vaagheden en ongerijmde verklaringen. Dit is echter onvoldoende om al deze tegenwerpingen gemotiveerd te betwisten en de geloofwaardigheidsbeoordeling aan te tasten. De rechtbank betrekt hierbij dat de gronden in wezen een herhaling vormen van de strekking van de argumenten in de zienswijze en dat verweerder op al deze argumenten gemotiveerd is ingegaan in het bestreden besluit. Eiser heeft tot slot in dit verband gesteld dat verweerder onvoldoende gemotiveerd voorbijgegaan is aan WI 2014//10, maar nu deze beroepsgrond in het geheel niet is toegelicht kan deze grond reeds hierom niet slagen. De door verweerder verrichte geloofwaardigheidsbeoordeling houdt daarom in rechte stand.
15. De beroepsgrond over een verblijfsvergunning “regulier mensenhandel” zal de rechtbank onbesproken laten omdat inmiddels hierover een separate procedure aanhangig is.
16. Ten tijde van het besluit waren er geen medische stukken van een recente medische behandeling voorhanden om te rechtvaardigen dat toepassing zou worden gegeven artikel 64 Vw. Eiser heeft nadien actuele medische informatie over zijn medische behandeling in verband met zijn klachten van PTSS en een depressieve stoornis met suïcidale gedachten overgelegd zoals het patiëntdossier, de medische stukken die gevoegd zijn bij de gronden van 10 september 2021 en de medische stukken die gevoegd zijn bij de gronden van 14 februari 2022. In deze laatste stukken wordt de behandeling van eiser beschreven en het belang daarvan en de ernst van de klachten. Deze stukken zijn afkomstig van psycholoog Rothkrans , GZ-psycholoog/psychotherapeut BIG Gunther , psychiater/psychotherapeut Moonen en SPV-gezinsbehandelaar Winten , van Youz, onderdeel van Parnassia Groep.
Verweerder heeft in deze stukken aanleiding gezien om BMA een advies te laten uitbrengen over de vraag of eiser vanwege zijn gezondheidstoestand kan reizen en of uitzetting naar het land van herkomst leidt tot een medische noodsituatie.
Bij brief van 28 februari 2022 heeft verweerder voorlopig uitstel van vertrek verleend in afwachting van het gereedkomen van een BMA-advies.
Bij besluit van 2 juni 2022 heeft verweerder bepaald dat eiser niet in aanmerking komt voor uitstel van vertrek op grond van artikel 64 van de Vw. Aan dit besluit ligt een BMA-advies van 23 mei 2022 ten grondslag. Gemachtigde heeft op vragen van de rechtbank aangegeven geen rechtsmiddel tegen het besluit van 2 juni 2022 te hebben aangewend omdat “volgens vaste rechtspraak een BMA-advies heeft te gelden als een deskundigenbericht en verweerder hiervan mag uitgaan”. Zoals uitgesproken ter zitting acht de rechtbank deze proceskeuze onbegrijpelijk.
17. In dit BMA-advies is onder meer het navolgende overwogen:
(…)
Om de vraagstelling in uw nota te beantwoorden heb ik gebruik gemaakt van de door u meegezonden stukken en, voor zover van toepassing, de medische stukken die door de vreemdeling zijn opgevraagd bij zijn of haar behandelaar(s). Het gaat daarbij om de volgende documenten:
1. Het formulier 'Bijlage Toestemmingsverklaring medische gegevens en behoeve van de arts/behandelaars GGZ Youz te Maastricht d.d. 9 maart 2022.
2. Compleet patientdossier d.d. 2 augustus 2021; als bijlage 3 bij brief gemachtigde d.d. 11 augustus 2021.
3. Diverse schrijven van het Traumacentrum jeugd Limburg: email d.d. 18 augustus 2021 van ). Reinink , ambulant behandelaar; brief d.d. 17 augustus 2021 van klinisch psycholoog E. Feron-Florisse en J. Reinink ; uitnodigingen voor gesprekken bij transmuraal werker en bij psychiater; als bijlagen bij brief gemachtigde d.d. 10 september 2021.
