ECLI:NL:RBDHA:2022:10439

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
6 oktober 2022
Publicatiedatum
12 oktober 2022
Zaaknummer
NL22.14893
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Asielaanvraag buiten behandeling gesteld wegens niet verschijnen bij gehoor en vertrek met onbekende bestemming

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 6 oktober 2022 uitspraak gedaan in een asielprocedure. Eiser, een Algerijnse nationaliteit, had op 12 maart 2022 een asielaanvraag ingediend. Bij besluit van 27 juli 2022 heeft de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid de asielaanvraag buiten behandeling gesteld, omdat eiser niet was verschenen bij het nader gehoor en met onbekende bestemming was vertrokken. Eiser heeft hiertegen beroep ingesteld, maar is niet verschenen op de zitting op 22 september 2022. De rechtbank heeft overwogen dat eiser procesbelang heeft, ondanks zijn vertrek, omdat hij zich in strafrechtelijke detentie bevindt.

De rechtbank heeft verder vastgesteld dat de beroepsgronden van eiser te laat zijn ingediend, maar heeft deze termijnoverschrijding verschoonbaar geacht. Eiser voerde aan dat hij niet in staat was om te verschijnen vanwege psychische problemen en onvoorziene omstandigheden, maar de rechtbank oordeelde dat verweerder niet tekort was geschoten in zijn zorgplicht. Eiser had de mogelijkheid om tijdig contact op te nemen met de autoriteiten, maar heeft dit nagelaten.

De rechtbank concludeert dat de staatssecretaris de asielaanvraag terecht buiten behandeling heeft gesteld en dat het terugkeerbesluit, de vertrektermijn en het inreisverbod rechtmatig zijn. Het beroep van eiser is ongegrond verklaard. De uitspraak is openbaar gemaakt en er is een rechtsmiddel tegen deze uitspraak mogelijk binnen een week na bekendmaking.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL22.14893

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam], eiser

V-nummer: [nummer]
(gemachtigde: mr. M. Drenth),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. C.W.M. van Breda).

ProcesverloopBij besluit van 27 juli 2022 (het bestreden besluit) heeft verweerder de asielaanvraag van eiser in de algemene procedure buiten behandeling gesteld.

Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
De rechtbank heeft het beroep, tezamen met de zaak NL22.14894, op 22 september 2022 op zitting behandeld. Eiser en zijn gemachtigde zijn, met voorafgaand bericht, niet verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. Eiser stelt te zijn geboren op [geboortedatum] en de Algerijnse nationaliteit te hebben. Op 12 maart 2022 heeft hij een asielaanvraag ingediend in Nederland.
2. Bij het bestreden besluit is de asielaanvraag op grond van artikel 30c, eerste lid, aanhef en onder b en c, van de Vw [1] buiten behandeling gesteld. Verweerder heeft overwogen dat eiser niet is verschenen bij het nader gehoor zonder daarvoor een reden op te geven. Eiser is in het voornemen in de gelegenheid gesteld om uiterlijk op 27 juli 2022 aan te tonen dat het niet verschijnen bij het gehoor niet aan hem toe te rekenen is, maar hij heeft van deze gelegenheid geen gebruik gemaakt en geen zienswijze ingediend. Verder is uit informatie van het COa [2] gebleken dat eiser op 12 juli 2022 met onbekende bestemming is vertrokken. Eiser heeft binnen de door verweerder gegeven termijn hierover geen contact opgenomen met de bevoegde autoriteiten.
3. Eiser voert tegen het bestreden besluit het volgende aan. Eiser was niet in staat om gehoor te geven aan de oproepen van verweerder, omdat hij met psychische problemen kampte en er sprake was van onvoorziene omstandigheden. Verweerder heeft zich onvoldoende ingespannen om eiser in de gelegenheid te stellen om zijn asielrelaas naar voren te brengen. Dat verweerder navraag heeft gedaan bij eisers gemachtigde is niet voldoende. Verweerder had ook bij instanties zoals het COa en Vluchtelingenwerk navraag moeten doen over eiser. Verder heeft verweerder ten onrechte een vertrektermijn onthouden en een inreisverbod uitgevaardigd. Het inreisverbod en het terugkeerbesluit zijn in strijd met artikel 3 van het EVRM, [3] nu eiser ernstig gevaar loopt in Algerije.
De rechtbank oordeelt als volgt.
Procesbelang
4. De rechtbank ziet zich allereerst voor de - ambtshalve te beantwoorden - vraag gesteld of in deze zaak sprake is van procesbelang nu gemeld is dat eiser op 12 juli 2022 met onbekende bestemming is vertrokken.
5. Gebleken is dat eiser zich momenteel bevindt in strafrechtelijke detentie en dat zijn verblijfplaats om die reden bekend is. De rechtbank is daarom van oordeel dat eiser procesbelang heeft bij de behandeling van zijn beroep.
Termijnoverschrijding
6. De rechtbank ziet zich daarnaast voor de - eveneens ambtshalve te beantwoorden -vraag gesteld of het beroep ontvankelijk is nu de beroepsgronden één dag te laat zijn ingediend. De beroepsgronden zijn namelijk op 11 augustus 2022 ingediend, terwijl uit de brief van de rechtbank van 3 augustus 2022, geüpload in het digitale dossier om 15:24 uur, blijkt dat de beroepsgronden uiterlijk op 10 augustus 2022 konden worden ingediend.
7. Eiser heeft erop gewezen dat de rechtbank op 3 augustus 2022 om 15:16 uur een herstelverzuimbrief heeft geüpload in het digitale dossier waarin staat dat de gronden van beroep uiterlijk op 11 augustus 2022 konden worden ingediend. Per abuis heeft de gemachtigde van eiser geen acht geslagen op de correctie van deze termijn die de rechtbank diezelfde dag om 15:24 uur heeft geüpload.
8. Gelet op de in de eerste brief van 3 augustus 2022 genoemde herstelverzuimtermijn en de onduidelijkheid die daardoor heeft kunnen ontstaan over de uiterlijke datum voor het indienen van de beroepsgronden acht de rechtbank de termijnoverschrijding verschoonbaar.
Buitenbehandelingstelling
9. Uit artikel 30c, eerste lid, aanhef en onder b, van de Vw volgt dat een asielaanvraag buiten behandeling kan worden gesteld, indien de vreemdeling niet is verschenen bij een gehoor en hij niet binnen een termijn van twee weken heeft aangetoond dat dit niet aan hem is toe te rekenen.
Uit artikel 30c, eerste lid, aanhef en onder c, van de Vw volgt dat een asielaanvraag buiten behandeling kan worden gesteld, indien de vreemdeling is verdwenen of zonder toestemming van Onze Minister is vertrokken en hierover toerekenbaar niet binnen een termijn van twee weken contact heeft opgenomen met de bevoegde autoriteiten.
10. Eiser wordt niet gevolgd in zijn stelling dat verweerder ten onrechte geen navraag over zijn situatie heeft gedaan bij instanties zoals het COa en Vluchtelingenwerk. Het lag immers op de weg van eiser om tijdig contact op te nemen met de bevoegde autoriteiten over het niet verschijnen bij het gehoor en zijn vertrek met onbekende bestemming.
11. Verweerder heeft de aanvraag terecht buiten behandeling gesteld. Niet in geschil is dat eiser niet is verschenen bij het nader gehoor en met onbekende bestemming was vertrokken. Voorts heeft eiser niet tijdig, voor 27 juli 2022, aangetoond dat het niet verschijnen bij het gehoor niet aan hem toe te rekenen is en dat aan hem niet toegerekend kan worden dat hij niet binnen twee weken contact heeft opgenomen met de bevoegde autoriteiten. Eisers stelling in beroep dat hij destijds kampte met psychische problemen en dat er sprake was van onvoorziene omstandigheden is niet onderbouwd en kan daarom al niet leiden tot een andere conclusie.
Terugkeerbesluit, vertrektermijn en inreisverbod
12. Het bovenstaande brengt met zich dat verweerder terecht een terugkeerbesluit heeft uitgevaardigd. Verweerder heeft kunnen overwegen dat de handelswijze van eiser aanleiding geeft om aan te nemen dat het terugkeerbesluit kan worden genomen zonder schending van het beginsel van non-refoulement. De enkele, niet onderbouwde stelling van eiser in beroep dat hij ernstig gevaar loopt in Algerije leidt niet tot een ander oordeel.
13. Verweerder heeft zich niet ten onrechte op het standpunt gesteld dat het risico bestaat dat eiser zich aan het toezicht zal onttrekken en heeft daarom op grond van artikel 62, tweede lid en onder a, van de Vw een vertrektermijn kunnen onthouden. Omdat verweerder een vertrektermijn heeft kunnen onthouden, heeft verweerder terecht een inreisverbod uitgevaardigd op grond van artikel 66a, eerste lid en onder a, van de Vw.
Conclusie
14. Het beroep is ongegrond.
15. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. E.F. Bethlehem, rechter, in aanwezigheid van mr.W. van Loon, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking.

Voetnoten

1.Vreemdelingenwet 2000.
2.Centraal Orgaan opvang asielzoekers.
3.Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en fundamentele vrijheden.