ECLI:NL:RBDHA:2022:10575
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- B.F.Th. de Roos
- Rechtspraak.nl
Toewijzing voorlopige voorziening in asielzaak met betrekking tot overdracht aan andere lidstaat
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 10 oktober 2022 uitspraak gedaan in een verzoek om voorlopige voorziening van een asielzoeker. De verzoeker had beroep ingesteld tegen een besluit van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, waarin zijn asielaanvraag niet in behandeling werd genomen. Dit besluit was genomen op grond van de Dublinverordening, die bepaalt dat een andere lidstaat verantwoordelijk is voor de behandeling van de asielaanvraag. De verzoeker verzocht de voorzieningenrechter om een voorlopige voorziening, omdat hij vreesde dat hij voor de behandeling van zijn beroep zou worden overgedragen aan de andere lidstaat.
De voorzieningenrechter oordeelde dat er sprake was van onverwijlde spoed, omdat de asielaanvraag niet binnen de overdrachtstermijn kon worden behandeld. De rechter weegt het belang van de verzoeker om aanwezig te zijn bij de behandeling van zijn beroep zwaarder dan het belang van de staatssecretaris om de verzoeker eerder over te dragen. Daarom werd het verzoek om voorlopige voorziening toegewezen, wat betekent dat het bestreden besluit werd geschorst en de verzoeker de behandeling van zijn beroep in Nederland mocht afwachten.
Daarnaast werd de staatssecretaris veroordeeld in de proceskosten van de verzoeker, die op € 759,- werden vastgesteld. De uitspraak is gedaan door mr. B.F.Th. de Roos, in aanwezigheid van griffier mr. S.C. Spruijt, en is openbaar gemaakt op de website van de Rechtspraak. Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.