4. Brief van M. Rothkrans , psycholoog, M. Gunther , gz-psycholoog, A. Winten , sociaal psychiatrisch verpleegkundige, en A. Moonen , psychiater, allen werkzaam bij GGZ Youz te Maastricht, d.d. 14 februari 2022, gericht aan gemachtigde.
Betrokkene heeft zijn of haar medisch behandelaar(s) door middel van een toestemmingsverklaring gemachtigd om aan mij medische informatie te verstrekken.
Ik heb vervolgens informatie opgevraagd bij en ontvangen van:
M. Rothkrans , psycholoog, M. Gunther , gz-psycholoog,
A. Winten , sociaal psychiatrisch verpleegkundige, en A. Moonen ,
psychiater, allen werkzaam bij GGZ Youz te Maastricht, d.d. 14 april 2022.
Op basis van de medische informatie die door de behandelaars over de toegepaste therapie is verstrekt, ben ik van oordeel dat het niet noodzakelijk is om betrokkene op te roepen voor een spreekuuronderzoek, of om nader specialistisch onderzoek te laten verrichten.
(…)
I b. Zo ja, wat is de aard van de klachten? Kunt u hierbij een samenvatting geven van de meest belangrijke klachten en/of diagnostiek?
Er blijken klachten te bestaan van angst, paniek en machteloosheid vanuit onzekerheid over de verblijfstatus. Er is overleg geweest met de spoedeisende psychiatrie, dit heeft niet tot behandeling daar geleid. Tot op heden geen pogingen tot zelfdoding, gedwongen opnames of gedwongen behandelingen.
Verder klachten als sombere stemming, interesseverlies, verminderd plezier, nachtmerries, dissociatieve reacties (verlies van contact met hier en nu), psychomotore agitatie
(prikkelbaarheid) en verlies van controle over zijn boosheid. Ook slaapproblemen, doodsgedachten, hoofdpijn en concentratieproblemen. Als diagnosen worden genoemd: PTSS (posttraumatische stressstoornis), dysthymie (chronische depressie) en depressieve stoornis. In verleden NET (narritieve exposure therapy) welke stopte vanwege redenen van
behandelaar (verlof). Voor voortzetting op wachtlijst gezet.
Inmiddels start traumagerichte therapie niet, men schat in dat er een te hoog risico op zelfdoding ontstaat bij een dergelijke behandeling. Er zijn regelmatig gedachten aan zelfdoding, men situeert dit aan de laatste zitting. Client roept hulp in, met name in de nacht, in geval hij deze gedachten heeft.
2a. Staat betrokkene voor de onder 1b. genoemde klachten onder actieve medische behandeling of wordt medische behandeling binnenkort gestart?
Ja
2b. Zo ja, wat is de aard van deze behandeling, door wie wordt deze behandeling gegeven en is de behandeling van tijdelijke of van blijvende aard?
Therapie:
ambulante psychologische begeleiding en outreachende behandeling psychiater vanwege medicamenteuze behandeling
Medicatie :
A. quetiapinei verbetering slaapkwaliteit, off label PTSS
B. topiramaati off label PTSS
C. sertralinei verbetering stemming, tevens werking angst
2c. Voor zover de behandeling van tijdelijke aard is, kunt u op basis van de huidige medische inzichten aangeven wanneer de behandeling zal zijn afgerond?
Hier werd geen uitspraak over gedaan.
A/s er een traumagerichte behandeling start kan deze wel tot 2 jaar duren.
Kunt u aangeven wat in de huidige situatie de te verwachten medische gevolgen zullen zijn bij uitblijven van de onder 2b.genoemde behandeling?
Zonder medicatie zal client slechter slapen, meer klachten hebben van de nachtmerries en zonder sertraline kan zijn stemming verder dalen, waardoor hij minder actief kan worden (volgt nu nog onderwijs). De gevolgen van slechter slapen zijn moeheid, prikkelbaarheid, zich nog minder kunnen concentreren. Zijn gedrag kan geremd worden door de toename van de stemmingsstoornis. Er kunnen meer angst- en paniekklachten komen. Echter het is niet te voorspellen wat er precies gaat gebeuren omdat de psychische gesteldheid van meer en ook niet medische factoren afhankelijk is. Dit wordt bij client al geïllustreerd door de genoemde klachten in relatie tot de onzekerheid van verblijf en de zitting.
