ECLI:NL:RBDHA:2022:1056
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek voorlopige voorziening asielaanvraag
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 9 februari 2022 uitspraak gedaan in een verzoek om voorlopige voorziening in het kader van een asielaanvraag. Verzoekster, vertegenwoordigd door haar gemachtigde mr. A. Greve-Kortrijk, had beroep ingesteld tegen een besluit van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, die haar asielaanvraag op 23 augustus 2021 had afgewezen als kennelijk ongegrond. De voorzieningenrechter heeft het verzoek om een voorlopige voorziening behandeld op 1 november 2021, samen met een andere zaak (NL21.13700) in Breda, waar beide partijen zich lieten vertegenwoordigen door hun gemachtigden.
De voorzieningenrechter heeft in zijn overwegingen aangegeven dat de uitspraak in de andere zaak, NL21.13700, van invloed is op het verzoek om voorlopige voorziening. Aangezien in die zaak al een uitspraak is gedaan, heeft de voorzieningenrechter het verzoek om voorlopige voorziening afgewezen. Tevens is er geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door mr. A.C.J. van Dooijeweert, in aanwezigheid van griffier mr. N.H. de Zeeuw, en is openbaar gemaakt via een geanonimiseerde publicatie op de website van de rechtspraak. Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.