ECLI:NL:RBDHA:2022:10545
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Inzageverzoek persoonsgegevens en procesbelang in bestuursrechtelijke procedure
In deze zaak heeft eiser, wonende in [woonplaats], een verzoek ingediend om inzage in zijn persoonsgegevens die door het Zorg- en Veiligheidshuis Haaglanden zijn verwerkt. Dit verzoek werd door het college van burgemeester en wethouders van Den Haag, verweerder in deze procedure, ingewilligd met een overzicht van de verwerkte persoonsgegevens. Eiser was echter niet tevreden met de inhoud van dit overzicht en maakte bezwaar tegen de melding die in het overzicht stond vermeld. Verweerder verklaarde het bezwaar van eiser niet-ontvankelijk, omdat eiser geen gronden had aangevoerd die betrekking hadden op het primaire besluit.
De rechtbank heeft in deze procedure geoordeeld dat eiser geen procesbelang heeft bij een inhoudelijke beoordeling van zijn beroep. Eiser heeft immers de inzage gekregen waar hij om heeft gevraagd en heeft geen argumenten aangedragen waarom deze inzage onvoldoende zou zijn. De rechtbank concludeert dat eiser met zijn beroep niet in een betere positie kan komen, aangezien zijn verzoek enkel betrekking had op inzage in zijn persoonsgegevens en niet op de inhoud van de melding aan het Zorg- en Veiligheidshuis.
Daarom heeft de rechtbank het beroep van eiser niet-ontvankelijk verklaard. Dit betekent dat de rechtbank niet zal ingaan op de vraag of het bezwaar van eiser terecht niet-ontvankelijk is verklaard. Eiser krijgt geen griffierecht terug en ook geen vergoeding van proceskosten. De uitspraak is gedaan door mr. D. Biever, rechter, en is openbaar uitgesproken op 28 september 2022.