Zal, gelet op de huidige medische inzichten, het uitblijven van de onder 2b. genoemde behandeling leiden tot een medische noodsituatie op korte termijn?
Bij uitblijven van de genoemde behandeling verwacht ik geen medische noodsituatie op korte termijn, omdat tot op heden er geen levensbedreigende symptomen zijn, noch wordt er
beschreven dat er een toestand ontstaat waarin gedwongen behandeling noodzakelijk wordt geacht op grond van psychiatrische symptomen. Er zijn geen aanwijzingen van zelfdestructief gedrag vanuit het verloop tot nog toe, ook zijn erin de periode dat client niet behandeld werd, noch in de periode dat hij moest wachten op voortzetting van de behandeling (tussen de NET en de huidige behandeling) symptomen beschreven op grond
waarvan verwacht kan worden dat hij zonder behandeling in een levensbedreigende situatie komt.
Als betrokkene gaat reizen, gebeurt dit in de regel per vliegtuig, trein, auto of boot.
5a. Kan betrokkene reizen, met bovengenoemde vervoersmiddelen'?
Nee, tenzij fysieke overdracht
5b. Als reisvoorwaarden nodig zijn, kunt u hierbij aangeven welke
medische reisvoorwaarden bij de reis noodzakelijk zijn
— direct na de reis.
Ik heb wel aanwijzingen dat enige medische voorziening door anderen (derden) noodzakelijk is, namelijk: vanwege leeftijd en vanwege de beschreven angst in relatie tot de procedure wordt begeleiding door een psychiatrisch verpleegkundige noodzakelijk geacht. Module psychiatrische medicatie aan boord. Medicatie in beheer bij de meereizende verpleegkundige. Vanwege de beschreven toename van gedachten aan zelfdoding adviseer ik bij aankomst een beoordeling door een psychiater of door een arts die bekend is met psychiatrische ziektebeelden, opdat indien nodig medische zorg ingezet kan worden.
Aanbevolen wordt dat betrokkene een schriftelijke overdracht van de medische gegevens meeneemt (zoals bijvoorbeeld een ingevuld Europees Medisch Paspoort). Ook wordt aanbevolen om de medicatie te continueren tijdens de reis en voldoende medicatie mee te nemen om de periode van de reis te overbruggen.
5c. Als u de medische reisvoorwaarde van fysieke overdracht aan een medische instelling c.q. behandelaar voorschrijft, kunt u aangeven voor welke behandeling de fysieke overdracht noodzakelijk is?
Psychiater
Een voorbeeld van een naam van een instelling waar deze behandeling mogelijk is betreft/betreffen de volgende instelling(en): E. S. Grant Mental Health Hospital, Du Port Read te Monrovia.
(…)
18. Uit bovengenoemde passages blijkt onder meer dat eiser kampt met PTSS en dat traumagerichte therapie niet start omdat er -kort gezegd- een te hoog risico op suïcide ontstaat bij een dergelijke behandeling.
Vervolgens heeft BMA de vraag zoals die in het medisch advies wordt gesteld en die op grond van vaste rechtspraak bepalend is of uitstel van vertrek wordt verleend beantwoord of “
gelet op de huidige medische inzichten, het uitblijven van de onder 2b. genoemde behandeling zal leiden tot een medische noodsituatie op korte termijn?”
