ECLI:NL:RBDHA:2022:10438
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek voorlopige voorziening asielaanvraag
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 6 oktober 2022 uitspraak gedaan in het kader van een verzoek om een voorlopige voorziening met betrekking tot een asielaanvraag. De verzoeker, vertegenwoordigd door zijn gemachtigde mr. C.W.M. van Breda, had beroep ingesteld tegen een besluit van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, dat de asielaanvraag van verzoeker in de algemene procedure buiten behandeling had gesteld. Dit besluit was genomen op 27 juli 2022.
De zitting vond plaats op 22 september 2022, maar verzoeker en zijn gemachtigde waren niet verschenen, terwijl de staatssecretaris zich wel had laten vertegenwoordigen. De voorzieningenrechter heeft in zijn overwegingen aangegeven dat er op dezelfde dag een uitspraak is gedaan in een andere zaak (NL22.14893) die verband houdt met het beroep van verzoeker. Aangezien er inmiddels een uitspraak is gedaan op het beroep, is er geen noodzaak meer voor een voorlopige voorziening.
Daarom heeft de voorzieningenrechter het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen. Tevens is er geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door mr. E.F. Bethlehem, in aanwezigheid van griffier mr. W. van Loon, en is openbaar gemaakt via een geanonimiseerde publicatie op de website van de rechtspraak. Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.