ECLI:NL:RBDHA:2022:10545

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
28 september 2022
Publicatiedatum
13 oktober 2022
Zaaknummer
AWB-21_7902
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Inzageverzoek persoonsgegevens en procesbelang in bestuursrechtelijke procedure

In deze zaak heeft eiser, wonende in [woonplaats], een verzoek ingediend om inzage in zijn persoonsgegevens die door het Zorg- en Veiligheidshuis Haaglanden zijn verwerkt. Dit verzoek werd door het college van burgemeester en wethouders van Den Haag, verweerder in deze procedure, ingewilligd met een overzicht van de verwerkte persoonsgegevens. Eiser was echter niet tevreden met de inhoud van dit overzicht en maakte bezwaar tegen de melding die in het overzicht stond vermeld. Verweerder verklaarde het bezwaar van eiser niet-ontvankelijk, omdat eiser geen gronden had aangevoerd die betrekking hadden op het primaire besluit.

De rechtbank heeft in deze procedure geoordeeld dat eiser geen procesbelang heeft bij een inhoudelijke beoordeling van zijn beroep. Eiser heeft immers de inzage gekregen waar hij om heeft gevraagd en heeft geen argumenten aangedragen waarom deze inzage onvoldoende zou zijn. De rechtbank concludeert dat eiser met zijn beroep niet in een betere positie kan komen, aangezien zijn verzoek enkel betrekking had op inzage in zijn persoonsgegevens en niet op de inhoud van de melding aan het Zorg- en Veiligheidshuis.

Daarom heeft de rechtbank het beroep van eiser niet-ontvankelijk verklaard. Dit betekent dat de rechtbank niet zal ingaan op de vraag of het bezwaar van eiser terecht niet-ontvankelijk is verklaard. Eiser krijgt geen griffierecht terug en ook geen vergoeding van proceskosten. De uitspraak is gedaan door mr. D. Biever, rechter, en is openbaar uitgesproken op 28 september 2022.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 21/7902

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 28 september 2022 in de zaak tussen

[eiser], uit [woonplaats], eiser

en

het college van burgemeester en wethouders van Den Haag, (verweerder).

Procesverloop

Bij besluit van 5 oktober 2021 (het primaire besluit) heeft verweerder beslist op het inzageverzoek van eiser en aan eiser een overzicht verstrekt van de verwerking van zijn persoonsgegevens.
Bij besluit van 6 december 2021 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiser niet-ontvankelijk verklaard.
De rechtbank heeft partijen laten weten dat zij een zitting niet nodig vindt en gevraagd of zij het daarmee eens zijn. Omdat partijen daarna niet om een zitting hebben gevraagd, heeft de rechtbank het onderzoek gesloten en de zaak niet behandeld op een zitting.

Overwegingen

Waar gaat deze zaak over?
1. Eiser heeft op 30 juni 2021 verzocht om inzage [1] in de persoonsgegevens die door het Zorg- en Veiligheidshuis Haaglanden over hem zijn verwerkt. Met het primaire besluit heeft verweerder aan eiser een overzicht verstrekt van de persoonsgegevens die over hem zijn verwerkt. Ook heeft verweerder eiser meegedeeld met welke ketenpartners de gegevens zijn uitgewisseld en op welke periode de verwerking van de persoonsgegevens betrekking heeft. Eiser heeft tegen dat besluit bezwaar gemaakt, omdat hij wil dat een melding die in het overzicht staat vermeld, wordt ingetrokken. Verweerder heeft het bezwaar kennelijk niet-ontvankelijk verklaard omdat, eiser geen gronden heeft aangevoerd die zien op het primaire besluit.
Wat vindt eiser in beroep?
2. Eiser stelt dat de melding aan het Zorg- en Veiligheidshuis onterecht is gedaan en vraagt de rechtbank de melding ongedaan te maken of dit aan verweerder op te dragen.
Wat is het oordeel van de rechtbank?
3.1.
Iemand die bezwaar of beroep instelt, moet voldoende procesbelang hebben bij een inhoudelijke beoordeling van het beroep. Procesbelang is het belang dat de indiener van een bezwaar of beroep heeft bij de uitkomst van een procedure. Daarbij gaat het erom of het doel dat de indiener voor ogen staat, met het rechtsmiddel kan worden bereikt en voor de indiener van feitelijke betekenis is. In beginsel heeft de indiener die opkomt tegen een besluit, procesbelang bij een beoordeling van zijn bezwaar of beroep, tenzij vast komt te staan dat ieder belang bij de procedure ontbreekt of is komen te vervallen. [2]
Als procesbelang ontbreekt, wordt het bezwaar of beroep niet-ontvankelijk verklaard.
3.2.
Eiser heeft verweerder gevraagd hem inzage te geven in de persoonsgegevens die het Zorg- en Veiligheidshuis Haaglanden over hem heeft verwerkt in zijn datasysteem. Verweerder heeft inzage gegeven door aan eiser een overzicht van de persoonsgegevens te geven. Eiser heeft in beroep niet aangegeven waarom hij vindt dat verweerder onvoldoende aan zijn inzagerecht tegemoet is gekomen.
3.3.
Eiser kan met een inhoudelijke beoordeling van dit beroep niet in een gunstigere positie komen ten aanzien van zijn inzagerecht op grond van de AVG. Hij heeft tenslotte de inzage gekregen waar hij om heeft gevraagd en heeft daartegen geen gronden gericht. Dat betekent dat eiser geen procesbelang heeft.
3.4.
Van enig ander procesbelang is de rechtbank niet gebleken. Dat eiser het niet eens is met de melding die over hem aan het Zorg- en Veiligheidshuis Haaglanden is gedaan en hij wil dat de melding wordt verwijderd, brengt daar geen verandering in. Dat valt buiten de omvang van het geding. Eiser heeft met zijn verzoek immers alleen gevraagd om inzage in zijn persoonsgegevens.

Conclusie en gevolgen

4. Het beroep is niet-ontvankelijk. Dit betekent dat de rechtbank niet zal beoordelen of verweerder eisers bezwaar terecht niet-ontvankelijk heeft verklaard. Eiser krijgt daarom het griffierecht niet terug. Hij krijgt ook geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. D. Biever, rechter, in aanwezigheid van Y.E. de Loos, griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 28 september 2022.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Op grond van artikel 15, eerste lid, van de Algemene verordening gegevensbescherming (AVG)
2.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 31 augustus 2022, ECLI:NL:RVS:2022:2531.