19. De rechtbank overweegt dat het BMA-advies en de daarop gebaseerde beslissing dat aan eiser geen uitstel van vertrek op medische gronden wordt verleend in de onderhavige procedure niet ter toetsing voorligt. Omdat gemachtigden van eiser niet zijn opgekomen tegen het besluit van 2 juni 2022 kan dit BMA-advies inhoudelijk niet door de rechter worden getoetst. De rechtbank heeft dit ter zitting besproken en gewezen op de prejudiciële vragen die de rechtbank, deze zittingsplaats, op 4 februari 2021 heeft gesteld over medische uitzettingsbeletselen (ECLI:NL:RBDHA:2021:800). De AG heeft op 9 juni 2022 zijn conclusie genomen (ECLI:EU:C:2022:451) en als het Hof dit (niet bindende) advies van de AG volgt zal het beoordelingskader van medische uitzettingsbeletselen aanzienlijk moeten wijzigen. Verweerder heeft in reactie hierop aangegeven dat het eiser altijd vrij staat om een nieuwe aanvraag om uitstel van vertrek in te dienen. 20. Ter zitting is door de rechtbank besproken en door verweerder erkend dat het besluit niet in overeenstemming is met het arrest van het Hof van Justitie van 14 januari 2021 in de zaak TQ (ECLI:EU:C:2021:9).
Verweerder heeft immers in eerste instantie een terugkeerbesluit als onderdeel van de meeromvattende afwijzende beschikking genomen zonder voorafgaand aan het nemen van dit terugkeerbesluit onderzoek te doen naar de aanwezigheid en beschikbaarheid van opvang die
voor eiserals adequaat is aan te merken. Dit terugkeerbesluit is vervolgens ingetrokken, terwijl de afwijzing van de asielaanvraag is gehandhaafd. Verweerder heeft tot en met het voortgezette onderzoek ter zitting geen enkele handeling verricht om te onderzoeken of voor eiser adequate opvang beschikbaar en toegankelijk is.
21. De rechtbank, deze zittingsplaats, heeft op 15 maart 2021 uitspraak gedaan na beantwoording door de prejudiciële vragen door het Hof in TQ (ECLI:NL:RBDHA:2021:2376). De rechtbank heeft in die uitspraak zelf voorzien omdat uit beantwoording van Kamervragen door de staatssecretaris en de proceshouding van verweerder ter zitting duidelijk werd dat nog geen uitvoering zou worden gegeven aan het arrest, maar dat zou worden afgewacht of en hoe hieraan uitvoering zou moeten worden gegeven volgens de Afdeling (rechtsoverweging 83-86). De lidstaten zijn echter verplicht het Unierecht ten uitvoer te leggen en zijn daarbij gebonden aan de uitleg van het Unierecht zoals die door het Hof gegeven wordt in de beantwoording van de prejudiciële vragen. Indien het Hof op 14 januari 2021 deze gevraagde uitleg geeft en daaruit blijkt dat de Nederlandse rechtspraktijk gedurende aanzienlijke tijd evident in strijd is met het Unierecht gaat het niet aan om te wachten op een oordeel van de hoogste nationale rechter, maar dient regelgeving en beleid aanstonds in overeenstemming met het Unierecht te worden gebracht. Deze verplichting geldt des te meer en is urgenter indien de uitleg betrekking heeft op het belang van het kind en de procedure reeds een zeer aanzienlijk tijdsverloop kent doordat het verzoek om internationale bescherming op 30 juni 2017 is ingediend. Omdat verweerder uitdrukkelijk te kennen had gegeven vooralsnog geen uitvoering te geven aan het arrest van het Hof heeft de rechtbank zich bevoegd en ook verplicht geacht om zelf te voorzien en daarmee de uitleg van het Unierecht toe te passen in de procedure die tot het stellen van de prejudiciële vragen heeft geleid. 22. De Afdeling heeft op 8 juni 2022 bovenstaande uitspraak van de rechtbank, deze zittingsplaats, vernietigd voor zover de rechtbank zelf heeft voorzien en heeft de uitspraak overigens bevestigd met verbetering van de gronden (ECLI:NL:RVS:2022:1530, JV 2022/140 met annotatie C.A.F.M. Grütters, AB2022/272 met annotatie M.A.K. Klaassen, A&MR 2022-8 Uitspraak Uitgelicht, S.G. Kok) De Afdeling heeft in deze uitspraak aangegeven welke handelingen verweerder moet verrichten om in een procedure als de onderhavige -alsnog- in overeenstemming met TQ te handelen.
