ECLI:NL:RBDHA:2022:10572

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
10 oktober 2022
Publicatiedatum
14 oktober 2022
Zaaknummer
NL22.19648
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • B.F.Th. de Roos
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bewaring en voortduren van de maatregel in het bestuursrecht met betrekking tot vreemdelingen

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 10 oktober 2022 uitspraak gedaan in een beroep tegen de maatregel van bewaring die aan eiser, een Nigeriaanse nationaliteit hebbende persoon, was opgelegd door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. De maatregel van bewaring was opgelegd op 12 augustus 2022 op grond van artikel 59, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vreemdelingenwet 2000. Eiser heeft beroep ingesteld tegen het voortduren van deze maatregel en verzocht om schadevergoeding. De rechtbank heeft besloten dat een onderzoek ter zitting niet nodig was en heeft het onderzoek op 5 oktober 2022 gesloten.

De rechtbank overweegt dat de maatregel van bewaring eerder is getoetst en rechtmatig is bevonden tot het moment van het sluiten van het eerdere onderzoek. De rechtbank heeft vastgesteld dat er geen nieuwe feiten zijn die de rechtmatigheid van de maatregel in twijfel trekken. Eiser heeft psychische klachten en heeft een suïcidepoging ondernomen, maar de rechtbank oordeelt dat deze omstandigheden niet leiden tot de conclusie dat hij niet kan worden uitgezet of dat de maatregel onrechtmatig is. Eiser heeft ook een aanvraag ingediend voor uitstel van vertrek en er loopt een hoger beroep tegen de uitspraak in zijn asielprocedure, maar deze zaken kunnen niet worden ingeroepen om de maatregel van bewaring onrechtmatig te achten.

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en wijst het verzoek om schadevergoeding af. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. Deze uitspraak is gedaan door mr. B.F.Th. de Roos, rechter, in aanwezigheid van mr. A.S. Hamans, griffier, en is openbaar gemaakt op www.rechtspraak.nl.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL22.19648

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam], eiser

V-nummer: [nummer]
(gemachtigde: mr. P.W. Bakkum),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder.

Procesverloop

Verweerder heeft op 12 augustus 2022 aan eiser de maatregel van bewaring opgelegd op grond van artikel 59, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw). Deze maatregel duurt nog voort.
Eiser heeft beroep ingesteld tegen het voortduren van de maatregel van bewaring. Daarbij heeft hij verzocht om schadevergoeding.
Verweerder heeft voortgangsgegevens overgelegd.
Eiser heeft daarop gereageerd.
De rechtbank heeft bepaald dat een onderzoek ter zitting achterwege blijft en het onderzoek op 5 oktober 2022 gesloten.

Overwegingen

1. Eiser is geboren op [geboortedatum] en heeft de Nigeriaanse nationaliteit.
2. Indien de rechtbank van oordeel is dat de toepassing of tenuitvoerlegging van de maatregel van bewaring in strijd is met de Vw dan wel bij afweging van alle daarbij betrokken belangen in redelijkheid niet gerechtvaardigd is, verklaart zij op grond van artikel 96, derde lid, van de Vw het beroep gegrond en beveelt zij de opheffing van de maatregel of een wijziging van de wijze van tenuitvoerlegging daarvan.
3. De rechtbank stelt voorop dat zij deze maatregel van bewaring al eerder heeft getoetst. Uit de uitspraak van deze rechtbank en zittingsplaats van 25 augustus 2022, ECLI:NL:RBDHA:2022:8666, volgt dat de maatregel van bewaring tot het moment van het sluiten van het onderzoek dat aan die uitspraak ten grondslag ligt, rechtmatig was. Daarom staat nu, voor zover dat in beroep wordt aangevochten, alleen ter beoordeling of sinds het moment van het sluiten van dat onderzoek de maatregel van bewaring rechtmatig is.
4. Eiser voert aan dat hij psychische klachten heeft en dat hij een suïcidepoging heeft ondernomen. Uit de voortgangsrapportage blijkt dat zijn psycholoog aan verweerder heeft geadviseerd om hem nog niet op de hoogte te brengen van het bevestigen van zijn nationaliteit door de Nigeriaanse vertegenwoordiging. Volgens eiser is hij vanwege zijn gezondheidssituatie niet uitzetbaar, zodat er geen concreet zicht op uitzetting binnen een redelijke termijn naar Nigeria bestaat. Ook stelt eiser dat het gezien zijn persoonlijke omstandigheden in de rede ligt dat verweerder een lichter middel toepast, te weten plaatsing in een vrijheidsbeperkende opvanglocatie (VBL).
5. In de voornoemde uitspraak van 25 augustus 2022 heeft de rechtbank al onderkend dat eiser op 13 augustus 2022 een suïcidepoging heeft ondernomen en dat hij een antipsychoticum en een kalmeringsmiddel gebruikt. De rechtbank heeft de maatregel van bewaring echter niet onrechtmatig geacht omdat eiser tijdens een eerder verblijf in de VBL niet heeft meegewerkt aan zijn terugkeer, omdat uit overleg met eisers psychiater geen beletsel voor het terugkeertraject bleek en omdat het personeel van het detentiecentrum te Rotterdam adequaat met eisers medische situatie kan omgaan. In wat eiser nu aanvoert, ziet de rechtbank geen aanleiding voor een ander oordeel. De omstandigheid dat eiser niet meteen is geconfronteerd met de bevestiging van zijn nationaliteit door de Nigeriaanse vertegenwoordiging maakt eens temeer duidelijk dat rekening wordt gehouden met zijn toestand. Hieruit volgt echter niet dat eiser vanwege zijn medische situatie niet in het detentiecentrum kan blijven, en ook niet dat hij niet kan worden uitgezet, en dit is ook anderszins niet aannemelijk gemaakt.
6. Verder heeft eiser erop gewezen dat hij een aanvraag heeft ingediend om verlening van uitstel van vertrek zoals bedoeld in artikel 64 van de Vw en dat er een hoger beroep loopt tegen de uitspraak van de rechtbank in zijn asielprocedure. De stelling van eiser dat hij er belang bij heeft om deze aanvraag en dit hoger beroep af te wachten, dient een plaats te krijgen in die procedures en kan dan ook niet redengevend zijn om de maatregel van bewaring onrechtmatig te achten.
7. Het beroep is ongegrond. Om die reden wordt het verzoek om schadevergoeding afgewezen.
8. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank:
 verklaart het beroep ongegrond;
 wijst het verzoek om schadevergoeding af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. B.F.Th. de Roos, rechter, in aanwezigheid van mr. A.S. Hamans, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl. Deze uitspraak is bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.