De rechtbank zal verweerder in de gelegenheid stellen om indachtig het arrest van het Hof in TQ en de wijze waarop verweerder op grond van bovengenoemde uitspraak van de Afdeling aan dit arrest dient te voldoen in een nadere reactie aan te geven hoe hij hieraan invulling gaat geven.
23. De rechtbank wenst concreet van verweerder te vernemen welke onderzoekshandelingen hij gaat verrichten, hoeveel tijd hij daarvoor denkt nodig te hebben en waarop deze inschatting is gebaseerd. De rechtbank overweegt reeds nu dat het niet zal volstaan om te verwijzen naar “een algemene termijn” die verweerder steeds in procedures als de onderhavige wenst te verkrijgen. Het onderzoek naar adequate opvang zoals bedoeld in TQ moet worden toegespitst op de individuele rechtszoekende en de concrete feiten en omstandigheden en vereist dus maatwerk. Een algemene termijn die bij wijze van “blanco volmacht” wordt toegekend verhoudt zich niet met het verrichten van maatwerk waarbij bovendien heeft te gelden dat het belang van het kind uiterste voortvarendheid vereist en zeker in procedures waarin het tijdsverloop langer dan gebruikelijk is omdat het onderzoek naar adequate opvang eerst kan plaatsvinden nadat het asielrelaas is beoordeeld en van een meeromvattende beschikking geen sprake is.
24. De rechtbank wijst er hierbij op dat eiser heeft verklaard dat zijn beide ouders zijn overleden, dat hij bij zijn oom en tante woonde maar hierbij sprake was van mishandeling en, zoals de rechtbank de verklaringen van eiser op dit punt kwalificeert, sprake was van verwaarlozing. Eiser heeft bovendien gewezen op het Algemeen Ambtsbericht Liberia van 3 oktober 2008 waarin op pagina 39 is vermeld wat de algemene (on)mogelijkheden van opvang zijn.
25. De rechtbank zal een tussenuitspraak doen om zo in staat te zijn regie te voeren op de handelingen die verweerder zal gaan verrichten en het tijdsbestek dat hiermee gemoeid zal zijn te kunnen beoordelen. De rechtbank zal ook, indien verweerder na zijn te verrichten onderzoek besluit dat in Liberia adequate opvang voor niet begeleide minderjarigen bestaat, beoordelen of deze opvang voldoet aan de eisen aan “adequate opvang” zoals het Hof dat in TQ heeft uitgelegd en deze opvang
voor eiserals adequaat viel/valt aan te merken.
26. Verweerder zal daarbij moeten aangeven dat en hoe hij “het belang van het kind” en dus het belang van eiser heeft vastgesteld. Verweerder zal in procedures als de onderhavige het belang van het kind moeten onderzoeken en expliciet moeten vaststellen en wellicht moeten overgaan tot de inschakeling van een deskundige indien hijzelf niet over voldoende expertise beschikt en zich te laten adviseren of in de voorliggende concrete procedure sprake is van “adequate opvang”. Dit impliceert dat het niet volstaat om een algemene wijze van opvang in een land van herkomst als “adequaat” aan te merken omdat iedere minderjarige eigen specifieke opvangbehoeften zal hebben die verweerder dus grondig moet (laten) onderzoeken en (laten) vaststellen.
27. De rechtbank, deze zittingsplaats, heeft op 22 oktober 2021 prejudiciële vragen gesteld over onder meer het belang van het kind (ECLI:NL:RBDHA:2021:11524), bij het Hof geregistreerd onder C-646/21). In de derde vraag heeft de rechtbank het Hof gevraagd of een nationale rechtspraktijk waarin een beslisautoriteit bij het beoordelen van een verzoek om internationale bescherming het belang van het kind weegt zonder dit belang van het kind eerst (in elke procedure) concreet vast te (laten) stellen verenigbaar is met het Unierecht. De rechtbank heeft ter motivering van die vraag onder meer gewezen op het Verdrag Inzake de Rechten van het Kind en het Comité voor de Rechten van het Kind (rechtsoverwegingen 45-52). De rechtbank acht het echter, gelet op de aanzienlijke duur van deze procedure, de forse medische problematiek van eiser en de omstandigheid dat het Hof nog geen informatie heeft verschaft over de voortgang van de verwijzingsprocedure, niet in het belang van eiser om beantwoording van de vragen af te wachten. 28. De rechtbank merkt ook op reeds nu op dat indien tot verblijfsaanvaarding en vergunningverlening zal worden overgegaan, verweerder zich rekenschap zal moeten geven van
de aard van het verblijfsrecht.Ook uit het mogelijk te verlenen verblijfsrecht moet blijken dat verweerder zich rekenschap heeft gegeven van “het belang van het kind”. In het geval verweerder zich op het standpunt zal stellen dat eiser een “niet meewerkende houding” heeft aangenomen omdat zijn asielrelaas ongeloofwaardig is bevonden en hij, indien geen adequate opvang voor eiser in Liberia bestaat, desondanks niet tot verblijfsaanvaarding overgaat, zal verweerder dit nader en deugdelijk moeten motiveren. De rechtbank zal ook een dergelijke motivering beoordelen bij het doen van een einduitspraak.
29. Verweerder heeft ter zitting, op vragen van de rechtbank, aangegeven dat thans in zijn algemeenheid wordt onderzocht hoe dergelijk onderzoek naar de aanwezigheid en beschikbaarheid van adequate opvang in derdelanden kan plaatsvinden. Op vragen van de rechtbank heeft verweerder ook aangegeven dat wellicht zal worden overwogen dat in al die thans aanhangige procedures waar afwijzingen van asielaanvragen hebben plaatsgevonden die tevens als terugkeerbesluit zijn aangemerkt maar geen onderzoek naar adequate opvang heeft plaatsgevonden of de beslissingen waar het terugkeerbesluit is ingetrokken maar (nog) geen onderzoek heeft plaatsgevonden, wordt afgezien van het alsnog verrichten van onderzoek naar adequate opvang en een verblijfsrecht wordt gegeven.
Het staat verweerder vanzelfsprekend vrij om in alle procedures die thans aanhangig zijn af te zien van het verrichten van onderzoek naar adequate opvang en tot verblijfsaanvaarding vanaf datum asielaanvraag over te gaan om te voorkomen dat de rechtzoekenden nog langer in onzekerheid verkeren. Het kan echter niet zo zijn dat eiser, in afwachting van een mogelijke algemene beslissing, langer moet wachten op de beslissing in zijn procedure. De rechtbank zal daarom een termijn van vier weken bepalen waarin verweerder in de gelegenheid is om te voldoen aan de opdracht van de rechtbank.
30. De rechtbank overweegt tot slot en geheel ten overvloede het navolgende.
31. Verweerder is beide keren ter zitting verschenen en zal net als de griffier en de voorzitter hebben waargenomen dat eiser bij de eerste behandeling onwel is geworden en de rechtbank medische hulp heeft moeten inschakelen en de eerste behandeling daarom na 10 minuten is gestaakt. Verweerder heeft ook waargenomen dat bij de voortzetting van de behandeling eiser wederom is verkrampt en in paniek is geraakt op zodanige wijze dat de rechtbank het onderzoek ter zitting wederom heeft moeten onderbreken. Het Openbaar Ministerie heeft op 28 oktober 2021 een sepotbeslissing genomen en dus beslist de aangifte mensenhandel van eiser niet verder te zullen onderzoeken. Eiser heeft aan zijn asielrelaas niet ten grondslag gelegd dat hij slachtoffer is van mensenhandel. Eiser heeft evenwel verklaard over de wijze waarop hij Liberia is uitgereisd, heeft “een zeden-relaas” naar voren gebracht en heeft forse medische problematiek. Verweerder heeft de sepotbeslissing niet aan het dossier toegevoegd, maar het is niet ondenkbeeldig dat het sepot is gebaseerd op het ontbreken van rechtsmacht omdat de mogelijke dader niet woonachtig is in Nederland en/of de mogelijke strafbare feiten niet in Nederland zijn gepleegd. Het asielrelaas dat eiser naar voren heeft gebracht is, zoals de rechtbank ook heeft besproken ter zitting, buitengewoon onwaarschijnlijk voor zover eiser stelt dat hij in gedrogeerde en bewusteloze toestand een kind zou hebben verwekt. Al deze omstandigheden tezamen bezien sluiten naar het oordeel van de rechtbank niet uit dat eiser op enig moment voor zijn komst naar Nederland slachtoffer is geworden van ernstig zeden-gerelateerd geweld. Indien het Openbaar Ministerie geen rechtsmacht heeft en/of eiser geen aanknopingspunten kan bieden voor vervolging betekent dit dat eiser nimmer als slachtoffer zal worden (h)erkend. Dit betekent niet alleen dat eiser hieraan geen verblijfsrechten kan ontlenen, maar ook dat eiser geen passende hulp en zorg zal krijgen terwijl de autoriteiten op grond van Verdragsrecht en het Unierecht gehouden zijn deze zorg te bieden. Gelet op het -niet betwiste- BMA-advies waaruit blijkt dat eiser zodanig ernstige PTSS heeft dat uit angst voor een suïcide risico niet tot behandeling wordt overgegaan en gelet op voorgaande overwegingen geeft de rechtbank verweerder mee te overwegen of hij wil volharden in de afwijzing van verblijfsaanvaarding. Uit het dossier, de gebeurtenissen ter zitting en de toelichting die de begeleidster van eiser heeft gegeven is helder dat eiser zichzelf in Nederland niet zelfstandig kan staandehouden maar is aangewezen op een netwerk van volwassenen om “overeind te blijven”. Verweerder heeft het asielrelaas ongeloofwaardig mogen achten en zich formeel mogen verweren tegen de andere verzoeken om verblijfsaanvaarding. Ook indien alle besluiten in alle procedures uiteindelijk juridisch juist zouden blijken te zijn, zou het naar het oordeel van de rechtbank wenselijk zijn, zeker nu verweerder uitdraagt invulling te willen geven aan “de menselijke maat in het vreemdelingenrecht”, om zich ervan te vergwissen of berust kan worden in verblijfsaanvaarding omdat eenvoudigweg niet onaannemelijk is dat de gevolgen voor eiser na terugkeer naar zijn land van herkomst buitengewoon ernstig kunnen zijn. Eiser heeft verklaard geen volwassen familieleden te hebben tot wie hij zich kan wenden. Het is ongewis of eiser de begeleiding van vrijwilligers die hij thans ontvangt zal kunnen verkrijgen in Liberia. Ook indien verweerder mocht concluderen dat sprake is van adequate opvang en daarom niet tot verblijfsaanvaarding hoeft te worden overgegaan of een mogelijk te verlenen verblijfsrecht na bereiken van meerderjarigheid is beëindigd, is niet onvoorzienbaar welke gevolgen terugkeer voor eiser zal hebben als het gaat om het basale in staat zijn om te overleven. De rechtbank geeft verweerder daarom sterk in overweging om zich niet alleen van de juridische merites van de onderhavige procedures rekenschap te geven, maar ook van de persoon van eiser zoals die uit de medische stukken blijkt en zoals waargenomen ter zitting en zich bewust te zijn van de (on)mogelijkheden van eiser om zich in Liberia als jongvolwassene zelfstandig staande te houden en in wezen in staat te zijn om te overleven.
32. Verweerder wordt in de gelegenheid gesteld om te voldoen aan de opdracht van de rechtbank. Het staat verweerder vanzelfsprekend ook vrij om onderzoek zoals bedoeld in TQ achterwege te laten en onverwijld tot verblijfsaanvaarding over te gaan en het bestreden besluit in te trekken. Indien verweerder zal voldoen aan de tussenuitspraak zal de rechtbank partijen informeren over de verdere voortgang van de procedure. Indien verweerder aangeeft niet te kunnen of zullen voldoen aan de opdracht van de rechtbank zal de rechtbank overgaan tot het doen van een einduitspraak.
33. Iedere verdere beslissing zal worden aangehouden.